geslachtsverschillen depressie -> artikel kuehner Flashcards
introductie
Onderzoek toont gender verschillen aan in mentale stoornissen:
* Vrouwen -> internalizing spectrum disorders like depression, anxiety and eating disorders.
* Mannen -> externalizing disorders like substance use and antisocial and impuls control personality disorders.
Het artikel onderzoekt waarom depressie vaker voorkomt bij vrouwen dan bij mannen within the internalizing spectrum. Dit zijn de hoofdpunten:
epidemiologische bevindingen: prevalentie en incidence and course
- Epidemiologische bevindingen:
o Vrouwen hebben ongeveer twee keer zoveel kans op depressie als mannen, met dit verschil dat begint in de puberteit en blijft bestaan in volwassenheid en ouderdom.
o Depressie vóór de puberteit is zeldzaam en komt vaker voor bij jongens, maar tijdens en na de puberteit stijgen de percentages onder meisjes aanzienlijk. - Incidence and course:
Er zijn twee factoren met betrekking tot geslacht die bepalend zijn voor de cursus:
o De prevalentie van voltooide suïcide is hoger bij mannen dan bij vrouwen
o Het sterfteoverschot bij depressieve personen in vergelijking met de algemene bevolking is duidelijk hoger bij depressieve mannen dan bij depressieve vrouwen.
epidemiologische bevindingen: symptoom profielen en comorbide tijdens peripartum period
- Symptoomprofielen:
o Vrouwen rapporteren vaker atypische symptomen zoals verhoogde eetlust en hypersomnia.
o Ze hebben meer somatische klachten, zoals vermoeidheid en pijn, en vertonen meer comorbiditeit met angststoornissen en andere internaliserende stoornissen. Terwijl mannen meer comorbiditeit hebben met externalizing disorders als drugs gebruik. - Comorbidity conditions during the peripartum period
o PTSS kan worden veroorzaakt door traumatische ervaringen tijdens de zwangerschap en bevalling en door eerdere trauma’s.
o Peripartum depressie en angststoornissen tijdens de peripartum periode hebben een hoge comorbiditeit.
biologische factoren: genetic factors, g-e studies, hormonale invloed
o Genetic factors: genetische verschillen dragen beperkt bij aan de kloof; er zijn geen specifieke genen geïdentificeerd die alleen vrouwen beïnvloeden.
o Gene-environment interactie (G*E) studies: de hypothese van korte allel wordt aangenomen; vooral vrouwen hebben een korte allelvariant van 5-HTTLPR wat hen gevoeliger maakt voor depressie door omgevingsstress. Er moet hier meer onderzoek naar gedaan worden.
o Hormonale invloed: puberteit, menstruatiecycli, zwangerschap en menopauze beïnvloeden het risico op depressie bij vrouwen. Hormonale veranderingen lijken een belangrijke rol te spelen.
biologische factoren: fysiologische stressreacties
o fysiologische stressreacties:
i. Mannen vertonen over het algemeen sterkere fysiologische reacties op psychosociale factoren, waaronder verhoogde activering van de HPA-as, hogere bloeddruk en meer negatieve/agressieve reacties & geconditioneerde angstreacties.
ii. De stressreacties van vrouwen variëren afhankelijk van factoren zoals de fase van de menstruatiecyclus, anticonceptiegebruik, zwangerschap en menopauzale status. -> Kan vatbaarheid op depressie verhogen.
iii. Mannen reageren eerder op prestatie-uitdagingen, terwijl vrouwen meer reageren op sociale afwijzing en conflict.
iv. De evolutiehypothese is dat vrouwen druk voelen om de foetus te beschermen tegen negatieve effecten van moederlijke stress.
Psychologische factoren: temperament, neuroticism, interpersoonlijke oriëntatie
o Temperament, personality, and coping styles: Meisjes hebben meer effortful control, wat duidt op aandachtsregulatie en impuls inhibitie, terwijl jongens iets actiever en impulsiever zijn -> externaliserende problemen.
1. Comorbiditeit van depressie & anxiety is hoger bij vrouwen dan bij mannen.-> Previous anxiety elevates depression risk in both genders, however, higher lifetime anxiety prevalence in women is likely to contribute to higher depression risk.
o Neuroticism and negative affect: dit verschilt niet tussen de geslachten in vroege kindertijd, in adolescentie stijgt het echter harder voor vrouwen en dit blijft in het verdere leven. Negatieve affectiviteit verhoogt anhedonische symptomen, vooral i.c.m. lage positieve affectiviteit. Het hoogste geslachtsverschil in neuroticisme is in ontwikkelde landen.
o Interpersoonlijke oriëntatie: zoals empathie en pro-socialiteit, en agreeableness en warmte. Er is nog geen onderzoek gedaan naar causale relaties tussen empathie en depressie, maar er wordt gesteld dat empathie bijdraagt aan internaliserende problemen in adolescentie bij vrouwen
Psychologische factoren: ruminatie en lichaamsschaamte
o Ruminatie en co-ruminatie: vrouwen hebben meer ruminatie dan mannen en dit verschil stijgt vanaf kindertijd tot adolescentie. Adolescente meisjes hebben meer co-ruminatie dan jongens. Meisjes ontwikkelen dus meer internaliserende symptomen en dit draagt bij aan stressgeneratie. Over het algemeen zijn de effecten van ruminatie op internaliserende symptomen gelijk bij de geslachten, maar co-ruminatie is vooral schadelijk voor adolescente meisjes.
1. Ruminatie: de neiging om passief en herhalen iemands distress, problemen en zorgen te analyseren zonder actie te ondernemen.
2. Co-ruminatie: de neiging om problemen in dyadische relaties overmatig te bespreken.
o Lichaamsschaamte en ontevredenheid: verschillen hierin gaan vooraf aan depressie en mediëren de associatie tussen gelsacht en verhogen depressie in adolescenten.
omgevingsfactoren microniveau
Betaald werk is geassocieerd met minder depressieve en anxiety stoornissen bij beide geslachten, maar bij vrouwen alleen bij diegenen zonder kinderen. De partnerrol was beschermend en de ouderlijke rol niet voor beide geslachten.
Blootstelling aan stress: adolescente meisjes hebben meer interpersoonlijke stressoren en zijn gevoeliger hiervoor dan jongens. Depressie geassocieerd met daaropvolgend afhankelijke stress komt meer voor bij meisjes.
Stressoren voor vrouwen zijn waargenomen mislukking in interpersoonlijke relaties (geen sociale steun), en voor mannen huidige werk, financiële en legale problemen.
Seksueel misbruik in kindertijd (CSA): kan zorgen voor dysfunctionele ontwikkeling van de endocriene stressrespons, dysfuncties in auto-immune processen, structurele en functionele breinveranderingen, en epigenetische effecten zoals lagere telomerase lengte en DNA-methylatie. De prevalentie van de meeste soorten early adversity zijn gelijk bij de geslachten, maar vrouwen zijn vaker slachtoffer van CSA (18% meisjes en 8% jongens). Het is nog onduidelijk of die verhoogde prevalentie toe te schrijven is aan een hogere gevoeligheid van vrouwen voor early adversity. Het kan echter wel zorgen voor meer risico’s tijdens puberale transitie, vooral bij meisjes, dat weer zorgt voor verhoogde psychopathologie.
Interpersoonlijk geweld na kindertijd: vrouwen hebben meer risico op slachtoffer zijn van meerdere gedwongen, seksuele en ernstig fysiek partnergeweld dan mannen. Vrouwelijke slachtoffer hebben 2x zoveel kans op depressie dan ‘normale’ vrouwen. Een belangrijke risicofactor voor slachtoffer zijn van volwassen seksueel misbruik is CSA, en revictimisation verhoogt het risico op psychopathologie verder dan CSA alleen in volwassenheid. Vrouwen die partnergeweld ervaren hebben 3x zoveel kans op post-partale depressie.
omgevingsfactoren macroniveau
Omgevingsfactoren: macroniveau
Maatschappelijke structurele geslachtsongelijkheden: vrouwen in staten van de VS met lagere geslachtsgelijkheid hadden meer depressieve symptomen dan de staten met hogere geslachtsgelijkheid. Secundair of tertiair onderwijs voor meisjes vermindert het risico op partnergeweld in landen met een hoog percentage partnergeweld, terwijl betaald werk het risico voor vrouwen verhoogt in landen met een laag percentage vrouwen in de formele beroepsbevolking.
Er is dus maar beperkt bewijs voor specifieke geslachtsrisicofactoren voor depressie.
conclusie & preventie en toekomstige richtlijnen
Conclusie
Het hogere voorkomen van depressie bij vrouwen wordt veroorzaakt door een complex samenspel van biologische, psychologische en sociale factoren. Toekomstig onderzoek moet zich richten op het beter begrijpen van deze dynamieken om gender gerichte preventie en behandeling te verbeteren.
Preventie en toekomstige richtingen:
o Onderzoek moet een transdiagnostisch perspectief aannemen, met aandacht voor zowel interne als externe factoren.
o Het is belangrijk om veranderingen in sociale en economische trends te monitoren, omdat deze een invloed hebben op de genderkloof in depressie.
Mogelijke verklaringen voor de gender gap in depressie
Artefacthypothesen stellen dat depressie even veel voorkomt in beide geslachten, maar lager behandelingsgebruik en lagere depressie-erkenning in mannen, of geslacht-specifieke depressieve symptomen, resulteren in een tijdelijk verhoogde prevalentie van depressie bij vrouwen.
Bewijs hiervoor is beperkt.