Hoofdstuk 5 deel 1 Flashcards
Wat wordt er bedoelt met test-wiseness.
De testervaring.
In hoofdstuk 2 werd als belangrijk kenmerk van de test genoemd de standaardisatie van het
afnemen, waarom is dit belangrijk.
Alleen in een gestandaardiseerde testsituatie kunnend e waargenomen verschillen in testgedrag
tussen de proefpersonen echt worden toegeschreven aan henzelf. Denk bijvoorbeeld aan situaties
waarbij de instructies voor alle proefpersonen niet gelijk zijn of waarbij de testleiders de regels niet
uniform toepast en andere omstandigheden zoals verwachtingen gemoedstoestand vermoeidheid
zijn allemaal bronnen die losstaan van de persoonlijkheidstrek of capaciteit die de rest meet.
dit betekend dat de onderzochten in maximaal gelijke omstandigheden worden getest.
standaardisatie.
Wat wordt bedoelt met state anxiety.
Test angst. Kan worden onderscheiden van de meer stabiele persoonlijkheidstrek angstigheid trait
anxiety en hiervoor gelden dergelijke situatie invloeden minder.
Waarvan kan testangst/state anxiety worden onderscheiden? P1499
Van de meer stabiele persoonlijkheidstrek angstigheid, waarvoor situatie invloeden minder gelden
Ook proefpersonen kunnen door hun gedrag het testresultaat beïnvloeden, bvb hun antwoorden af
te stemmen over wat ze denken dat ‘goed’ is: sociaal wenselijkheid. Men vormt zich een idee rond
de bedoeling van de test en hoe de resultaten door de psycholoog zullen geïnterpreteerd worden en
probeert te antwoorden volgens die veronderstelde bedoeling (die kan afwijken van het werkelijke
doel).
Sommige factoren zijn redelijk controleerbaar, bvb zorgen dat de onderzochte niet te vermoeid is,
niet testen wanneer iemand emotioneel is, zorgen dat men de opdrachten goed begrepen heeft
zonder te bevoorrechten tov andere deelnemers,.. maar ook zonder kennis van de testvragen zelf
kan iemand door voorgaande trainingen of ervaring een voorsprong hebben. Ook de verwachting
rond moeilijkheid, eigen resultaten en de gevolgen daarvan kan een belangrijke invloed hebben op
de testprestatie. Het beste is een natuurlijke relatie tussen proefleider en proefpersoon, zonder
overdreven stimulering en flattering.
Motivatie is moeilijk te beïnvloeden, soms wil iemand niet slagen (bvb afgekeurd worden voor
legerdienst).
Er wordt onderscheid gemaakt tussen positieve faalangst en negatieve faalangst war hoort
waarbij.
1 deze werkt bevorderend op de prestaties.
2 deze stoort de prestaties.
3. deze is een vorm van faalangst
4. een vorm van extraversie en impulsiviteit.
Antwoord 1= positive faalnasgt
Antwoord 2= negatieve faalangangst
Antwoord 3 is negatieve faalanangst
Antwoord 4 pisitieve faalangast
Vaak wordt verondersteld dat een geringe mate van angst bevorderlijk en een zeer sterke angst
schadelijk is voor de testorestatie.
Het afnemen van test is complexer dan het lijkt:
- De testsituatie kan variëren van zakelijk neutraal tot een vorm van onderzoek die van zowel
proefpersoon als proefleider een hoge mate van persoonlijke inzet vereist. - De onderzochten verschillen in motivatie, samenwerking, onbevangenheid. De testervaring vormt
hierbij een apart probleem. - Er is grote variëteit in instructietechniek en hoeveelheid oefening die voor het afnemen van een
test nodig zijn, bvb RAKIT kan enkel mits grondige voorbereiding van de proefleider op verantwoorde
wijze gebruikt worden.
De standaardisatie van het afnemen is een belangrijk kenmerk van een test, alleen dan kunnen de
waargenomen verschillen in testgedrag tussen de proefpersonen echt aan henzelf toegeschreven
worden.
Objectieve testsituatie Standaardisatie:
de onderzochten worden in maximaal gelijkende omstandigheden getest:
- Goed uitgewerkte instructie en de eis dat de proefleider zich hieraan houdt.
- Het weren van opvallende of specifieke omgevingsinvloeden, bvb temperatuur, lawaai, licht,
ventilatie, schrijfconditie (potloden, balpen),.. kan een ongewenste invloed hebben op de test
prestatie. - Storingen tijdens de test moeten voorkomen worden, zeker bij tests met snelheidskarakter.
- Spieken voorkomen door goede surveillantie.
Wat is juist.
A. Problemen met standaardisatie van het gedrag van de testleider Spelen vooral een rol bij
individuele test.
B. Problemen met standaardisatie van het gedrag van de testleider Spelen vooral een rol bij groeps
test.
Antwoord b.
Wat is juist.
A de variantie in gedrag van de testleider kan gemakkelijker worden gecontroleerd dan die van de
onderzochte.
B de variantie in gedrag van de onderzochte kan gemakkelijker worden gecontroleerd dan die van de
groepsleider.
Antwoord a, van de testleider word verlangd dat die voldoende algemene ervaring
heeft in testen en die test in kwestie goed beheerst.
Wat is juist
A. Naarmate het scoringsproces meer gebaseerd is op de subjectieve oordeelsvorming zullen
de scores een kleinere foutenmarge hebben.
B. Naarmate het scoringsproces meer gebaseerd is op de subjectieve oordeelsvorming zullen de
scores een grote foutenmarge hebben.
Antwoord .b.
Wat is juist.
A de reacties op items met een gesloten vraagvorm kunnen zowel verbaal als niet verbaal zijn, dit
laatste treffen we aan in intelegentie tests.
b. de reacties op items met een open vraagvorm kunnen zowel verbaal als niet verbaal zijn, dit
laatste treffen we aan in intelegentie tests
Anwtoord b