oefenvragen H13 Flashcards
Benoem twee redenen waarom het bij jongeren belangrijk is om gedrag af te zetten tegen sociale en culturele waarden alvorens het als afwijkend te bestempelen.
- De omgeving en ouders bepalen of gedrag afwijkend is, en dat is ingegeven door wat binnen de sociale omgeving en cultuur als normaal beschouwd wordt.
- Gedrag van kinderen kan als afwijkend gezien worden, terwijl het passend is voor de leeftijd.
Benoem één van de meest voorkomende geïdentificeerde oorzaken van verstandelijke beperking en beschrijf de problemen die kinderen met deze stoornis ervaren.
Syndroom van Down is één van de meest voorkomende geïdentificeerde oorzaken. Kinderen met downsyndroom lijden aan problemen met leren en algemene ontwikkeling. Ze zijn meestal ongecoördineerd, hebben geen goede spiertonus. Ze lijden aan geheugenstoornissen, vooral voor mondelinge informatie, en hebben daardoor op school problemen. Ze kunnen aanwijzingen moeilijk volgen en hebben moeite met het uiten van gedachten en behoeften in spraak.
Floor is negen jaar. De zomervakantie is voorbij en ze gaat weer naar school. Het valt de lerares op dat ze bij hardop lezen vaak een ander woord zegt dan er staat. Ook leest ze heel monotoon; het lijkt net alsof ze niet begrijpt wat ze leest. Ze heeft een paar onvoldoendes gehaald voorproefwerken, omdat ze niet alle vragen heeft kunnen beantwoorden.
a. Wat moet je uitsluiten voordat je zou kunnen stellen dat Floor dyslexie heeft?
b. Wat wordt gezien als mogelijke verklaring voor dyslexie?
a. Dat ze een benedengemiddelde of lage intelligentie heeft en dat de leesproblemen dus niet daardoor veroorzaakt worden.
b. Een mogelijke verklaring waar steeds meer aanwijzingen voor gevonden worden, zijn mogelijke achterliggende afwijkingen in de wijze waarop hersenen van kinderen met dyslexie visuele en auditieve informatie verwerken. Ze zijn bv minder efficiënt in het omzetten van geschreven tekens in de bijbehorende geluiden. De normaal dominante spraakcentra in de linker hersenhelft vertonen bij kinderen met dyslexie minder activatie. Deze achterliggende defecten hebben een genetische basis.
De ouders van Quinten (14 jaar) moesten onlangs op school komen: hun zoon was betrapt op vernieling van spullen van medeleerlingen en van spullen in het klaslokaal. Bovendien luisterde hij niet naar docenten en vertoonde hij brutaal gedrag. Hij had ook al een paar keer gespijbeld van school, en was een keer door de politie naar huis gebracht na een winkeldiefstal. Quinten zelf leek er onverstoorbaar onder; hij had niet het idee dat het erg was wat hij gedaan had. Quinten geeft zelf echter nooit toe wat hij gedaan heeft; volgens hem hebben altijd anderen de schuld. Quinten
verveelt zich snel en vindt het dan leuk om de docenten uit te dagen. Die zijn de wanhoop nabij.
a. Van welke stoornissen zou sprake kunnen zijn op basis van deze informatie?
b. Op grond van welke informatie denk je dat?
c. Schrijf vier vragen op die je aan de ouders zou willen stellen om nader uitsluitsel te krijgen over welke stoornis Quinten mogelijk heeft.
Er zou sprake kunnen zijn van normoverschrijdende-gedragsstoornis.
- Sociale normen en rechten van anderen worden geschonden.
- Hij lijkt geen schuldgevoel of berouw te hebben.
- Hij steelt dingen van medescholieren
Morgelijke vragen:
- Hoe is Quinten thuis?
- Is er onlangs sprake geweest van een ingrijpende levensgebeurtenis in het gezin?
- Zijn er andere zaken die opgevallen zijn, zoals bijvoorbeeld gedrag richting dieren?
- Is er sprake van drugsgebruik?
- Is Quinten seksueel actief?
- Is Quinten als eens in aanraking geweest met de politie.
Beschrijf twee aspecten die in behandeling van gedragsstoornissen aan bod komen en licht ze kort toe.
- Trainingsprogramma’s voor ouders zijn vaak op gedragstherapeutische basis, om ouders te helpen het agressieve, verstorende, opstandige gedrag van hun kind te beïnvloeden en het aangepaste gedrag te bevorderen. De behandeling richt zich op verschillende doelen, zoals de ouders helpen meer consistente en duidelijkere regels en effectievere disciplinerende strategieën te hanteren, positieve bekrachtiging te bevorderen en er voor te zorgen dat er meer positieve interacties met het kind komen.
- Training in woedebeheersing voor het kind zelf, als er sprake is van woedeproblemen en agressief gedrag.
Depressie gaat bij kinderen gepaard met dezelfde symptomen als bij volwassenen. Er zijn echter ook symptomen die specifiek bij kinderen voorkomen. Beschrijf deze symptomen.
Weigeren naar school te gaan, bang zijn dat ouders iets overkomt, somatische klachten als buikpijn, zich aan ouders vastklampen. Depressie kan gemaskeerd door gedragingen die niet gerelateerd lijken te zijn, zoals gedragsstoornissen, problemen met leren en zelfs hyperactiviteit.
Ze zijn mogelijk niet in staat hun gevoel als depressie te benoemen.
Mijnheer Jansen komt bij de huisarts. Hij is de laatste tijd erg moe en heeft zware benen. Ook trilt zijn hand erg. Hij vindt het heel vervelend dat hij zo trilt. Dadelijk denken zijn collega’s nog dat hij gedronken heeft. Zijn vrouw zeurt tegenwoordig dat hij rechtop moet gaan staan; ze staat steeds aan hem te sjorren. Hij voelt zich zo stijf.
a. Van welke stoornis is hier mogelijk sprake?
b. Hoe wordt deze stoornis veroorzaakt?
a. Er is mogelijk sprake van ziekte van Parkinson.
b. De ziekte wordt veroorzaakt door de vernietiging of achteruitgang van dopamineproducerende zenuwcellen in de substantia nigra, een hersengebied dat helpt de lichaamsbeweging te reguleren.
Maar het is niet duidelijk wat deze vernietiging in gang zet. Vermoedelijk komt het door een interactie tussen genetische aanleg en omgevingsfactoren, zoals blootstelling aan giftige stoffen.
Beschrijf wat vasculaire neurocognitieve stoornis is en hoe het verschilt van de ziekte van Alzheimer.
Dit is een vorm van uitgebreide of beperkte neurocognitieve stoornis als gevolg van cerebrovasculaire infarcten. Het verschilt van de ziekte van Alzheimer met name in het verloop; dat gaat namelijk veel meer stapsgewijs dan geleidelijk. Het begint vaak iets eerder dan Alzheimer.
Erfelijkheid lijkt geen rol te spelen en dat is bij Alzheimer wel het geval.
En waar bij Alzheimer de geheugenproblemen voorop staan, kunnen bij vasculaire neurocognitieve stoornis andere cognitieve problemen meer op de voorgrond staan.