rufus 13 Flashcards
1
Q
huisarrest hebben
A
être consigné
2
Q
wennen aan
A
se faire à
3
Q
tijd rekken
A
temporiser
4
Q
advies, mening
A
l’avis (mazsc)
5
Q
ooit
A
jamais
6
Q
voorkomen, tegenhouden
A
empêcher,
7
Q
opstellen, opmaken
A
dresser
8
Q
wervelwind
A
le tourbillon
9
Q
kamer, huis, optrekje
A
la piaule
10
Q
stromen, verspreiden
A
circuler
11
Q
nablijven
A
en retenue
12
Q
ontsteld
A
effaré
13
Q
bevriezen
A
figer
14
Q
terwijl
A
tandis
15
Q
knijpen, vasthouden
A
serrer