TT1 Flashcards
Zelftoets 1 Wat wordt bedoeld met wetenschappelijke aandacht voor de test?
a De rol van de intuïtie is belangrijk bij het oordeel over mensen.
b Inzicht in mensen wordt verkregen door gezond verstand.
c Het maakt niet uit welke instrumenten worden gebruikt om beslissingen over mensen te nemen.
d Beslissingen over mensen moeten gebaseerd zijn op empirische fundering van een test.
d
Zelftoets 3 In de periode van de 19de eeuw tot het verschijnen van de Binet-test ontstond in de psy-chiatrie de behoefte aan
a methoden om de verschillen tussen geesteszieken en de verschillende gradaties in zwak-zinnigheid te bepalen.
b methoden om de biologische oorzaken van geestesziekten en zwakzinnigheid te onderzoeken.
c methoden om motorische vaardigheden met de normgroep van niet geretardeerde personen van dezelfde leeftijdsgroep te vergelijken.
d geen van de drie bovenstaande alternatieven is juist.
a
Zelftoets 2 In welke periode begint de meer wetenschappelijke aandacht voor de test te ontstaan?
a aan het begin van de twintigste eeuw
b omstreeks 1859 toen Darwins boek The origin of species verscheen
c tussen de Eerste en Tweede Wereldoorlog
d aan het begin van de Tweede Wereldoorlog
a
Zelftoets 4 De stimulans van de experimentele psychologie op de testontwikkeling lag in de waarde die in de experimentele psychologie werd gehecht aan
a exacte beschrijving van de experimenteercondities.
b rigoureuze controle van de variabelen.
c nauwkeurige verwerking van de uitkomsten.
d alle bovenstaande alternatieven zijn juist.
d
Zelftoets 5 De experimentele psychologie was in tegenstelling tot de testontwikkelaars vooral geïn-teresseerd in
a individuele verschillen.
b generaliseerbaarheid van de wetten.
c hogere complexe cognitieve en intellectuele processen.
d geen van de drie bovenstaande alternatieven is juist.
b
Zelftoets 6 Hoe is bij Cattell de belangstelling voor individuele verschillen ontstaan?
a uit het werk van de klassieken
b uit de resultaten van onderzoek in de psychiatrie (onder andere Sequin-boardtest)
c uit het werk van Galton om resultaten te presenteren als afwijkingen van het gemiddelde
d geen van de drie bovenstaande alternatieven is juist.
c
Zelftoets 7 Aan Pearson danken wij
a de correlatiecoëfficiënt.
b het begrip rangordecorrelatie.
c multipele correlaties en factoranalyse.
d alle drie bovenstaande alternatieven zijn juist.
d
Zelftoets 8 Voor de periode-Binet werden
a groepstests gebruikt voor complexer cognitieve vaardigheden.
b tests vervaardigd voor individueel gebruik.
c hoofdzakelijk psychofysische tests gebruikt in de laboratoriumsituatie.
d geen van de drie bovenstaande alternatieven is juist.
c
Zelftoets 9 Binet gebruikte de totaalscore van de intelligentietest ter bepaling van
a het intelligentieniveau.
b profielen van de verschillende subgebieden van de intelligentie.
c de specifieke factor van intelligentie.
d voor het vaststellen van de sterkte van de samenhang tussen de specifieke en algemene factor.
a
Zelftoets 10 Spearman onderkende
a een multipele groepsstructuur, dat wil zeggen: intelligentie wordt opgevat als een complex geheel van verschillende groepsfactoren.
b in alle tests twee intelligentiefactoren, een algemene (g-)factor en een specifieke (s-) factor.
c dat met educational achievement tests achterblijvers konden worden geïdentificeerd.
d geen van de drie bovenstaande alternatieven is juist.
b
Zelftoets 11 In de periode na Binet en de Eerste Wereldoorlog werd onderzoek gedaan naar
a validiteit en voorspellend vermogen van de tests.
b het objectiveren van schoolprestaties.
c het prospectieve gedrag van het kind in nieuwe situaties om het adaptatieniveau van de intelligen-tie te bepalen.
d geen van de drie bovenstaande alternatieven is juist.
d
bzlou goed zijn als er zou staan
n de periode tussen het verschijnen van de Binet-Simon-test en de Eerste Wereldoorlog lag de nadruk op de ontwikkeling van de intelligentiemeting en de gestandaardiseerde testmethode. Deze methode had ook invloed op het objectiveren van de schoolprestaties door middel van educational achievement-tests. Echter,
Periode tussen het verschijnen van de Binet-Simon-test en de Eerste Wereldoorlog
Binet ontwikkelde samen met Simon een test om onderscheid te kunnen maken tussen luie
en incapabele kinderen. De opgaven waren sterk verbaal, maar bestreken een grote variëteit
aan problemen. Binets benadering was nieuw door de accentuering van complexe, in plaats
van eenvoudige mentale processen, door zijn bereidheid testopgaven te toetsen aan de empirie, en door het gebruik van een totaalscore voor intelligentie. Na de eerste versie van 1905
volgden herzieningen in 1908 en 1911. Bij de tweede versie werd het begrip ▌mentale leeftijd
geïntroduceerd.
n de periode tussen het verschijnen van de Binet-Simon-test en de Eerste Wereldoorlog lag de nadruk op de ontwikkeling van de intelligentiemeting en de gestandaardiseerde testmethode. Deze methode had ook invloed op het objectiveren van de schoolprestaties door middel van educational achievement-tests. Echter,
som pagina 7 zelf t
Zelftoets Terman gebruikte voor de bepaling van het intelligentieniveau de volgende berekening.
mentale leeftijd x 100
a chronologische leeftijd
chronologische leeftijd x 100
b mentale leeftijd
chronologische leeftijd x mentale leeftijd x 100
In de toets was een vraag over wat de belangrijkste bijdrage van Terman was.
iq
1 › Terman nam van Stern idee van intelligentiequotiënt over
Bij de tweede versie werd het begrip ▌mentale leeftijd
geïntroduceerd. De test werd in diverse landen overgenomen. Terman, hoogleraar aan Stanfard University, werkte aan de Amerikaanse versie van de test, die sindsdien bekend is onder
de naam ▌Stanford-Binet. Al bij de eerste versie van 1916 werd aan twee belangrijke testtechnische eisen voldaan: er werden standaardinstructies geformuleerd en er werden normen
geconstrueerd. Ook nam Terman het idee van Stern over om de mentale leeftijd te delen door
de ▌chronologische leeftijd, en dit getal te vermenigvuldigen met honderd.
het aantal individuele testbatterijen dat in
deze periode verscheen, is indrukwekkend. De belangrijkste waren de ▌Terman Merrill en de
▌WAIS en ▌WIS
Zelftoets 13 In het begin van de Eerste Wereldoorlog werden tests vooral met succes toegepast
a voor het vaststellen van persoonlijkheidseigenschappen.
b bij het bepalen van schoolvorderingen.
c bij groepsobservaties in het probleemoplossen.
d bij selectie van personeel.
d
Zelftoets 14 De Army Alpha is
a een schriftelijke test.
b een test die klassikaal kan worden afgenomen
c een test met verschillende opdrachten, zoals rekenopgaven, het aangeven van woordbetekenis enz.
d alle drie bovenstaande alternatieven zijn juist.
d
Zelftoets 15 Vanaf de Eerste Wereldoorlog liep de testontwikkeling in Amerika en Europa uiteen, doordat
a in Amerika de individuele diagnostiek populair bleef terwijl in Europa het accent lag op de kwantita-tief verwerkbare groepstests.
b in Europa de individuele diagnostiek populair bleef en in Amerika het accent lag op kwanti-tatief verwerkbare groepstests.
c in Europa het accent lag op non-verbale tests terwijl in Amerika de nadruk lag op de individuele diagnostiek.
d in Europa de nadruk lag op de individuele diagnostiek en in Amerika het accent lag op non-verbale tests
b
Zelftoets 16 Belangrijke tests die individueel kunnen worden afgenomen in de US, zijn:
a de Cattell Culture Fair Test en de Raven Progressive Matrices.
b de Wechsler Series (WATS, WISC) en de Progressive Matrices.
cTerman Merrill (Stanford-Binet) en the Wechsler-series (WATS, WISC).
d geen van de bovenstaande alternatieven is juist.
c
Zelftoets 17 Thurstone heeft in de theorievorming een sterk stimulerende invloed gehad. Volgens hem
a moeten de resultaten van een test betrouwbare scores opleveren.
b dient de relatie tussen test en criterium van tevoren te zijn aangetoond.
c dient de aandacht gericht te zijn op een kritische evaluatie van de test.
d alle drie bovengenoemde alternatieven zijn juist.
d
Zelftoets 18 De auteurs noemen drie afzonderlijke methoden met betrekking tot het testen van de persoonlijkheid. Deze drie methoden zijn:
a interview, observatie en persoonlijkheidsvragenlijsten.
b introspectie, observatie en persoonlijkheidsvragenlijsten.
c observatie, persoonlijkheidsvragenlijst en projectietests.
d observatie, persoonlijkheidsvragenlijst en biografisch-anamnestische vragenlijst.
c
Zelftoets 19 Meer dan 9.000.000 personen werden onderzocht met de Army General Classification Test (ACCT). Deze test werd
a vooral gebruikt voor de bepaling van het algemene intelligentieniveau.
b vooral gebruikt voor diagnostiek ten behoeve van mentaal geretardeerde personen
c vooral gebruikt voor selectiedoeleinden.
d geen van de drie bovengenoemde alternatieven is juist.
c
Vraag start WO1 testen vooral voor aanname personeel.
Eindtoets 1 De remmende invloed van de experimentele psychologie op de testontwikkeling is toe te schrijven aan
a rigoureuze controle van variabelen.
b introspectieve methode.
c nauwkeurige verwerking van de uitkomsten.
c
Eindtoets 2 Cattell bepleitte in 1890
a verder onderzoek naar de generaliseerbaarheid van verschillende wetten en hun onderlinge sa-menhang.
b onderzoek naar individuele verschillen.
c onderzoek via observatie en introspectie ten behoeve van individuele diagnostiek.
b