Rufus le fantôme 2 Flashcards
1
Q
gel/forst
A
le gel
2
Q
op zoek naar/ op jacht naar
A
à l’affût
3
Q
op hun hoede
A
sur le qui-vive
4
Q
stijgen
A
monter
5
Q
draaien, verdraaien, ombuigen
A
tordre
6
Q
stinken
A
empester
7
Q
ineenkrimpen, ineenduiken
A
(se) recroqueviller
8
Q
luisteraar
A
un auditeur
9
Q
hooivork
A
une fourche
10
Q
op geraken
A
vint à manquer
11
Q
een takje
A
une brindille
12
Q
weinig, amper, nauwelijks
A
guère
13
Q
gelden, waard zijn
A
valoir
14
Q
de actie die je uitvoert als je eten kookt
A
faire cuire
15
Q
onderin, op de bodem
A
au fond
16
Q
een pan, kookpot
A
une marmite