W12 HC.2 Calcium- en fosfaatstoornis Flashcards
Bij een verlaagd serum calcium neemt de bijschildklier dat waar en scheidt die PTH uit. Waar zorgt een verhoogd PTH voor?
- Stimulatie osteoclast tot meer botresorptie -> Ca2+ en PO4 komt vrij. -> Ca2+ levels worden weer normaal
- Stimuleert 1a-hydroxylase in de nier om inactief vitamine D om te zetten in actief vitamine D -> Darm neemt daardoor meer Ca2+ en PO4 op. -> Ca2+ levels worden weer normaal
- Remt 2 transporters in de nier -> meer Ca2+ reabsorptie en meer PO4 uitscheiden (in urine) -> dit compenseert voor toegenomen fosfaat door de andere processen (1 en 2)
Verdeling Calcium en Fosfaat in lichaam
Calcium: Skelet (99%), ECM (1%) -> nauwe grenzen
Fosfaat: Skelet (85%), ECM (15%) -> ruime grenzen
Fracties calcium in circulatie
- Geïoniseerd calcium (~50%)
- Eiwit gebonden (~40%), pH afhankelijk
- Gecomplexeerd calcium (~10%) b.v. citraat, sulfaat, fosfaat
Routine bloedtesten meten de 3 vormen samen. Alleen het geïoniseerde calcium is biologisch actief.
Welke hormonen zijn betrokken bij extracellulaire calciumhuishouding?
- Bijschildklierhormoon (PTH)
- Vitamine D
- Calcitonine
Nogmaals, wat zijn de effecten van PTH?
- Mobilisatie Ca en P uit skelet via stimulatie osteoclastaire botresorptie
- Verhoging renale Ca-drempel en verlaging P-drempel
- Stimulatie 1a- hydroxylase (nier)
Belangrijkste effect = constant houden serum Ca2+
Hoe neemt de PTH toe met verloop van tijd?
- Eerste minuten: meer PTH vrijmaken uit vesicles
- Eerste uren: meer PTH door meer aanmaak van PTH
- Na dagen: meer PTH door meer hyperplasie van cellen die PTH maken (grotere bijschildklieren)
Waar is PO4 voor nodig?
- Bot mineralisatie
- DNA
- Fosforylering van receptoren, eiwitten
- Energie opslag (ATP)
- Zuur-base buffer
Bevindt zich in bot, intracellulaire (veel meer dan calcium) en extracellulair
Welke hormonen zijn betrokken bij fosfaathuishouding?
- Bijschildklierhormoon (PTH)
- Vitamine D
- Fibroblast groeifactor 23
Wat doet PTH met de fosfaathuishouding?
- Remt de NaPi transporter in nier waardoor remming P reabsorptie
- Stimuleert 1-a hydroxylase waardoor verhoogde productie vitamine D
- Stimuleert osteoclastaire botresorptie via de osteoblast (stimulatie RANKL, remming OPG)
Wat doet vitamine D?
- Stimuleert calcium en fosfaat absorptie in de darm
- Stimuleert osteoclastaire botresorptie
- Stimuleert de productie van fibroblast groeifactor 23
Wat zijn de klachten bij hypofosfatemie?
- Skelet: rachitis (jeugd) osteomalacie (ouderen) met verkrommingen, botpijnen en breuken
- Spieren: spierpijn en spierzwakte (waggelgang)
- Vermoeidheid
- Dysfunctie van hart en hersenen
Bij hypocalciëmie prikken we PTH. Wat kunnen de uitkomsten betekenen qua ziektes?
- Laag PTH: hypoparathyroidisme, hypomagnesium, autosomaal dominant hypocalcium
- Normaal PTH: autosomaal dominant hypocalcium
- Hoog PTH: dan prikken we vitamine D (25(OH)D)
Vitamine D prikken =
- Laag D: Vitamine D deficiëntie
- Normaal: Dan prikken we actief vitamine D (1,25(OH)2D)
Actief vitamine D prikken=
- Laag: secundaire hyperparathyreoidie, 1a hydroxylase deficiëncy
- Normaal: pseudohypoparathyroidism, verlies van Ca2+ van circulatie
- Hoog: vitamine D resistentie
Hoe onderscheid je de vormen van hyperparathyreoïdie?
- Primaire: toegenomen PTH-afgifte op basis van primaire bijschildklierziekte
- Secundaire: toegenomen PTH-afgifte als gevolg van langdurige hypocalciemie
- Tertiaire: autonome PTH-overproductie in plaats van toegenomen PTH-afgifte in het kader van een secundaire hyperparathyreoïdie
Symptomen hypercalciemie?
Neurologisch: concentratiestoornissen, depressie, verwardheid, coma, verminderde spierkracht
Urologisch: polyurie, polydipsie, nierstenen
Cardiaal: ritmestoornissen (bradycardie, AV-block)
Gastrointestinaal: misselijkheid, braken, obstipatie, ulcus pepticum, pancreatitis
Bij hypercalciëmie prikken we PTH. Wat kunnen de uitkomsten betekenen qua ziektes?
- Hoog: primaire, tertiaire, neonatale hyperparathyroidie of lithium
- Normaal: familiaire hypercalcemie
- Laag: dan prikken we vitamine D (25(OH)D)
Vitamine D prikken =
- Hoog: vitamine D overdosis
- Laag of Normaal: Dan prikken we actief vitamine D (1,25(OH)2D)
Actief vitamine D prikken=
- Hoog: vitamine D overdosis, buiten nier 1a hydroxylase activiteit (sarcoidose, tuberculose, lymfoom)
- Laag: ostolystische bot metastase, PTH-RP producerend carcinoom, immobilisatie, thyrotoxicosis, drugs (thiazides, tamoxiten)