Hoofdstuk 9 deel 1 Flashcards
Hoe wordt de wetenschappelijke waarde van een test bepaald.
Antwoord:
door het wetenschappelijke belang van de eigenschap die door de test wordt gemeten.
Hoe kan De praktische waarde van een test wordt best beoordeeld.
Antwoord;
tegen de achtergrond van de beslissingen die met de test worden genomen. De praktische waarde
van een test kan slechts beoordeeld worden in de context van het specifieke beslissingsproces zelf.
Wat bedoelt men met de bijdrage van een test aan een beslissing beoordeling
Antwoord:
Met de bijdrage van een test aan een beslissing of beoordeling bedoelt men de verbetering in
vergelijking met een situatie zonder test. Bij bvb de Cito Eindtoets Basisonderwijs kan men nagaan
hoeveel juiste adviezen worden gegeven obv de test en obv een alternatieve beoordelingsvorm waar
de Cito test geen deel van uitmaakt.
Wie waarschuwde tegen versimpelingen als het vergelijken van een beslissing gebaseerd op een test
met een aselecte toewijzing van individueen omdat dit een oneerlijke evaluatie, vaak een
overschatting, van de bijdrage van een test aan voorspellingen zou leiden. Ze stellen dat het rieeleer
is de situatie met test te vergelijken met de a prioristrategie, wat neerkomt op het totaal aan
voorspellingsmogelijkheden minus de test.
Antwoord
Cronbach en Gleser
Wat is juist.
1Voor het bepalen van de bijdragen van een test mag men afgaan op de correlatie met de
criterium
2. Voor het bepalen van de bijdragen van een test mag men afgaan op de correlatie met de
criterium
Antwoord
3 is juist men moet nagaan hoezeer de correlatie in vergelijking met het a priorniveau wordt
verhoogd door toevoeging van testinformatie.
Testinformatie.
Cronbach en Gleser: voor het bepalen van de bijdrage van een test mag men niet louter afgaan op e
correlatie met het criterium, maar dient men na te gaan hoezeer de correlatie in vergelijking met een
a-priori niveau wordt verhoogd door toevoeging van de testinformatie. Dit wordt aangeduid met de
term incremental validity
betekend incremental validity
het aantal geschikte personen in de populatie. Wanneer de base rate hoog is kan het aselect
selecteren van individuen een reële optie (voor heel eenvoudige functies) zijn waaraan een test nog
weinig toe te voegen heeft.
Antecedent probability of base rate:398.
Een beslissing over mensen bevat drie elementen, welke zijn dat.
Atwoord.
Individu ( individuen). Waarvoor de beslissing geld.
Behandelingen(treatment). Waar mensen voor kiezen.
Informatie , wat de basis vormt van een beslissing.
Als men regels volgt, heet het samenstel van deze beslissingsregels
Antwoord.
de beslissingsstrategie. Deze kan soms vaag/onduidelijk zijn en er is vaak een discrepantie tussen de
normatieve strategie en de feitelijke volgorde. In de praktijk wordt vaak afgeweken van de ideale
blauwdruk.
We bespreken nu inleidingprincipes met betrekking tot het nemen van beslissingen over mensen.
Als eerst moet er een belangrijk onderscheid worden gemaakt tussen individuele en institutionele
beslissingen. Wat hoort waarbij.
1 hierbij wordt volledidig gedacht vanuit de individu dat de beslissing moet nemen of waarvoor de
beslissing geld, de beslissing is eenmalig
2hierbij wordt een groot aantal gelijksoortige beslissingen genomen hier speelt een waardesysteem
een rol maar nu is jet voor alle beslissingen geldend systeem
Antwoord:
1 is individuele.
2 is institutionele.
Waar is dit een voorbeeld van. Een toelatingsprocedure op school, plaatsing bij een bedrijf, het
examen voor een rijbewijs en keuze van een therapie in een kliniek.
1 is individuele.
2 is institutionele.
Antwoord
Institutioneel.
Wat is juist. Pag 400
32
1 het is zinvol om van gemiddeld rendement te spreken in het kader van een individueel
beslissingsproces waar het immers om een eenmalige gebeurtenis gaat.
2 het is niet zinvol om van gemiddeld rendement te spreken in het kader van een individueel
beslissingsproces waar het immers om een eenmalige gebeurtenis gaat
Antwoord.
2
We bespreken nu inleidingprincipes met betrekking tot Onderlinge relatie van de te kiezen
alternatieven: deze heeft invloed op de aard van de te kiezen informatiebron, in dit geval de test.
Wat is juist.
1 de alternatieven kunnen kwantitatief van elkaar verschillen maar wel in een dimensie of in
elkaars verlengde liggen.
2.de alternatieven kunnen niet kwantitatief van elkaar verschillen maar wel in een dimensie of in
elkaars verlengde liggen.
Antwoord.
1 men kan hierbij denken aan schooltypen die uitsluitend wat betreft niveau en niet wat betreft qya
aard van elkaar verschillen. Of aan een opleiding die in respectievelijk twee, een of een half jaar kan
worden voltooit.
Informatie die op een dimensie kan worden ingeschaald noemen we?
1 univariaat
2.multivariaat.
Antwoord
Univariaat ( voorbeeld?) * Alternatieven kunnen kwantitatief van elkaar verschillen maar wel in één
dimensie (univariaat) of elkaars verlengde liggen, bvb schooltypes die enkel qua niveau en niet qua
aard van elkaar verschillen. In principe kan men dezelfde informatie gebruiken voor de voorspelling
van succes binnen de verschillende alternatieven, men kan volstaan met enkel het variëren van de
strengheid van normen.
Hierbij gaat het om keuze alternatieven verschillen qua niveau en qua aard.
1 univariaat
2 .multivariaat.
antwoord
multivariaat
gaat het om.
1 univariaat
2 .multivariaat.
De keuze tussen een opleiding tot piloot of tot stuurman op een koopvaardijschip. De keuze tussen
een studie psychologie of economie, de clasifictetie of een persoon neurotisch of orgnish gestoort
is. De plaatsing van een ict medewerker of assistent personeelschef. Dit zijn alemaal
keuzealternatieven waarbij niet een kwantitatief verschil van een of meer eigenschappen in het
geding is maar waarbij er een andere samenstelling van eigenschappen is
antwoord
multivariaat
binnen beslissingen op basis van univariate informatie kunnen we verder onderscheid maken
tussen beslissingen waarbij het gaat om negatieve of positieve keuze voor één enkele treatment,
of een keuze tussen verschillende alternatieven.
Wat is juist.
1 het gebruik van univariate informatie is in het eerste geval gericht op de tweedeling’niet- wel’en
in het tweede geval op het indelen in twee of meer klassen.
2.het gebruik van univariate informatie is in het eerste geval gericht op het indelen in twee of
meer klassen en in het tweede geval op de tweedeling ’niet- wel’en Antwoord.
antwoord
1.
Wat is juist
1 Men spreekt van enkelvoudige selectie indien individuen worden onderzocht obv één enkel
criterium waarbij er slecht 2 mogelijkheden zijn
2.Men spreekt van enkelvoudige selectie indien individuen worden onderzocht obv 2 criterium
waarden bij een enkele mogelijkheid.
Antwoord.
1. Is juist.de onderzochte voldoet of voldoet niet. Het gaat hierbij steeds om het weren van zo
veel mogelijk ongeschikte kandidaten. Het zijn institutionele beslissingen waarbij univariate
informatie wordt gebruikt. Dit hoeft niet te betekenen dat men slechts één test gebruikt,
maar als men meerdere tests afneemt, worden de scores wel gecombineerd tot een enkele
predictorvariabele.403.