prolonged grief -> artikel wakefield moet PG in DSM? Flashcards
introductie
Het artikel onderzoekt of Prolonged Grief Disorder (PGD) een aparte mentale stoornis moet worden in de DSM-5. Dit idee heeft geleid tot hevige discussie binnen de psychologie en psychiatrie. Momenteel worden symptomen van intense rouw alleen als pathologisch beschouwd als ze voldoen aan criteria voor andere stoornissen, zoals depressie of angststoornissen. De auteur waarschuwt dat overhaaste classificatie van PGD als een stoornis risico’s met zich meebrengt, waaronder:
* Het pathologiseren van normale, menselijke rouwervaringen.
* Het creëren van “valse positieven,” waarbij mensen onterecht een stoornisdiagnose krijgen.
* De mogelijkheid dat farmaceutische industrieën profiteren van een nieuw gedefinieerde “stoornis.”
! De duur van de intense rouw periode is een essentieel component om het een disorder te laten zijn.
Wakefield benadrukt dat valide diagnostische criteria noodzakelijk zijn om onderscheid te maken tussen normale intense rouw en een echte mentale stoornis. Dit vereist empirisch bewijs dat aantoont dat PGD een unieke pathologie is. Wakefield onderzoekt vijf argumenten die pleiten voor PGD als een mentale stoornis. Elk argument wordt zorgvuldig geanalyseerd en bekritiseerd in het artikel.
biologisch argument PG
Biologisch argument: elke biologische ontworpen reactie kan defect raken -> zo ook verdriet als reactie op verlies. Het is daarom aannemelijk om te veronderstellen dat er een rouwstoornis bestaat, waarbij er sprake is van het falen van het vermogen om zich na verloop van tijd aan te passen aan het verlies, zelfs na een lange periode van intense emotionele pijn.
argument 1 Discriminante validiteit op basis van unieke symptomen / PGD has discriminant validity because distinctive, pathognomonic symptoms distinguish it from normal grief (empirisch argument)
- Argument: PGD wordt gekenmerkt door symptomen die kwalitatief verschillen van normale rouw, zoals intense verlangens of emotionele gevoelloosheid.
- Analyse:
o Wakefield stelt dat de symptomen die worden geassocieerd met PGD, zoals verlangen, ongeloof en gevoelens van leegte en gebrek aan interesse in gebruikelijke activiteiten, ook vaak voorkomen bij normale intense rouw. -> Geen duidelijke kwalitatieve verschillen tussen PDG en normale grief.
o Onderzoek toont aan dat er geen “pathognomonische” symptomen zijn die uniek zijn voor PGD.
o De symptomen “ruminatie” (dwangmatig piekeren, over de dood, de overleden persoon, nabestaanden of verdriet) en “excessive avoidance”, werden gesteld als onderscheiden.
Dit gebeurde zonder ondersteunend bewijs en ruminatie en avoidance zijn niet uniek voor PGD. Vermijding wordt onder normaal rouwende individuen routinematig gebruikt om emotionele pijn te reguleren en het zou schadelijk zijn als zulke zelfregulerende processen verkeerd gelabeld zouden worden als stoornissen.
o Taxonomisch onderzoek suggereert dat PGD meer lijkt op het uiterste eind van een continuüm van normale rouw dan op een aparte categorie. - Conclusie: Dit argument slaagt er niet in PGD als een aparte stoornis te valideren. Er zijn geen verschillen in symptomen gevonden tussen PGD en normale rouw, alleen de tijdsduur is als verschil gevonden.
argument 2. Discriminante validiteit op basis van ernst van symptomen/ PGD has discriminant validity because it identifies grief symptoms that are of greater absolute severity than in normal grief (empirisch argument)
- Argument: PGD wordt gekenmerkt door symptomen die ernstiger zijn dan die van normale rouw.
- Analyse:
o Alleen een verschil in ernst is niet valide genoeg om PGD tot stoornis te maken. -> Waar trek je de grens?
o Wakefield erkent dat normale rouw ook zeer intense symptomen kan veroorzaken, zoals wanhoop, verlies van zingeving of zelfs hallucinaties van de overledene. Deze symptomen komen vaak direct na het verlies en dan is het nog niet mogelijk om PGD vast te stellen.
o Het definiëren van PGD op basis van ernst, leidt alleen tot willekeurige diagnostische drempels en doet geen recht aan de normale variatie in rouwervaringen. - Conclusie: Ernst van symptomen is onvoldoende om PGD te onderscheiden van normale rouw.
argument 3. Voorspellende validiteit op basis van chronisch proces (derailment argument)/ PGD has predictive validity because it implies a chronic, interminable process of grieving, thus a derailment of the normal process of grief resolution (empirisch argument)
- Argument: PGD zou een gestagneerd of “derailed” rouwproces vertegenwoordigen, waarin herstel onmogelijk is zonder interventie. Bij rouwen langer dan 6-12 maanden -> verstoring (derailment) in het normale rouwproces waardoor het langer duurt.
- Analyse:
o Veel onderzoeken tonen aan dat rouwsymptomen na een jaar nog steeds kunnen afnemen, zelfs bij individuen met ernstige rouw op dat moment.
o Wakefield benadrukt dat langere rouw niet noodzakelijk pathologisch is en vaak verband houdt met diepere persoonlijke of contextuele factoren, zoals een sterke band met de overledene.
o Voorbeelden uit de literatuur, zoals het geval van een weduwe die pas na drie jaar vooruitgang boekte, illustreren dat herstel tijd nodig kan hebben zonder dat dit een stoornis impliceert.
o De beschikbare gegevens weerleggen beslist de bewering van ‘derailment’ voor de meeste mensen met PGD-symptomen na 6 tot 12 maanden. Na 18 maanden blijft echter relatief onbestudeerd. De bewering dat het bewijs de “derailment” en “interminability” van PGD ondersteunt door het gebruik van 6 of 12 maanden drempels is een wetenschappelijke mythe. - Conclusie: Het argument dat PGD een derailment vertegenwoordigt, wordt door het beschikbare bewijs ondermijnd.
Interminabile = oneindigheid -> Dit is nodig voor support voor PGD, want alleen verschil tussen snel en sloom herstel van rouw maakt het nog geen stoornis.
argument 4. Voorspellende validiteit op basis van gezondheidsuitkomsten/ PGD has predictive validity because it predicts negative mental and physical health outcomes unlikely in normal grief (empirisch argument)
- Argument: Mensen met PGD lopen een verhoogd risico op mentale en fysieke gezondheidsproblemen, zoals depressie, suïcidaliteit en hart- en vaatziekten.
- Analyse:
o Wakefield erkent dat intense rouw kan leiden tot gezondheidsproblemen, maar wijst erop dat andere levensstressoren, zoals een slechte relatie of verlies van werk, vergelijkbare risico’s inhouden zonder als stoornis te worden beschouwd. “Risk management is one thing, diagnosis and treatment of disorder another”.
o Consequently, to support PGD at 6- or 12-month durations being a disorder on the basis of predictive validity, the negative outcomes measured later must plausibly imply that a substantial percentage of those with the earlier condition at the time had a dysfunction, not just intense normal grief, which also can have negative outcomes.
o Bewijs voor mortality, physical disorder, andere mentale disorders en suicidal ideation is allemaal ontkracht.
o By definition, those qualifying for PGD had the highest symptom severity at 6 to 12 months. As observed in other studies, one can expect those with highest 6- to 12-month severity generally to stay highest at 12 to 24 months as well, even if symptoms are subsiding in parallel with other grievers. Therefore, for 12- to 24-month functional-impairment and quality-of-life outcomes support an inference to 6- to 12-month dysfunction, the ‘‘dysfunction’’ hypothesis must provide more explanatory power than the alternative hypothesis that the PGD group’s higher normal grief severity at 6 to 12 months and thus likely higher symptom levels at 12-24 months explains the higher negative outcomes at 12-24 months.
Bovendien zijn de onderzochte gezondheidsuitkomsten vaak gebaseerd op lage diagnostische drempels, zoals milde functionele beperkingen, die niet noodzakelijk wijzen op pathologie. - Conclusie: Het verband tussen PGD en negatieve uitkomsten impliceert niet automatisch dat PGD een mentale stoornis is.
argument 5. Conceptuele validiteit op basis van analogieën met wonden/ PGD has conceptual validity because grief is analogous to a wound or, alternatively, lengthy grief is analogous to a wound that does not heal (conceptual argument)
- Argument: Rouw wordt vaak vergeleken met een wond die genezing vereist; PGD wordt gezien als een wond die niet geneest.
- Analyse:
o Wakefield betoogt dat deze analogie misleidend is, omdat rouw geen fysieke wond is en geen duidelijke biologische of psychologische disfunctie aantoont.
o Hij waarschuwt dat deze simplistische benadering complexe emotionele processen ten onrechte pathologiseert. - Conclusie: De analogie met wonden biedt geen valide basis voor het classificeren van PGD als een stoornis.
Conclusie
Wakefield concludeert dat de huidige diagnostische criteria voor PGD onvoldoende valide en betrouwbaar zijn. De voorgestelde criteria riskeren normale rouwervaringen onterecht te pathologiseren en zullen waarschijnlijk leiden tot een groot aantal “valse positieven.” Hij pleit ervoor om PGD niet als aparte stoornis in de DSM-5 op te nemen totdat er meer robuust empirisch bewijs is.