theories on depression -> hopelessness and beck's theory Flashcards

1
Q

hopelessness theory

A

Volgens de hopelessness theory van Abramson et al. (1989) is hopelessness een proximaal voldoende oorzaak van depressieve symptomen, vooral van hopelessness depression (HD). De symptomen hiervan zijn verdriet, vertraagde initiatie van vrijwillige responses, suïcidaliteit, lage energie, apathie, psychomotorische retardatie, slaapverstoring, slechte concentratie en stemmings-verergende negatieve cognities.
w Hopelessness is de verwachting dat erg gewilde uitkomsten niet voorkomen of dat erg aversieve uitkomsten wel voorkomen en dat iemand die situatie niet kan veranderen.
§ In het plaatje hieronder is de theorie te zien. Negatieve gebeurtenissen zijn de gelegenheidszetters voor mensen om hopeloos te worden. Er zijn 3 soorten inferenties die mensen wellicht maken als ze die gebeurtenissen meemaken: causale attributies, afgeleide consequenties en afgeleide karakteristieken over de zelf. Hopeloosheid, en dus depressieve symptomen, komen dus voor als:
1. De gebeurtenissen toegeschreven worden aan stabiele (zal lang blijven) en globale (beïnvloedt veel levensdomeinen) oorzaken en als belangrijk worden gezien.
è BV: Kim heeft een onvoldoende voor haar toets. Dit schrijft ze toe aan haar lage intelligentie.
2. Er gedacht wordt dat ze tot andere negatieve gevolgen zullen leiden.
è BV: Kim heeft een onvoldoende voor haar toets. Ze denkt dat ze nu niet meer toegelaten wordt op de medische school.
3. Er gedacht wordt dat de persoon onwaardig of gebrekkig is.
è BV: Kim heeft een onvoldoende voor haar toets. Ze denkt dat ze nu waardeloos is.
§ Informationele cues in de situatie (zoals consensus, consistentie en onderscheidende informatie) en individuele verschillen in cognitieve stijl beïnvloeden de content van de inferenties die mensen maken. Mensen die de vorige 3 inferenties maken hebben een depressogenic inferential style, echter zijn ze zonder negatieve levensgebeurtenissen niet eerder hopeloos dan mensen zonder deze stijl. Dit is een gevoeligheid-stress component: negatieve cognitieve stijlen zijn de cognitieve gevoeligheid en negatieve levensgebeurtenissen zijn de stress.
§ Sociale steun buffert tegen depressie als mensen stressvolle gebeurtenissen ervaren. Materiële, emotionele en informationele steun kan bufferen tegen depressie door de ontwikkeling van hopeloosheid te vermijden. Mensen kunnen adaptieve inferentiële feedback geven die goedaardige inferenties stimuleert, i.p.v. depressogenic inferenties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Becks theorie

A

§ De cognitieve theorie van depressie van Beck (1989) is conceptueel gelijk aan de hopelessness theory.
§ In de plaatjes hieronder is de theorie te zien. Onaangepaste zelfschema’s met dysfunctionele attitudes zoals thema’s van verlies, ontoereikendheid, mislukking en waardeloosheid vormen de cognitieve gevoeligheid voor depressie. Als die depressogenic self-schemata geactiveerd worden door negatieve levensgebeurtenissen (de stress), genereren ze specifieke negatieve cognities (automatische gedachten) die de vorm aannemen van overmatig pessimistische perspectieven van de zelf, de wereld en iemands toekomst (de negatieve cognitieve triade). Dit leidt weer tot verdriet en andere symptomen van depressie. Depressogenic self-schemata blijven verborgen, zijn minder toegankelijk voor bewustzijn en leiden niet direct tot negatieve automatische gedachten of depressieve stemming en symptomen.
w Beck (1987) stelde dat dit model alleen geldt voor sommige vormen van depressie, vooral voor niet-endogene, unipolaire depressies.
§ Er kan een positieve blokkade zijn waarbij er minder positieve emotie wordt waargenomen tijdens een plezierige gebeurtenis.
§ Individuele verschillen in de waarde die mensen hechten aan verschillende soorten ervaringen beïnvloeden of bepaalde negatieve gebeurtenissen de depressogenic self-schemata zullen activeren:
w Mensen die waarde hechten aan sociale relaties, intimiteit en acceptatie van anderen zijn hoog in ‘sociotropy’ en zullen depressief worden als ze sociale afwijzing of interpersoonlijke verliezen ervaren.
w Mensen die waarde hechten aan onafhankelijkheid, vrijheid en prestatie zijn hoog in ‘autonomie’ en zullen depressief worden als ze mislukkingen of bedreigingen voelen in hun persoonlijke controle.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

overeenkomsten tussen de theorieën

A

Overeenkomsten
1. Ze benadrukken de rol van cognitie in het ontstaan en het behouden van depressie.
2. Ze bevatten een cognitieve gevoeligheidshypothese waarin negatieve cognitieve patronen iemands gevoeligheid voor depressie verhoogt als ze negatieve levensgebeurtenissen ervaren.
3. Ze hebben een bemiddelende volgorde van negatieve inferenties die beïnvloedt of negatieve gebeurtenissen zullen leiden tot depressie symptomen.
4. Ze herkennen de heterogeniteit van depressie en erkennen expliciet (hopelessness theory) of impliciet (Becks theorie) het bestaan van een cognitief bemiddelend subtype van depressie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Verschillen tussen de theorieën

A

Verschil
§ Er is verschil tussen cognitieve processen en cognitieve producten. Cognitieve processen bevatten operaties van het cognitieve systeem zoals informationele encoding, retrieval en aandacht toewijzing. Cognitieve producten zijn het eindresultaat van de operaties van het cognitieve informatieverwerkingssysteem en bevatten cognities en gedachten die het individu ervaart, dit zijn dus de inferenties van de hopelessness theory.
§ Volgens de hopelessness theory verschillen depressieve en niet-depressieve cognities in content, maar niet in proces. Terwijl Becks theorie benadrukt dat depressieve en niet-depressieve cognitie verschilt in content én proces. Beck stelt dat het inferentieproces schema-gedreven is bij depressieven en data-gedreven bij niet-depressieven. Depressieve mensen negeren positieve situationele informatie en worden ten onrechte beïnvloed door negatieve situationele informatie. Niet-depressieve mensen gebruiken informatie op een gepaste manier.
w Dus Becks theorie benadrukt dat depressieve cognitie is verstoord terwijl de hopelessness theory hierover zwijgt.

  • Cognitive processes: involve the operations of the cognitive system, such as informational encoding, retrieval, and attentional allocation.
  • Cognitive products: are the end result of the cognitive system’s information processing operations and consist of the cognitions and thoughts that the individual experiences (inferences).
  • Hopelessness theory: inferences about the cause, consequences and self -> examples of cognitive products. Depressive and non-depressive cognition differ in content (stable/global vs. unstable/specific causal attributions) but not in process.
  • Beck’s theory: Depressive and non-depressive cognition differ not only in content but also in process. The inference process is schema-driven among depressives and data-driven among non-depressed individuals.
  • Beck: Depressed people’s inferences are unwarranted given current information. Depressed individuals ignore positive situational information and are unduly influenced by current negative situational information when making negative inferences. Non-depressed individuals use current information effectively when making inferences.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Empirische evaluatie van de theorieën

A

§ Er zijn 5 centrale voorspellingen van de theorieën:
1. Ze bevatten beiden een interactie tussen cognitieve gevoeligheid en stress dat culmineert in depressieve symptomen. Cognitieve gevoeligheid modereert de effecten van een negatieve levensgebeurtenis op depressie.
2. Ze bevatten beiden bemiddelende verbanden tussen een negatieve levensgebeurtenis en de formatie van depressieve symptomen.
3. Ze bevatten beiden causale kettingen die culmineren in een bepaald subtype van depressie.
4. Ze hypothetiseren beiden dat een ‘match’ in een bepaald domein tussen de cognitieve gevoeligheid en de negatieve gebeurtenis de kans verhoogt op depressieve symptomen.
5. Becks theorie benadrukt dat depressieve cognitie verstoord is, de hopelessness theory niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

How Well Can the Cognitive Theories Explain the Big Facts of Depression?

A
  • Depression is recurrent (meerdere episodes)
    -> Komt overeen met cognitive vulnerability hypotheses en bevindingen van CVD project dat negatieve cognitieve stijlen en disfunctionele houdingen zorgen voor kwetsbaarheid voor zowel eerste depressies als terugkerende depressies
  • Life events play a role in the development of depression.
    -> komt overeen met het cognitive vulnerability-stress component
  • Depression can be lethal (dodelijk), as it clearly increases the risk for suicide.
    -> Hopelessness is the key factor contributing to suicide among depressed individuals.
  • Depression is a common disorder.
    -> Typical factors cause depression and depressed and nondepressed people rely on much the same cognitive processes but differ mainly in cognitive content.
  • The rates of depression surge (neemt toe) during middle to late adolescence.
    -> Cognitieve theorieën kunnen de toename van depressie bij adolescenten verklaren door een toename van negatieve gebeurtenissen die kunnen interageren met geconsolideerde cognitieve kwetsbaarheid die op haar beurt kan bijdragen aan hopeloosheid en daardoor kan leiden tot depressie
  • Gender differences in depression exist among adults, with twice as many women as men experiencing depression.
    -> vrouwen ervaren meer de causale ketting van hopelessness theory: van negatieve levensgebeurtenissen en negatieve cognitieve stijlen.
  • Depression has long been viewed as heterogeneous with multiple causes.
    -> Dit wordt herkend door de theorieën door verschillende subtypes vast te stellen.
    Conclusie: de cognitieve theorieën kunnen de grote lijnen van depressie goed verklaren :)
    Cognitive vulnerabilities increase people’s susceptibility to depression when they experience negative life events in congruent or highly valued content domains.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly