ander 8 Flashcards
1
Q
in de laatste plaats
A
en dernier lieu
2
Q
vooral omdat
A
d’autant plus que
3
Q
integendeel
A
au contraire
4
Q
echter
A
cependent
5
Q
echter, evenwel
A
toutefois
6
Q
toch, echter
A
pourtant
7
Q
integendeel 2
A
par contre
8
Q
in tegenstelling tot
A
contrairement à
9
Q
daarentegen
A
en revanche
10
Q
ondanks
A
malgré
11
Q
niettemin, evenwel
A
néanmoins
12
Q
terwijl (3)
A
tandis que
alors que
pendant que
13
Q
evenveel
A
autant
14
Q
zeer
A
hautement
15
Q
slechts
A
seulement
16
Q
bijna
A
presque
17
Q
slechts 2
A
uniquement
18
Q
nauwelijks
A
à peine
19
Q
zoals, als, omdat
A
comme
20
Q
zoals, ook, evenals
A
ainsi que
21
Q
op voorwaarde dat
A
à condition que
22
Q
tenzij
A
à moins que
23
Q
behalve
A
excepté
24
Q
zeker, weliswaar
A
certes
25
als niet, zo niet
si non
26
hoewel
bien que
27
bijvoorbeeld
par exemple
28
zoals
tel que
29
in het bijzonder
notamment
30
in het bijzonder
particulièrement
31
zeker
certainement
32
zeker, ongetwijfeld
sans aucun doute
33
mogelijk, eventueel
possible
34
eventueel
éventuellement
35
misschien
peut-être
