suicidality en depressie -> artikel turecki, suicide en suicidal behavior Flashcards
Zelfmoord en suïcidaal gedrag ->
Epidemiologie
Zelfmoord en suïcidaal gedrag
Epidemiologie
Wereldwijd sterven er 1 miljoen mensen door zelfmoord elk jaar, dus 11.4 zelfmoorden per 100.000 mensen. Niet-fatale suïcidale gedragingen komen vaker voor dan zelfmoorden. De wereldwijde levensprevalentie van zelfmoordideeën is 9.2% en dat van pogingen 2.7%. 1/3e van adolescenten met suïcidale ideeën doet een poging binnen 1 jaar.
Het verschilt ook erg per land, inheemse mensen hebben vaak hogere zelfmoord rates door een verstoring van traditionele, culturele en familiale steun, lagere SES en een verhoogde prevalentie van alcohol- en drugsgebruik.
In landen met een hoog inkomen is zelfmoord het meest voorkomend bij mensen van middenleeftijd en oudere mannen. Suïcidale ideeën en gedrag pieken in adolescente en jonge volwassenen met een prevalentie van 12.1%-33% en 4.1%-9.3%.
Vrouwen hebben meer ideeën en pogingen, terwijl zelfmoorden zelf (de dood) meer zijn bij mannen (15/100.000 mannen VS 8/100.000 vrouwen).
Factoren die zelfmoordrisico verhogen op populatieniveau
Factoren die zelfmoordrisico verhogen op populatieniveau
Veranderingen in sociale structuur: zoals gedwongen vestiging, assimilatie en verstoring van traditionele sociale structuren. Zelfmoord is zeldzaam in homogene maatschappijen met hoge sociale cohesie, gemeenschappelijke waarden en morele objecties over zelfmoord.
Economische onrust: met als gevolg werkloosheid en een lager inkomen, vooral bij mannen.
Media: heeft vooral invloed in de eerste 30 dagen van de publiciteit, en meer door de hoeveelheid publiciteit, de details over de methode, als het een beroemdheid bevatte en als de zelfmoord geromantiseerd werd.
Factoren die zelfmoordrisico verhogen op individueel niveau ->
Distale of predisponerende factoren (familiegeschiedenis, genen, early life adhersity en andere factoren)
Factoren die zelfmoordrisico verhogen op individueel niveau
Distale of predisponerende factoren
Familiegeschiedenis: suïcidale gedachten heersen in families met een ratio van 1.7:10.6. Het risico op pogingen is hoger in familieleden van mensen die zelfmoord hebben gepleegd en het risico op zelfmoord plegen is hoger in familieleden van mensen met een geschiedenis van pogingen.
Genen: de erfelijkheid wordt geschat op 30%-50%, als er rekening wordt gehouden met psychiatrische condities is de erfelijkheid 17.4% voor pogingen en 36% voor ideeën. Er is geen bewijs voor een bepaald gen dat geassocieerd zijn met zelfmoordrisico.
Early-life adversity: zoals ouderlijke verwaarlozing of fysiek, seksueel of emotioneel misbruik in de kindertijd. Dit wordt gemodereerd door het soort misbruik, de frequentie ervan en de relatie tussen het slachtoffer en de misbruiker. Het kan lange termijneffecten veroorzaken door epigenetische veranderingen; een hyperactieve hypothalamic-pituitary-adrenal axis en een verhoogde stressrespons en differentiële methylatie van BDNF en TRKB in het brein.
Andere factoren: zoals seksuele oriëntatie (3-4 keer zoveel kans). Er kan ook een infectie zijn met de breinparasiet toxoplasma gondii.
Factoren die zelfmoordrisico verhogen op individueel niveau -> Ontwikkelings- of mediërende risicofactoren
Ontwikkelings- of mediërende risicofactoren
Zoals interpersoonlijk conflict, impulsieve agressie, gedragsstoornis, antisociaal gedrag en alcohol- en substantiemisbruik bij adolescenten en jonge volwassenen. Schadevermijding en stemmingsstoornissen komen vaker voor bij latere leeftijden.
Het hoogste risico is wanneer een stemmingsstoornis die geassocieerd is met suïcidale ideeën voorkomt met andere stoornissen die distress verhogen (paniekstoornis, PTSS) of terughoudendheid verminderen (gedrags- en antisociale stoornissen, substantiemisbruik).
Early-life adversity zorgt voor cognitieve gebreken, vooral bij probleemoplossing en geheugenspecifiteit. Mensen met een hoger cortisolrespons op stress, een geschiedenis van suïcidale ideeën of een familielid die zelfmoord heeft gepleegd, hebben verslechterde cognitieve functies na sociale of emotionele stressoren. Adolescenten die slecht zijn in probleemoplossing ervaren eerder suïcidale ideeën na een stressvolle ervaring dan anderen, dus aangepaste cognitieve patronen mediëren het effect van early-life adversity op suïcidaal gedrag.
Factoren die zelfmoordrisico verhogen op individueel niveau -> Proximale of precipiterende risicofactoren (psychopathology, leeftijd, moleculaire veranderingen)
Proximale of precipiterende risicofactoren
Psychopathologie: de belangrijkste voorspeller (90%). Major depressive episodes van MDD of bipolaire stoornis bevatten minstens de helft van alle zelfmoorden. Gemixte en lange staatepisodes en het eerste jaar van de ziekte zijn geassocieerd met meer pogingen en hopeloosheid. Alcohol- en drugs gerelateerde stoornissen, eetstoornissen en persoonlijkheidsstoornissen (B-clusters, zoals borderline en antisociale persoonlijkheidsstoornis) en psychiatrische stoornissen (zoals depressie).
Leeftijd: in middelbare mensen is alcohol- en drugsmisbruik, hoge anxiety en comorbide MDD geassocieerd met zelfmoordrisico, terwijl in oudere mensen er een sterkere associatie is tussen zelfmoord en psychopathologie (vooral MDD).
Geografie: meer mensen gaan dood door zelfmoord in EU en de Amerikanen met psychiatrische stoornissen, dan in Azië. In China hebben rurale gebieden meer zelfmoorden.
Moleculaire veranderingen: mensen met suïcidale gedragingen hebben unieke serotoninegenotype en expressiepatronen, en lage serotonine is geassocieerd met persoonlijkheidskenmerken gelinkt aan zelfmoord, zoals impulsieve agressie.
Brein: gliacelfunctie kan verstoord zijn bij mensen met suïcidale gedragingen; astrocyte-specifieke genen gelinkt aan structurele integriteit zijn gedereguleerd en neurotrofische factoren zoals de BDNF-receptor TRKB zijn anders in mensen die overlijden door zelfmoord. Zie het plaatje hiernaast.
De hoofd klinische voorspellers zijn depressieve symptomen, jonge leeftijd, mannelijk geslacht, educatie, positieve symptomen en ziektebesef.
Sociale factoren geassocieerd met een verhoogd zelfmoordrisico
Sociale factoren geassocieerd met een verhoogd zelfmoordrisico
Alleen wonen, introversie.
Extreme hopeloosheid, hulpeloosheid en waardeloosheid.
Traumatische gebeurtenissen in volwassenheid.
Interpersoonlijke stressoren.
Verlies of rouw emotionele distress langdurige onvermogen om met het verlies om te gaan gecompliceerde rouw en ontwikkeling van zelfmoordgedachten of -gedrag.
Financiële of legale moeilijkheden.
Fysieke ziekte met depressie.
Chronische ziekten onafhankelijk van mentale stoornissen,
Slaapverstoringen en slapeloosheid.
Traumatische breinschade.
Sociale factoren geassocieerd met een verminderd zelfmoordrisico
Sociale factoren geassocieerd met een verminderd zelfmoordrisico
Een goed ontwikkeld steunnetwerk.
Sterke redenen om te leven.
Verantwoordelijkheid voor jonge kinderen.
Religiositeit.
Extraversie en optimisme.
Effectieve coping en probleemoplossing.
Interventies om suïcidaal gedrag te voorkomen ->
Preventie
Preventie
School, werk, en gemeenschap gebaseerde interventies en multi-component primaire zorginterventies.
Interventies om isolatie te verlagen en sociale steun te verhogen bij oudere mensen door activiteitgroepen en telefonisch bereik kunnen zelfmoorden ook verminderen.
Websites voor artsen, meer contact tussen artsen en psychiatrische inrichtingen, publieke educatiecampagnes om belangrijke facilitators de herkennen van depressie en zelfmoordrisico en een zelfmoordhulplijn.
Verminderde regionale zelfmoorden zijn gerelateerd aan de mate van zorg, duidelijk beleid voor duale diagnosepatiënten en multidisciplinaire reviews van zelfmoorden.
Maatregelen op individueel niveau om de veilige opslag van gevaarlijke voorwerpen zoals pesticiden of vuurwapens aan te moedigen, kunnen werken, hoewel het effect van deze maatregelen op de morbiditeit of het sterftecijfer niet is geregistreerd.
Interventies om suïcidaal gedrag te voorkomen -> Somatische behandeling
Somatische behandeling
Antidepressivabehandeling vermindert suïcidale ideeën bij mensen van 25+ jaar.
Lithium vermindert suïcidale gedragingen wellicht door stemmingsstoornisepisodes of impulsief en agressief gedrag te verminderen.
Er is ook steeds meer gebruik van een lage dosering ketamine om suïcidaal gedrag te behandelen. De nadelen zijn het potentiële misbruik, de korte termijnaard en cardiale en psychotomimetische bijwerkingen.
Clozapine vermindert zelfmoordpogingen bij mensen met schizofrenie.
Elektroconvulsieve therapie kan ook helpen. Hoge doseringen van herhalende transcraniële magnetische stimulatie aan de linker prefrontale cortex kan suïcidale ideeën verminderen.
Interventies om suïcidaal gedrag te voorkomen -> Psychotherapeutische interventies
Psychotherapeutische interventies
Veelvoorkomende elementen: verkennende interventies om het gedrag te begrijpen en interventies om positieve gedragingen aan te moedigen en negatieve gedragingen te ontmoedigen; vooral focussen op suïcidaal gedrag; een actieve therapeut met probleemoplossing; planning voor coping met suïcidale neigingen; focussen op emotionele en cognitieve precursoren van suïcidaal gedrag.
Dialectische gedragstherapie is de meest onderzochte psychotherapie voor terugkerend suïcidaal gedrag en bevordert het geloof in eigen kunnen om te slagen, interpersoonlijke effectiviteit en emotionele regulatie. Het komt van CBT.
Bij mentalisatie-gebaseerde therapie wordt patiënten geleerd na te denken over hun eigen daden en die van anderen als het resultaat van onderliggende gedachten en emoties.
Succesvolle interventies hadden vaak een familiecomponent en meerdere sessies.