ander Flashcards
1
Q
vuur vatten, ontbranden
A
prendre feu
2
Q
kolenrest, kolenasresten
A
la braise
3
Q
overwegen
A
considérer
4
Q
heroverwegen
A
reconsidérer
5
Q
de wet
A
la loi
6
Q
beschikken, zich ontdoen van
A
disposer
7
Q
veel, echt, zoveel
A
tellement
8
Q
overwegen (2)
A
envisager
9
Q
grappig
A
drôle
10
Q
water gieten
A
verser de l’eau
11
Q
geld storten
A
verser
12
Q
starten
A
commencer
13
Q
zielsverwant
A
âme sœur
14
Q
muze
A
égérie
15
Q
beste
A
meilleur
16
Q
vijand
A
un ennemi
une ennemie
17
Q
een verlangen
A
une envie
18
Q
zin hebben in, willen
A
avoir envie de
19
Q
soms
A
parfois
20
Q
zal doen
A
ferai (faire futur simple)
21
Q
zelfde
A
même
22
Q
al rennend
A
en courant
23
Q
vloeiend, vlot
A
couramment
24
Q
kortademig
A
le souffle coupé
25
buiten adem zijn
avoir le souffle coupé
26
richting (gaan naar), over, naar, rond
vers
27
daar (er)
là
28
bezig
en cours
29
bezig met laden
Chargement
30
terugkomen, boven water komen
à refaire surface
31
actueel
au goût du jour
32
verwijderen
supprimer
33
Nooit, ooit, voor altijd
jamais
34
vergeten zijn, in de vergetelheid vallen
tomber dans l'oubli
35
waar
où
36
of
ou
37
hoewel, alhoewel
bien que
