W10HC5: Monoamines en depressie Flashcards

1
Q

Mono-amine theorie

A
  • reserpine (NA en 5-hT depletie) kan depressie veroorzaken
  • 5-HT concentratie is verlaagd bij de depressieve pt
  • polymorfisme in gen dat codeert voor 5-HT re-uptake eiwit is geassocieerd met depressie
  • intussen genuanceerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Noradrenaline

A
  • synthese uit tyrosine
  • receptortypen: alfa en bèta, alfa2 het belangrijkst van zorgt dat de afgifte noradrenaline en serotonine in het presynaptische gedeelte worden geremd
  • verwijdering uit de synapsspleet door reuptake, afbraak (door MAO-A en COMT) en receptorbinding: drugtargets
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Serotonine

A
  • synthese uit tryptofaan
  • afbraak door MAO-A presynaptisch
  • heel veel receptortypes: 5-HT1 tm 5-HT7
  • 5-HT1a receptor agonisten (anxiolytica, tegen angst, snelwerkend)
  • 5-HT2 receptor antagonisten (antipsychotica, antihypertensiva)
  • 5-HT3 receptor antagonisten (anti-braakmiddelen)
  • MAO-A remmers (antidepressiva)
  • re-uptake blokkers (antidepressiva)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Klassieke (tricyclische) antidepressiva (TCAs)

A

amytryptyline, nortryptyline, imipramine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Selectieve serotonine re-uptake inhibitors (SSRI’s)

A

fluoxetine, fluvoxamine, paroxetine, sertraline, citopralam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Serotonine-noradrenaline re-uptake inhibitors (SNRI’s)

A

venlafaxine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

(Presynaptische) alfa2 receptor antagonisten

A

mianserine, mirtazapine, trazodone

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

MAO-A remmers

A

tranylcypromine, moclobemide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Overige antidepressiva

A

bupropion, St. Janskruid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Volgorde arts

A
  • SSRIs (bijwerkingen vaak het mildst, hoogste kans op antidepressieve werking), daarna SNRIs
    -> na 4-6 wkn: niet goed langzaam afbouwen en daarna met een ander middel starten
    -> TCAs (werken goed, stevigere bijwerkingen)
    -> MAO-A remmers (stevige bijwerkingen, dieetaanpassingen nodig vanwege tyramine)
    -> rest zoals mirtazepine en bupropion erbij
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Werkingsmechanisme: geen serotonine tekort maar verstoorde receptorbalans

A
  • na 2-4 wkn AD: betere overdracht van signalen door verlaging van postsynaptische noradrenerge (bèta2 en alfa1) en serotonerge (5-HT2) receptoren, en mogelijk ook presynaptische serotonerge receptoren
  • bij SSRI: opname serotonine in de cel wordt hoger, maar omdat ie zichzelf remt en de signaaloverdracht geremd wordt -> geen optimale serotonine afgifte, de SSRI remt zijn eigen werking via de projecterende neuron
  • na een paar weken zorgt de grote hoeveelheid serotonine ervoor dat de receptoren op het celmembraan vd projecterende neuron gedesensitiseerd raken -> geen remming van het signaal -> meer actiepotentialen -> toename serotonine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Werkingsmechanisme: Indirect ipv direct bij klachten van depressiviteit betrokken

A
  • SSRIs induceren neurogenese in de hippocampus en in de prefrontale cortex
  • 5-HT helpt mee om positief te leren reageren op stress: brain-derived neurotrophic factor omhoog
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Glutamate (non-monoamine) theorie: Keta

A
  • werkt in op NMDA receptor
  • overstimulatie daarvan is geassocieerd met depressiviteit
  • esketamine neusspray: alleen bij pt die met andere middelen zijn uitbehandeld
  • bijwerkingen: dissociatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly