TT1 Flashcards

1
Q

Zelftoets 1 Wat wordt bedoeld met wetenschappelijke aandacht voor de test?

a De rol van de intuïtie is belangrijk bij het oordeel over mensen.
b Inzicht in mensen wordt verkregen door gezond verstand.
c Het maakt niet uit welke instrumenten worden gebruikt om beslissingen over mensen te nemen.
d Beslissingen over mensen moeten gebaseerd zijn op empirische fundering van een test.

A

d

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Zelftoets 3 In de periode van de 19de eeuw tot het verschijnen van de Binet-test ontstond in de psy-chiatrie de behoefte aan

a methoden om de verschillen tussen geesteszieken en de verschillende gradaties in zwak-zinnigheid te bepalen.
b methoden om de biologische oorzaken van geestesziekten en zwakzinnigheid te onderzoeken.
c methoden om motorische vaardigheden met de normgroep van niet geretardeerde personen van dezelfde leeftijdsgroep te vergelijken.
d geen van de drie bovenstaande alternatieven is juist.

A

a

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Zelftoets 2 In welke periode begint de meer wetenschappelijke aandacht voor de test te ontstaan?

a aan het begin van de twintigste eeuw
b omstreeks 1859 toen Darwins boek The origin of species verscheen
c tussen de Eerste en Tweede Wereldoorlog
d aan het begin van de Tweede Wereldoorlog

A

a

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Zelftoets 4 De stimulans van de experimentele psychologie op de testontwikkeling lag in de waarde die in de experimentele psychologie werd gehecht aan

a exacte beschrijving van de experimenteercondities.
b rigoureuze controle van de variabelen.
c nauwkeurige verwerking van de uitkomsten.
d alle bovenstaande alternatieven zijn juist.

A

d

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Zelftoets 5 De experimentele psychologie was in tegenstelling tot de testontwikkelaars vooral geïn-teresseerd in
a individuele verschillen.
b generaliseerbaarheid van de wetten.
c hogere complexe cognitieve en intellectuele processen.
d geen van de drie bovenstaande alternatieven is juist.

A

b

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Zelftoets 6 Hoe is bij Cattell de belangstelling voor individuele verschillen ontstaan?
a uit het werk van de klassieken
b uit de resultaten van onderzoek in de psychiatrie (onder andere Sequin-boardtest)
c uit het werk van Galton om resultaten te presenteren als afwijkingen van het gemiddelde
d geen van de drie bovenstaande alternatieven is juist.

A

c

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Zelftoets 7 Aan Pearson danken wij
a de correlatiecoëfficiënt.
b het begrip rangordecorrelatie.
c multipele correlaties en factoranalyse.
d alle drie bovenstaande alternatieven zijn juist.

A

d

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Zelftoets 8 Voor de periode-Binet werden
a groepstests gebruikt voor complexer cognitieve vaardigheden.
b tests vervaardigd voor individueel gebruik.
c hoofdzakelijk psychofysische tests gebruikt in de laboratoriumsituatie.
d geen van de drie bovenstaande alternatieven is juist.

A

c

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Zelftoets 9 Binet gebruikte de totaalscore van de intelligentietest ter bepaling van
a het intelligentieniveau.
b profielen van de verschillende subgebieden van de intelligentie.
c de specifieke factor van intelligentie.
d voor het vaststellen van de sterkte van de samenhang tussen de specifieke en algemene factor.

A

a

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Zelftoets 10 Spearman onderkende

a een multipele groepsstructuur, dat wil zeggen: intelligentie wordt opgevat als een complex geheel van verschillende groepsfactoren.
b in alle tests twee intelligentiefactoren, een algemene (g-)factor en een specifieke (s-) factor.
c dat met educational achievement tests achterblijvers konden worden geïdentificeerd.
d geen van de drie bovenstaande alternatieven is juist.

A

b

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Zelftoets 11 In de periode na Binet en de Eerste Wereldoorlog werd onderzoek gedaan naar
a validiteit en voorspellend vermogen van de tests.
b het objectiveren van schoolprestaties.
c het prospectieve gedrag van het kind in nieuwe situaties om het adaptatieniveau van de intelligen-tie te bepalen.
d geen van de drie bovenstaande alternatieven is juist.

A

d

bzlou goed zijn als er zou staan

n de periode tussen het verschijnen van de Binet-Simon-test en de Eerste Wereldoorlog lag de nadruk op de ontwikkeling van de intelligentiemeting en de gestandaardiseerde testmethode. Deze methode had ook invloed op het objectiveren van de schoolprestaties door middel van educational achievement-tests. Echter,
Periode tussen het verschijnen van de Binet-Simon-test en de Eerste Wereldoorlog
Binet ontwikkelde samen met Simon een test om onderscheid te kunnen maken tussen luie
en incapabele kinderen. De opgaven waren sterk verbaal, maar bestreken een grote variëteit
aan problemen. Binets benadering was nieuw door de accentuering van complexe, in plaats
van eenvoudige mentale processen, door zijn bereidheid testopgaven te toetsen aan de empirie, en door het gebruik van een totaalscore voor intelligentie. Na de eerste versie van 1905
volgden herzieningen in 1908 en 1911. Bij de tweede versie werd het begrip ▌mentale leeftijd
geïntroduceerd.

n de periode tussen het verschijnen van de Binet-Simon-test en de Eerste Wereldoorlog lag de nadruk op de ontwikkeling van de intelligentiemeting en de gestandaardiseerde testmethode. Deze methode had ook invloed op het objectiveren van de schoolprestaties door middel van educational achievement-tests. Echter,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

som pagina 7 zelf t

A

Zelftoets Terman gebruikte voor de bepaling van het intelligentieniveau de volgende berekening.
mentale leeftijd x 100
a chronologische leeftijd

chronologische leeftijd x 100
b mentale leeftijd

chronologische leeftijd x mentale leeftijd x 100

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

In de toets was een vraag over wat de belangrijkste bijdrage van Terman was.

A

iq

1 › Terman nam van Stern idee van intelligentiequotiënt over

Bij de tweede versie werd het begrip ▌mentale leeftijd
geïntroduceerd. De test werd in diverse landen overgenomen. Terman, hoogleraar aan Stanfard University, werkte aan de Amerikaanse versie van de test, die sindsdien bekend is onder
de naam ▌Stanford-Binet. Al bij de eerste versie van 1916 werd aan twee belangrijke testtechnische eisen voldaan: er werden standaardinstructies geformuleerd en er werden normen
geconstrueerd. Ook nam Terman het idee van Stern over om de mentale leeftijd te delen door
de ▌chronologische leeftijd, en dit getal te vermenigvuldigen met honderd.

het aantal individuele testbatterijen dat in
deze periode verscheen, is indrukwekkend. De belangrijkste waren de ▌Terman Merrill en de
▌WAIS en ▌WIS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Zelftoets 13 In het begin van de Eerste Wereldoorlog werden tests vooral met succes toegepast
a voor het vaststellen van persoonlijkheidseigenschappen.
b bij het bepalen van schoolvorderingen.
c bij groepsobservaties in het probleemoplossen.
d bij selectie van personeel.

A

d

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Zelftoets 14 De Army Alpha is
a een schriftelijke test.
b een test die klassikaal kan worden afgenomen
c een test met verschillende opdrachten, zoals rekenopgaven, het aangeven van woordbetekenis enz.
d alle drie bovenstaande alternatieven zijn juist.

A

d

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Zelftoets 15 Vanaf de Eerste Wereldoorlog liep de testontwikkeling in Amerika en Europa uiteen, doordat

a in Amerika de individuele diagnostiek populair bleef terwijl in Europa het accent lag op de kwantita-tief verwerkbare groepstests.

b in Europa de individuele diagnostiek populair bleef en in Amerika het accent lag op kwanti-tatief verwerkbare groepstests.

c in Europa het accent lag op non-verbale tests terwijl in Amerika de nadruk lag op de individuele diagnostiek.

d in Europa de nadruk lag op de individuele diagnostiek en in Amerika het accent lag op non-verbale tests

A

b

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Zelftoets 16 Belangrijke tests die individueel kunnen worden afgenomen in de US, zijn:

a de Cattell Culture Fair Test en de Raven Progressive Matrices.

b de Wechsler Series (WATS, WISC) en de Progressive Matrices.

cTerman Merrill (Stanford-Binet) en the Wechsler-series (WATS, WISC).

d geen van de bovenstaande alternatieven is juist.

A

c

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Zelftoets 17 Thurstone heeft in de theorievorming een sterk stimulerende invloed gehad. Volgens hem
a moeten de resultaten van een test betrouwbare scores opleveren.
b dient de relatie tussen test en criterium van tevoren te zijn aangetoond.
c dient de aandacht gericht te zijn op een kritische evaluatie van de test.
d alle drie bovengenoemde alternatieven zijn juist.

A

d

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Zelftoets 18 De auteurs noemen drie afzonderlijke methoden met betrekking tot het testen van de persoonlijkheid. Deze drie methoden zijn:
a interview, observatie en persoonlijkheidsvragenlijsten.
b introspectie, observatie en persoonlijkheidsvragenlijsten.
c observatie, persoonlijkheidsvragenlijst en projectietests.
d observatie, persoonlijkheidsvragenlijst en biografisch-anamnestische vragenlijst.

A

c

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Zelftoets 19 Meer dan 9.000.000 personen werden onderzocht met de Army General Classification Test (ACCT). Deze test werd
a vooral gebruikt voor de bepaling van het algemene intelligentieniveau.
b vooral gebruikt voor diagnostiek ten behoeve van mentaal geretardeerde personen
c vooral gebruikt voor selectiedoeleinden.
d geen van de drie bovengenoemde alternatieven is juist.

A

c

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Vraag start WO1 testen vooral voor aanname personeel.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Eindtoets 1 De remmende invloed van de experimentele psychologie op de testontwikkeling is toe te schrijven aan
a rigoureuze controle van variabelen.
b introspectieve methode.
c nauwkeurige verwerking van de uitkomsten.

A

c

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Eindtoets 2 Cattell bepleitte in 1890
a verder onderzoek naar de generaliseerbaarheid van verschillende wetten en hun onderlinge sa-menhang.
b onderzoek naar individuele verschillen.
c onderzoek via observatie en introspectie ten behoeve van individuele diagnostiek.

A

b

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Eindtoets 3 Een overeenkomst tussen Cattells en Galtons benadering is dat beide geïnteresseerd waren in
a de toepassingen van de introspectieve methode.
b onderzoek met betrekking tot de experimentele methode.
c het onderzoek van individuele verschillen.

A

c

25
Q

Eindtoets 4 Binet en Simon stelden een test samen die een beroep deed op
a de veronderstelde basisfuncties van de intelligentie.
b de psychofysische eigenschappen.
c het oplossen van complexe problemen die zich voor het kind voordoen in het dagelijks le-ven en de schoolpraktijk.

A

c

26
Q

Eindtoets 5 Binet hanteerde de empirische methode bij de opbouw van zijn test.
Hiermee wordt bedoeld dat de
a testopgaven werden getoetst, foutieve opgaven werden verwijderd.
b opgaven via de introspectieve methode werden beoordeeld op hun testgeschiktheid.
c de testopgaven aan een forum van deskundigen voorgelegd werden; alleen die opgaven werden voor de uiteindelijke testselectie geselecteerd, waarover een consensus ‘geen geschiktheid’ was bereikt

A

a

27
Q

Eindtoets 6 Thorndike en Burt zetten de eerste stappen naar het construeren van educational achievement tests. Met behulp van deze tests kan men
a achtergebleven kinderen herkennen.
b de prestaties van scholen vergelijken en achtergebleven kinderen vergelijken.
c de prestaties van scholen vergelijken.

A

b

28
Q

Eindtoets 7 Non-verbale tests werden in de USA vooral geconstrueerd om
a immigranten eerlijk en minder afhankelijk van taal en cultuur te kunnen beoordelen.
b immigranten taalonafhankelijk te kunnen beoordelen.
c immigranten minder afhankelijk van hun cultuur van herkomst te beoordelen.

A

a

29
Q

Vraag naar non-verbaal; waarom dat wel/niet belangrijk is, wat oplevert.

A

Als het mogelijk
zou zijn cultuurvrije tests te construeren, zou daarmee een belangrijk middel beschikbaar komen, niet alleen voor theoretisch onderzoek, maar ook voor ‘eerlijk’ beleid. De conclusie is
echter gerechtvaardigd dat zuiver cultuurvrije tests niet bestaan.
Vaak wordt verondersteld dat cultuurvrije tests non-verbaal dienen te zijn. Maar ook nonverbale tests zijn cultuurbepaald. Men kan zich zelfs de vraag stellen of de verwijdering van

de aan de cultuur gebonden elementen uit de test niet tevens de belangrijkste kenmerken van
het begrip intelligentie elimineren. Dit geldt in ieder geval voor het element taal.

Een betere benadering is wellicht om in plaats van het begrip cultuur begrippen te gebruiken
die nauwkeuriger omschreven kunnen worden en beter passen binnen de testtheorie. Een
voorbeeld hiervan is het begrip ‘skill’. Er zijn drie manieren om verschillen in skills terug te
brengen. Ten eerste kunnen individuele verschillen in skills worden gereduceerd. Ten tweede
kan de interpretatie van de testscores worden beperkt tot het gedeelte van de populatie dat
de vereiste skills bezit. Ten derde kan de invloed van verschillen in skills worden verminderd
door het ontwikkelen van een ▌skill-reduced test.

30
Q

Eindtoets 8 Non-verbale tests werden ook gebruikt in een meer specifiek toepassingsterrein in het intelligentieonderzoek, namelijk in
a onderzoek naar persoonlijkheidskenmerken ten behoeve van de diagnostiek.
b onderzoek naar de discrepantie tussen sensomotorisch functioneren en de verbale aanleg.
c onderzoek naar gehandicapten (motorisch en perceptueel gestoorden).

A

c

31
Q

Eindtoets 9 De projectietest wordt vooral gebruikt voor
a het bepalen van het wiskundig inzicht.
b het bepalen van het vermogen tot het verplaatsen van de persoon zelf in andere situaties.
c het vaststellen van onbewuste motieven en behoeften.

A

c

32
Q

Eindtoets 10 Differentiële tests worden ontwikkeld om
a inzicht te verkrijgen in de structuur van de persoonlijkheid.
b inzicht te krijgen in specifieke functies.
c inzicht te krijgen in de structuur van de vaardigheden.

A

c

33
Q

TT bundel 1 01 De behoefte aan tests ontstond vanuit een drietal ontwikkelingslijnen, te weten
a de filosofie, de psychiatrie en de genetica.
b de psychiatrie, de experimentele psychologie en de genetica.
c de experimentele psychologie, de genetica en de filosofie.

A

b

34
Q

TT bundel 1 02 Welke test kunnen we beschouwen als de eerste echte intelligentietest?
a de Binet-Simon test
b de Army-Alpha test
c de Stanford-Binet test

A

a

35
Q

Ook een vraag naar de Stanford- Binet periode

A

incapabelekinderen

Periode tussen het verschijnen van de Binet-Simon-test en de Eerste Wereldoorlog
Binet ontwikkelde samen met Simon een test om onderscheid te kunnen maken tussen luie
en incapabele kinderen. De opgaven waren sterk verbaal, maar bestreken een grote variëteit
aan problemen. Binets benadering was nieuw door de accentuering van complexe, in plaats
van eenvoudige mentale processen, door zijn bereidheid testopgaven te toetsen aan de empirie, en door het gebruik van een totaalscore voor intelligentie. Na de eerste versie van 1905
volgden herzieningen in 1908 en 1911. Bij de tweede versie werd het begrip ▌mentale leeftijd
geïntroduceerd. De test werd in diverse landen overgenomen. Terman, hoogleraar aan Stanfard University, werkte aan de Amerikaanse versie van de test, die sindsdien bekend is onder
de naam ▌Stanford-Binet. Al bij de eerste versie van 1916 werd aan twee belangrijke testtechnische eisen voldaan: er werden standaardinstructies geformuleerd en er werden normen
geconstrueerd. Ook nam Terman het idee van Stern over om de mentale leeftijd te delen door
de ▌chronologische leeftijd, en dit getal te vermenigvuldigen met honderd.
Het werk van Binet was in praktisch opzicht van grote betekenis, maar theoretisch was dit
minder het geval. Op basis van zijn theoretische onderzoek kwam Spearman tot de conclusie
dat in alle tests twee intelligentiefactoren een rol speelden: een algemene ▌g-factor en een
specifieke ▌s-factor. Hiermee had hij de ▌tweefactorentheorie geformuleerd.
Op het gebied van de meting van opleidingsvorderingen van leerlingen werden in deze periode de eerste stappen gezet. De intelligentiemeting boekte grote vooruitgang door uit te gaan
van of voort te bouwen op de ideeën van Binet en Simon. Testen op grote schaal vond nog
niet plaats, en van valideringsonderzoek was voor de Eerste Wereldoorlog nog geen sprake

36
Q

TT bundel 1 04 Beoordeel de juistheid van de volgende twee stellingen.
I In de VS werd tussen beide wereldoorlogen de nadruk gelegd op de totaliteit van de
persoon: op beleven, structuur en dynamiek.
II In Europa werd tussen beide wereldoorlogen de nadruk gelegd op het zo betrouwbaar en
objectief mogelijk bepalen van de score van de onderzochte op de test zelf.

a Alleen I is juist.
b Alleen II is juist.
c Zowel I als II is onjuist.

A

c

37
Q

TT bundel 1 05 Persoonlijkheidsvragenlijsten worden onder andere gebruikt in onderzoek naar
a persoonlijkheidskenmerken, onbewuste behoeften en onbewuste motieven.
b persoonlijkheidskenmerken, kwalitatieve aspecten van de prestatie en onbewuste behoeften.
c persoonlijkheidskenmerken, attitudes en interesses.

A

c

38
Q

TT bundel 1 06 De testontwikkeling en testresearch in de naoorlogse periode in Amerika groeide door de invloed van het ‘educational measurement’, maar ook door de invloed van
a de schaaltheorie en de ontwikkeling van elektronische computers.
b de schaaltheorie en de intuïtieve psychologie.
c de selectiepsychologie en de statistiek.

A

a

39
Q

TT bundel 1 08 De multi-factortheorie van Thurstone houdt in
a dat in alle intelligentietests twee factoren een rol spelen, te weten een algemene en een
specifieke factor.
b dat intelligentie wordt opgevat als een complex geheel van groepsfactoren, waarbij een
groepsfactor een voor sommige, maar niet voor alle tests gemeenschappelijke factor is.
c dat er een veelheid aan kwalificeerbare factoren is die de validiteitscores op een test kunnen
beïnvloeden.

A

b

40
Q

TT bundel 2 01 Welke obstakels ten aanzien van de testontwikkeling waren er vanuit de experimen-tele psychologie?
a De exacte beschrijving van de onderzoekscondities en de rigoureuze controle van de
variabelen.
b Verschillen in scores tussen individuen werden als belangrijk beschouwd; complexe
sensorische en motorische functies bleven buiten beschouwing.
c Verschillen in scores tussen individuen werden als experimenteerfouten beschouwd;
complexe cognitieve en intellectuele processen bleven goeddeels buiten beschouwing.

A

c

41
Q

TT bundel 2 02 De Stanford-Binet test voldeed aan twee zeer belangrijke testtechnische eisen. Welke waren dit?

a De testleider paste de instructie aan het niveau van het kind aan en er werd gebruik
gemaakt van Europese normscores.
b De test heeft standaardinstructies en normen op basis van een representatieve steekproef.
c De test bestaat uit aan de empirie getoetste testopgaven zodat men de score kon bepalen
door de antwoorden op de opgaven te wegen.

A

b

42
Q

TT bundel 2 05 Projectietests, die tussen de Eerste en de Tweede Wereldoorlog in zwang kwamen, werden sterk beïnvloed door
a de psychoanalyse.
b het behaviorisme.
c de cognitieve benadering van de mens.

A

a

43
Q

TT bundel 2 06 De Army Beta test
a is een individueel af te nemen test, ter bepaling van de algemene intelligentie.
b is een test met een pantomimische instructie, die geen beroep doet op enige taalkennis of
verbale kwaliteit.
c Zowel a als b is juist.

A

b

44
Q

TT bundel 2 07 Wat is kenmerkend voor het testgebruik in Europa in de jaren veertig en vijftig?

a De oriëntatie van de psychologie op de intuïtie van de psycholoog, het ‘verstehen’ en de
ontmoeting met de cliënt.

b De oriëntatie van de psychologie op de actuarische methode van voorspellen of beschrijven.

c Het gebruik van testscores om mensen in klassen in te kunnen delen.

 vraag was een afgeleide; of in de jaren 40-50 meer interesse kwam in de onderwijsniveau te toet-sen

A

a

45
Q

TT bundel 2 08 Thurstone leverde een bijdrage aan het onderzoeken van de intelligentiestructuur.

a Hij concludeerde dat intelligentie bestaat uit twee factoren: een algemene (g-) factor en een
specifieke (s-) factor.

b Hij identificeerde zes factoren (verbaal, numeriek, ruimtelijk, woorden rijkdom, geheugen,
abstract redeneren) die nog heden ten dage belangrijke onderscheidingen in de intelligentie
theorie zijn. (inmiddels zeven met perceptuele snelheid)

c Hij concludeerde dat intelligentie een complex globaal begrip is dat niet in delen valt te
scheiden.

A

b

46
Q

Met behulp van schoolvorderingentests kunnen vergelijkingen worden gemaakt tussen de resultaten van vooropleidingen.

A
47
Q

XXXXX
Vragen uit de discussiegroep.
De belangrijkste ontwikkelingen vóór de constructie van de Binet-Simon-test zijn respectievelijk:
** de testontwikkeling binnen de psychiatrie.
** de methodiek van de experimentele psychologie
** de testpsychologie van Cattell.

A
48
Q

Opleidingen en kennistests worden gebuikt om zowel de toekomstige prestaties van een kandidaat te voorspellen als de opleidingsprogramma’s te evalueren.

A

Wat leverde Terman?
** doelmatige indicatie van intelligentie niveau.

49
Q

De test- en meettheorie staan centraal in de selectiepsychologie en de schooltoetsconstructie (edu-cational measurement)
Kouwer en de Groot hadden volgens het algemene model voor psychologische wetenschapsbeoe-fening in de vijftiger jaren grote invloed op het testgebruik in Nederland.

A
50
Q

Vanaf de jaren 60 heeft de psychologische test zich definitief een wetenschappelijk verantwoorde plaats veroverd in Nederland.

A
51
Q

Army Alpha is

a bron voor normering en validiteit
b geeft inzicht in individuele vaardigheden.
c beide goed

A

c

52
Q

Praktische behoefte aan kwalitatief verwerkbare groep tests?
** toenemend aantal immigranten die op zo rationeel mogelijk wijze integreren.
Het gebruik van de tests ging vaak vooraf aan de theorie, in tegenstelling tot de gewenste volgorde waarbij de theorie de praktische toepassing leidt.

A
53
Q

De activiteiten van het ETS (Educational Testing Service)?
**De bedoeling van deze non-profit organisatie is tegemoet komen aan het hele Amerikaanse
onderwijs en opleidingsveld wat betreft de onderwijstoelating en –evaluatie.

A
54
Q

Tussen WO-II en heden
** vorderingstests maken een vergelijking van de resultaten van de vooropleiding mogelijk, en
opleidings- en kennistests voorspellen toekomstige prestaties en evalueren opleidingsprogram-ma’s.

A
55
Q

Wat meet een educational achievement test?
**achterstand van leerlingen en vergelijken scholen

A
56
Q

In de wetenschap kreeg de test aandacht sinds
a aan het eind van de achttiende eeuw
b in het begin van de negentiende eeuw
c tussen WO I en II

A

b

57
Q

Vraag over test; eentje over NIP (een psycholoog gebruikt een dubieuze test, waar kan je klagen), en eentje met stellingen over de periode van ontstaan Cotan en APA

A

Als een psycholoog een dubieuze test gebruikt, kan je klagen bij het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP)

58
Q

Periode na WOII waar lag de aandacht op.

A

roei van testontwikkeling en testresearch in Amerika, educational measurement,schaaltheorie

de periode na de Tweede Wereldoorlog lag de aandacht voornamelijk op de groei van testontwikkeling en testresearch in Amerika, onder invloed van onder andere het ‘educational measurement’ en de opkomst van de schaaltheorie

. Daarnaast werd de invloed van de schaaltheorie en de ontwikkeling van elektronische computers benadrukt als belangrijke factoren die bijdroegen aan de groei van testontwikkeling en testresearch in deze periode