theories on depression -> serotonine theory review Flashcards
Inleiding artikel moncrief & doel + methode
De serotonine-theorie van depressie stelt dat depressie wordt veroorzaakt door een tekort aan serotonine, een neurotransmitter in de hersenen. Dit idee heeft brede invloed gehad sinds de jaren 1960 en dient als basis voor het gebruik van antidepressiva, met name Selectieve Serotonine Heropnameremmers (SSRI’s). Ondanks recente kritiek wordt deze theorie nog steeds ondersteund in sommige academische en populaire bronnen.
doel + methode
Het artikel voerde een systematische umbrella review uit, waarbij bestaande systematische reviews en meta-analyses werden samengebracht om te onderzoeken of depressie wordt geassocieerd met verlaagde serotonine activiteit of -concentratie. Zes onderzoeksthema’s werden geanalyseerd
Onderzoeksmethode & resultaat -> Serotonine- en 5-HIAA-concentraties
- Serotonine- en 5-HIAA-niveaus in lichaamsvloeistoffen
-> Zijn er lagere niveaus hiervan bij depressie?
-> In dit domein wordt gekeken naar de niveaus van serotonine en 5-HIAA in lichaamsvloeistoffen (bloed, plasma of cerebrospinale vloeistof). - Serotonine- en 5-HIAA-concentraties:
o Twee meta-analyses (van de 19 studies) vonden geen verband tussen depressie en 5-HIAA-concentraties in cerebrospinale vloeistof.
o Een meta-analyse van plasma serotonine suggereerde dat lagere concentraties eerder verband houden met antidepressivagebruik dan met depressie zelf.
Onderzoeksmethode & resultaat: Receptor binding
- 5-HT1A-receptor binding.
-> Zijn de serotonine receptor-niveaus veranderd bij mensen met depressie?
alleen focus op de 5-HTT1A receptor, want allemaal hebben ze weer een andere relatie met depressie.
-> In dit domein wordt gekeken of er een verandering is in het aantal / activiteit van de serotonine receptoren. De receptoren blokkeren de afgifte van serotonine. Een verhoging van activiteit is dus verwacht bij mensen met depressie. - Receptor binding:
o Studies naar 5-HT1A-receptor (auto-receptor) binding toonden inconsistente resultaten, met zwakke aanwijzingen voor verhoogde synaptische serotonine beschikbaarheid bij depressieve patiënten. Echter, de impact van eerdere medicatie werd niet uitgesloten.
Onderzoeksmethode & resultaat: Serotonine transporter (SERT)
- Serotonine Transporter (SERT)-niveaus.
-> Zijn er hogere niveaus van de serotonine transporter bij mensen met depressie?
-> SERT is een eiwit die serotonine uit de synaptische spleet verwijdert. Een verhoging in SERT activiteit zou dus een oorzaak kunnen zijn voor lagere serotonine levels bij depressieve klachten. - Serotonine transporter (SERT):
o Meta-analyses toonden zwakke en inconsistent bewijs voor lagere SERT-binding in sommige hersengebieden, mogelijk beïnvloed door medicatiegebruik. Het is mogelijk dat depressie wordt geassocieerd met hogere concentraties of activiteit van serotonine.
Onderzoeksmethode & resultaat: Tryptofaan uitputting
- Tryptofaan Uitputting Experimenten.
-> Hierdoor daalt de beschikbare serotonine, kan dit depressie veroorzaken?
-> Tryptofaan is een essentieel aminozuur dat nodig is voor de serotonine aanmaak. In dit domein wordt gekeken naar het verlagen van tryptofaan, wat in theorie zou moeten zorgen voor verlaagde aanmaak van serotonine, wat zou resulteren in verslechtering van de stemming. - Tryptofaan uitputting (tryptophan depletion):
o Studies toonden geen significant effect van tryptofaan uitputting op stemming in gezonde vrijwilligers. Bij personen met een familiegeschiedenis van depressie was er slechts zwak bewijs voor een effect. Dit effect werd mogelijk ook veroorzaakt door gebruik van antidepressiva.
Onderzoeksmethode & resultaat: SERT-genetica
- Genetische associaties van het SERT-gen.
-> Zijn er hogere niveaus van het serotonine transporter gen bij mensen met depressie?
-> SERT gen is betrokken bij de aanmaak van serotonine transporters. Het SERT gen heeft 2 varianten, waarvan er eentje verantwoordelijk is voor een lagere aanmaak van SERT. Dit zou resulteren in een hogere serotonine concentratie. - SERT-genetica:
o Grootschalige genetische studies vonden geen bewijs voor een verband tussen het SERT-gen en depressie. Ook de interactie tussen genotype en stress bleek niet significant.
Onderzoeksmethode & resultaat: Interactie tussen genen en stress
- Interactie tussen SERT-gen en stress.
-> Is er een wisselwerking tussen het SERT-gen en stress bij depressie?
-> In dit domein wordt gekeken naar de interactie tussen het SERT-gen en stressvolle levensgebeurtenissen en depressie. - Interactie tussen genen en stress:
o Bewijs voor een interactie tussen SERT-gen en stressvolle levensgebeurtenissen was zwak en inconsistent.
conclusie artikel moncrief
Het onderzoek concludeert dat er geen overtuigend bewijs is dat depressie wordt veroorzaakt door of geassocieerd is met een verlaagde serotonine activiteit of -concentratie. In plaats daarvan suggereert het bewijs dat antidepressiva mogelijk serotonine beïnvloeden, maar dit ondersteunt de oorspronkelijke theorie niet. Dit werpt vragen op over de wetenschappelijke rechtvaardiging voor het gebruik van serotonine gerichte therapieën en benadrukt de noodzaak om verder te kijken dan de chemical imbalance theory & serotonine theory of depression bij het begrijpen en behandelen van depressie.
-> Het geloof in deze theorieën zorgt voor een negatief vooruitzicht op herstellen van depressie en levenslang vastzitten aan het gebruik van antidepressiva.
-> Verder onderzoek is nodig om de effecten van verschillende drugs op neurochemische systemen, waaronder het serotoninesysteem, vooral tijdens en na langdurig gebruik, evenals de lichamelijke en psychologische gevolgen van dergelijke effecten.
-> Dit overzicht suggereert dat de enorme onderzoeksinspanning gebaseerd op de serotoninehypothese geen overtuigend bewijs heeft opgeleverd voor een biochemische basis voor depressie. Dit komt overeen met onderzoek naar vele andere biologische markers. Wij stellen voor dat het tijd is om te erkennen dat de serotonine theorie van depressie niet empirisch onderbouwd is.
kritiek artikel moncrief van Jacobsen
Dit artikel is een reactie op Moncrieff et al. die stellen dat depressie niet algemeen geassocieerd is met serotoninetekort.
* Depressie komt niet altijd door tekort aan serotonine.
* De auteur (Jacobsen) benadrukt dat dit al lange tijd bekend is bij neurofarmacologen en bekritiseert de selectieve weergave van gegevens en conclusies in het werk van Moncrieff et al.
* Jacobsen stelt dat depressie heterogeen is en dus niet 1 biologische oorzaak heeft.
* Effectieve therapieën zoals SSRI’s hoeven geen primaire biologische afwijking te corrigeren om werkzaam te zijn.
Jacobsen stelt
Jacobsen stelt:
- Moncrief is niet bekend met serotonin biologie en farmalogie
- Er zitten veel fouten in
- Selectieve quotes van literatuur geciteerd
- Het behandelen van depressie door SSRI’s te nemen (serotonine reuptake inhibitors) betekent niet dat een verlaging van serotonine depressie veroorzaakt.
- De data is misinterpreteerd -> SSRi’s verlagen mogelijk serotonine dan verhogen.
Dit zou kunnen leiden tot verminderd gebruik van antidepressiva onder patiënten die het nodig hebben en verhoogde morbiditeit (hoe vaak het voorkomt) op het gebied van depressie (negatieve invloed).
Verdere fouten volgens Jacobsen & conclusie
Verdere fouten
- Moncrief suggereert dat een verlaging van 5-HT1A receptors in depressie betekent meer serotinine buiten de cellen -> dit is niet zeker (geen voldoende bewijs voor)
- Moncrief stelt: verlaagde 5-HT1A receptors na antidepressiva is mogelijk het gevolg van reactie van het lichaam om serotonine te verlagen -> weinig bewijs voor.
Moncrief stelt: verlaging van tryptophan heeft weinig effect op de mood van gezonde mensen, wat overeenkomt met dieren studies. Maar bij mensen die SSRI’s nemen, zorgt een tryptophan verlaging opnieuw voor depressie -> Dus hoge serotonine levels zijn cruciaal voor het continu gebruik van antidepressiva. Moncrief benoemde geen resultaten die tegen hun idee van hoge serotonine levels veroorzaken depressie waren.
- Moncrief vermelde dat er verlaagd plasma serotonine is na SSRI gebruik als bewijs voor lagere levels van serotonine in het brein -> Maar dit gaat over lagere levels in bloed, niet brein.
Conclusie: hoewel Moncrieff et al. een overzicht biedt van serotoninemarkers in depressie, voegen ze weinig nieuws toe aan het debat en brengen ze met hun selectieve citaten en discutabele conclusies de wetenschappelijke discussie en patiënten mogelijk schade toe.
Kritiek op Moncrief namens Jauhar
Artikel gaat over relatie tussen serotoninesysteem en depressie, en bekritiseert een recente review die concludeerde dat er geen overtuigend bewijs is dat depressie wordt veroorzaakt door tekort aan serotonine. Jauhar bekritiseert Moncrieff weer (net als vorig artikel) op methodologische tekortkomingen.
- Umbrella reviews maken meestal een scheiding in meta-analyses en systematische reviews, maar Moncrief heeft alle studies samen genomen en soms bewust bepaalde studies niet meegenomen -> maakt de interpretatie onbetrouwbaar.
Kritiek van Jauhar op tryptophan
Kritiek tryptophan
De auteurs vermelden dat onderzoeken met personen die gediagnosticeerd waren met een depressie een iets grotere afname in stemming aangaven na een afname van tryptofaan, maar de meeste deelnemers gebruikten antidepressiva en het aantal deelnemers was klein. In de meta-analyse waarnaar ze verwijzen, bleek echter dat de invloed van tryptofaanvermindering op de stemming bij depressieve personen die geen antidepressiva gebruikten (gebaseerd op 8 deelnemers) een groot effect had. Dit betekent dat tryptofaanafname gerelateerd is aan serotonine bij mensen die vatbaar zijn voor depressie en mensen die hersteld zijn door SSRI’s.
Moncrief verwijst naar veel negatieve geïsoleerde onderzoeken op gezonde deelnemers om de indruk te wekken dat tryptofaanvermindering geen effect heeft.
Tryptophan (= bouwsteen van serotonine) depletion = als mensen minder tryptofaan hebben kan dat hun serotonine niveau verlagen.
* Moncrieff negeert dit en dat de verlaging kan leiden tot depressieve symptomen.
kritiek Jauhar op molecular imaging & serotonine transporter gen
Molecular imaging = techniek om hersenen te bekijken en zien hoe serotonine werkt.
* Moncrieff heeft resultaten van deze technieken te simpel uitgelegd, het zit allemaal veel complexer, dus verkeerd nagedacht.
* Moncrief toonde bewijs dat de brein gebieden waar SERT binding effect waren gedetecteerd niet consistent waren, terwijl in sommige brein gebieden hier consistent bewijs voor is.
Serotonine-transporter (SERT) = SERT is een eiwit dat serotonine helpt recyclen in de hersenen.
* Lagere niveaus van SERT komt door antidepressiva volgens Moncrieff -> volgens dit artikel ook bewijs voor lagere SERT bij mensen die geen antidepressiva gebruiken, dus zou dat betekenen dat het mogelijk direct verband houdt met depressie.
Conclusie Jauhar
Conclusie
- De methodelogie van moncrief ontbreekt consistentie voor umbrella review
- Er is sprake van vertekening als gevolg van het gebruik van selectieve criteria en de interpretatie van resultaten
- Er werd geen rekening gehouden met de complexiteit van neurowetenschappen en neuropsychofarmacologie, zodat er geen geldige en betrouwbare conclusies kunnen worden getrokken.
Wat geconcludeerd had moeten worden:
- De afname van tryptofaan wijst op de betrokkenheid van serotonine bij mensen die kwetsbaar zijn voor of een depressie ervaren
- Moleculair imaging suggereert dat er verstoringen zijn in het systeem