H9 voedings en eetstoornissen Flashcards

1
Q

boulimia nervosa

meest bij jonge vrouwen

A

eetstoornis die zich kenmerkt door herhaalde eetbuien die worden gevolgd door zelfopgewekt braken in combinatie met overbezorgdheid over gewicht en lichaamsvorm

  • gevoel gebrek aan controle over het eten
  • enorme angst aan te komen
  • zelfbeeld afh van gewicht en vorm lichaam
  • ten minste 1 x per week 3 maanden lang (DSM-5)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

anorexia nervosa
(zonder verlangen naar voedsel)

meest bij jonge vrouwen

A

eetstoornis die zich kenmerkt door het in stand houden van een abnormaal laag lichaamsgewicht en vertekend lichaamsbeeld, intense angst om aan te komen en bij vrouwen amenorroe (uitblijven menstruatie)

  • onvermogen gevaar te zien van abnormaal laag gewicht
  • start vaak bij eerste menstruatie, begin dikker worden
  • 5-20% overlijdt (8x hoger risico op zelfmoord)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

kenmerken eetstoornissen

A
  • verstoorde patronen van eten en door maladaptieve manier om lichaamsgewicht te beheersen
  • vaak samen met depressie of angststoornissen of middelgerelateerde stoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

anorexia nervosa 2 subtypen

A

1 type met eetbuien en braken
- frequente periodes van 3 maanden met
eetbuien en braken
- meestal iemand met impulscontrole problemen, vaak ook stelen of drugs
2. beperkend type zonder eetbuien en braken
- controleren heel strak hun gewicht, obsessief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

problemen bij boulimia nervosa

A
  • huidirritaties rond mond
  • afbraak tandglazuur
  • beschadigen smaakreceptoren
  • buikpijn, breuk in middenrif
  • alvleesklieronsteking
  • menstruatiestoornissen
  • 25-35% zelfmoord
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

factoren die bijdragen tot ontstaan van voedings- en eetstoornissen

A

sociaal-culturele factoren
psychische factoren
gezinsfactoren
biologische factoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

sociaal-culturele factoren

factoren die bijdragen tot ontstaan van voedings- en eetstoornissen

A
  • maatschappelijke druk en hoge verwachtingen die opgelegd aan jonge vrouwen
  • media en reclameboodschappen
  • belang maatschappij aan uiterlijk
  • vanaf 8 jaar meisjes zichzelf al te dik
  • in niet-Westerse landen waar dun niet staat voor schoonheid veel minder eetstoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

psychische factoren

factoren die bijdragen tot ontstaan van voedings- en eetstoornissen

A
  • aan eetstoornissen liggen diepere emotionele problemen ten grondslag
  • bij boulimia kan ook met relatieproblemen te maken hebben, verbeter sociale vaardigheden kan helpen
    1 emotionele factoren
    2 leertheoretisch perspectief
    3 cognitieve factoren
    4 psychodynamische perspectieven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

gezinsfactoren

factoren die bijdragen tot ontstaan van voedings- en eetstoornissen

A
  • vaak achtergrond van gezinsconflicten
  • ouders straffen voor gevoel eenzaamheid en vervreemding die ze thuis ervaren
  • moeders vaak ongelukkiger over functioneren gezin en vaak zelf problemen met lijnen, minder goed in staat hun dochter op te voeden tot onafhankelijke vrouwen
  • meisjes met anorexia helpen het wankele evenwicht in stand te houden bij disfunctionele gezinnen (systeemperspectief)
  • nog onzeker of gezinspatronen bijdragen aan ontstaan eetstoornis of gevolg zijn van eetstoornis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

biologische factoren

factoren die bijdragen tot ontstaan van voedings- en eetstoornissen

A
  • vermoeden afwijkingen in hersenmechanismen die honger en verzadiging reguleren rol spelen bij boulimia waarschijnlijk neurotransmitter serotonine
  • wordt ondersteund doordat eetbuien afnemen als men antidepressiva zoals fluoxetine slikt,
  • vaak in de familie, zou genetische component kunnen zijn
    :boulimia eeneiig tweeling 23% allebei eetstoornis dan twee-eiig 9%
    :anorexia eeneiig tweeling 50% allebei eetstoornis dan twee-eiig 5%
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

3 cognitieve factoren

psychische factoren die bijdragen tot ontstaan van voedings- en eetstoornissen

A
  • perfectionisme en overmatige bezorgdheid fouten te maken, niet snel tevreden
  • iemand met boulimia denkt vaak dichotoom (zwart-wit) als ze maar iets afwijken van strenge
    dieet dan zijn ze een mislukkeling
  • iemand met boulimia vaak disfunctionele cognitieve stijl, lijdt tot overdreven aanname over negatieve gevolgen gewichtstoename
  • overmatig bezorgd over gewicht en lichaamsvorm kan in adolescentie leiden tot ontstaan verstoord eetgedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

4 psychodynamische perspectieven

psychische factoren die bijdragen tot ontstaan van voedings- en eetstoornissen

A
  • meisjes met anorexia kunnen zich moeilijk van gezin losmaken en individuele entiteit vormen
  • meisjes met anorexia stellen volwassen worden uit, geen volwassen problemen hoeven oplossen
  • meisjes met boulimia meer emotionele problemen, minder eigenwaarde
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

fluoxetine

A
  • die beschikbaarheid neurotransmitter serotonine in hersenen doet toenemen
  • eetbuien afnemen als men antidepressiva fluoxetine slikt,
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

behandeling eetstoornissen

A
  • moeilijk te behandelen
  • 50% terugval na behandeling anorexia in ziekenhuis
  • gezinstherapie of individuele therapie na hospitalisatie op lange termijn
  • cognitieve gedragstherapie bij ongeveer 2/3 eetbuien uitgebannen als dat belangrijkste symptoom was
  • behavioristische techniek van blootstelling met responspreventie (origineel voor obsessieve-compulsieve)
    • boulimia persoon blootgesteld aan eten verboden voedsel, therapeut blijft erbij om braken te voorkomen, totdat aandrang purgeren over is
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
cognitieve gedragstherapie (CGT)
bij eetstoornis
A
  • cognitieve gedragstherapie bij ongeveer 2/3 eetbuien uitgebannen als dat belangrijkste symptoom was
  • helpt zelfondermijnende gedachten en aannamen te onderzoeken
    • onrealistische verwachting lijnen
    • alles-of-niets denken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

behandeling eetstoornissen

A
  • moeilijk te behandelen
  • 50% terugval na behandeling anorexia in ziekenhuis
  • gezinstherapie of individuele therapie na hospitalisatie op lange termijn
  • cognitieve gedragstherapie bij ongeveer 2/3 eetbuien uitgebannen als dat belangrijkste symptoom was
  • behavioristische techniek van blootstelling met responspreventie (origineel voor obsessieve-compulsieve)
    • boulimia persoon blootgesteld aan eten verboden voedsel, therapeut blijft erbij om braken te voorkomen, totdat aandrang purgeren over is (vaak effectief)
  • Interpersoonlijke psychotherapie (IPT) bij boulimia (als CGT niet werkt)
  • antidepressiva zoals fluoxetine bij boulimia goed maar wisselend effect bij anorexia
17
Q
cognitieve gedragstherapie (CGT)
bij eetstoornis
A
  • cognitieve gedragstherapie bij ongeveer 2/3 eetbuien uitgebannen als dat belangrijkste symptoom was
  • helpt zelfondermijnende gedachten en aannamen te onderzoeken
    • onrealistische verwachting lijnen
    • alles-of-niets denken
18
Q

eetbuistoornis

A
  • aandoening die zich kenmerkt door herhaalde eetbuien zonder compenserend gedrag zoals bv. purgeren of excessief sporten of laxerende middelen
19
Q

eetbuistoornis

A
  • aandoening die zich kenmerkt door herhaalde eetbuien zonder compenserend gedrag zoals bv. purgeren of excessief sporten of laxerende middelen
  • eetbui gemiddeld 1 keer per week gedurende 3 maanden
  • gebrek aan controle over het eten en veel te grote hoeveelheden eten in tijdsbestek
  • vaak eet men in afzondering, uit schaamte
  • 3,5% vrouwen en 2% mannen op enig moment in leven (vaker dan boulimia of anorexia)
  • hangt vaak samen met depressie en voorgeschiedenis van mislukte poging blijvend gewicht te verliezen
  • vaak genetische component
20
Q

behandeling eetbuistoornis

A
  • cognitieve gedragstherapie effectief en heeft voorkeur (na 1 jaar meer resultaat dan antidepressiva)
  • antidepressiva, vooral SSRI’s (bv Prozac) kan frequentie eetbui verminderen, serotonine genormaliseerd
  • eetlustremmers kunnen ook werken
21
Q

obesitas

A
  • aandoening waarbij sprake is van overtollig lichaamsvet, meestal BMI van 30 of meer
  • verkort levensduur met gemiddeld 7 jaar
  • evenveel mensen ondervoed als obesitas in hele wereld
  • 1 op 3 kinderen te zwaar of loopt risico
  • 90-95% na 5 jaar weer op oude gewicht
  • voor langdurig succes blijvend afvallen moet verstandig dieet worden gevolgd met minder vet en calorieën in combinatie met regelmatige lichaamsbeweging
22
Q

factoren samenhangen met obesitas

A

genetische factoren (vaak in combinatie met dieet en lichaamsbeweging)
stofwisselingsfactoren
- bij veel afvallen reageert lichaam in vertragen stofwisseling
- intensieve lichaamsbeweging zou wellicht stofwisseling kunnen doen toenemen door vet in spieren te veranderen vetcellen
- mensen met obesitas hebben meer vetcellen 200 miljard, normaal 25-30 miljard
- bloedsuikerspiegel daalt nadat we langer geleden hebben gegeten, onttrekt vet aan vetcellen geeft seintje bij verminderen, hoe meer vetcellen, hoe meer seintjes dat er weer gegeten moet worden
- vetcellen verdwijnen niet door dieet, krimpen alleen
- overtollig eten in jeugd + erfelijkheid bepaald aantal vetcellen levenswijze
- dieet en lichaamsbeweging
psychische factoren
- psychodynamische theoretici: in orale fase gefixeerd door conflict over af en onafhankelijk
- gering gevoel eigenwaarde
- gebrek aan verwachtingen omtrent eigen effectiviteit
- gezinsconflicten en negatieve emoties
- vrouwen zoeken vaker behandeling

23
Q

Gedragsmatige technieken gewichtsverlies te bevorderen

A
A van overeten veranderen
  - A in omgeving veranderen
  - Interne A's beheersen
B van overeten veranderen
  - eettempo verlagen
  - verander je routine van boodschappen doen
  - oefen met incompatibele reacties
  - doorbreek de keten
C van overeten veranderen
  - beloon jezelf voor behalen dieet- of caloriedoelstellingen
  - gebruik zelfbestraffing
24
Q

A van overeten veranderen

A

A in omgeving veranderen

  • vermijd omgevingen die overeten veroorzaken
  • verwijder snoep en andere lekkernijen uit het huis
  • serveer voedsel op kleine borden
  • dien van tevoren geplande porties op, geen open schalen op tafel
  • vries restjes direct in, houdt ze niet warm op fornuis
  • kom zo weinig mogelijk in de keuken
  • stel voedselvrije zones in je huis in
  • koppel eten los van andere stimuli zoals tv kijken, telefoneren of lezen

Interne A’s beheersen

  • begraaf onaangename gevoelens niet in doos koekjes of beker ijs
  • label gevoelens van honger als signaal dat je calorieën verbruikt. Het is ok dat ik honger heb, dat betekent niet dat ik dood ga of flauwval, elke minuut uitstel eten verbruik ik energie
25
Q

B van overeten veranderen

A

eettempo verlagen
- leg je bestek neer na elke hap
- neem kleinere hapjes, kauw goed
- proef elke hap, niet schrokken
- neem tussendoor pauze om te praten (hersenen registreren dat bloedsuiker stijgt
- vraag jezelf of je bord leeg moet eten
verander je routine van boodschappen doen
- houd je aan je boodschappenlijstje, loop niet doelloos door supermarkt
- doe snel boodschappen, maak het niet het hoogtepunt van de dag
- behandel supermarkt als vijandig gebied vooral snel door gang met snacks
- doe nooit boodschappen als je honger hebt
oefen met incompatibele reacties
- vervang eten door activiteiten die niets met eten te maken hebben, neem bad bij honger of bel vriend
- vervang voedsel door caloriearm voedsel leg wortel, sla midden in de koelkast makkelijk bereikbaar
- vul vrije tijd met iets dat niets met eten te maken heeft, sport, wandelen, lezen in de bibliotheek,
vrijwilligerswerk
doorbreek de keten
- verleng de keten van overeten, wacht 10 minuten voordat je snack mag, volgende keer 15 minuten enz
- maak het makkelijk neem andere route als je dan bv niet langs bakker komt

26
Q

C van overeten veranderen

A

beloon jezelf voor behalen dieet- of caloriedoelstellingen
- 1/2 kilo = 3500 calorieën. eet 500 calorieën per dag minder om in 1 week 1 pond te verliezen
- beloon jezelf met iets dat je normaal niet voor jezelf zou kopen
- verlies moed niet als het je een week niet lukt, gewoon volgende week weer proberen
gebruik zelfbestraffing
- als de chocoladecake heeft gewonnen doneer je een euro aan politieke partij waar je hekel aan hebt of ander doel waar je tegen bent.

27
Q

pica

A

Pica is een stoornis waarbij niet-eetbare dingen worden genuttigd, gedurende ten minste 1 maand, niet passend bij de ontwikkelingsleeftijd of de cultuur.
Wat er gegeten wordt, varieert met de leeftijd: op jonge leeftijd is dit verf, haar of stof; oudere kinderen eten zand, insecten, bladeren of steentjes en adolescenten en volwassenen klei of grond.
De stoornis komt vaak voor in combinatie met mentale retardatie of een autismespectrumstoornis, maar kan in zeldzame gevallen ook voorkomen bij schizofrenie of bij zwangerschap.

28
Q

ruminatiestoornis

A

Kenmerkend voor deze stoornis is het herhaaldelijk regurgiteren en herkauwen van voedsel, gedurende minimaal 1 maand.
Gedeeltelijk verteerd voedsel wordt teruggebracht naar de mond, zonder dat er sprake is van misselijkheid, kokhalzen of gastro-intestinale aandoeningen. Het voedsel wordt dan uitgespuugd of opnieuw gekauwd en doorgeslikt.
Kinderen met een ruminatiestoornis kunnen achterblijvende groei laten zien, bij een normaal eetpatroon; bij adolescenten en volwassenen wordt dit niet gezien.
Psychosociale problemen, zoals verwaarlozing en onderstimulatie, stressvolle situaties en ouder-kindrelatieproblemen, maar ook mentale retardatie kunnen de stoornis uitlokken, die als een gewoonte wordt beleefd.
De stoornis wordt ontdekt door de houding die een kind aanneemt en de geur die iemand verspreidt; volwassenen trachten het door kuchen te verbloemen, maarvkunnen ook het eten in gezelschap gaan mijden.

29
Q

‘Avoidant/restrictive food intake disorder’ (ARFID)

A

Het belangrijkste kenmerk van arfid is dat er een voedings- of eetstoornis bestaat die ertoe leidt dat de betrokkene te weinig binnenkrijgt, zoals blijkt uit gewichtsverlies, of onvoldoende gewichtstoename tijdens de groei bij kinderen, een voedingsdeficiëntie, afhankelijkheid van enterale voeding of aanvullende voedingssupplementen en een verstoring van het psychosociaal functioneren.
Zo kan een negatieve conditionering zijn opgetreden na een medische ingreep, bijvoorbeeld een oesofagoscopie, of na een stikervaring of hevig braken, maar ook kan de stoornis ontstaan op basis van hypersensitiviteit in het mondgebied. Dikwijls ligt er een aanzienlijke periode tussen het ontstaan en de klinische presentatie van arfid en er is, in tegenstelling tot de andere eetstoornissen, een gelijke man-vrouwverdeling.

30
Q

BINGE EATING DISORDER

A

Bij bed wordt de ernst van de stoornis op een 4-puntsschaal gedefinieerd aan de hand van de frequentie van het inadequate compensatiegedrag
1-3 x per week is licht;
> 4 x per week is extreem ernstig.

31
Q

Beschrijf hoe levenswijze en psychische factoren samenhangen met het ontstaan van obesitas.

A

Eet- en beweeggewoonten zijn aan het veranderen: porties worden steeds groter en mensen bewegen steeds minder. Daardoor worden er meer calorieën ingenomen en minder verbrand met als gevolg gewichtstoename.
Psychodynamici denken dat overgewicht ontstaat door excessieve orale activiteiten van mensen die gefixeerd zijn door conflicten over afhankelijkheid en onafhankelijkheid.
Andere psychische factoren zijn een gering gevoel van eigenwaarde, gebrek aan verwachtingen over eigen effectiviteit, gezinsconflicten en negatieve emoties.

32
Q

Eén van de behandelwijzen voor obesitas is gedragsmodificatie. Hoe wordt het doel van het aannemen van andere eetgewoonten bereikt?

A

Een manier van gedragsmodificatie is het ABC van eten te veranderen.
A staat hierin voor antecedenten, cues of stimuli die tot eten aanzetten, bv omgevingsstimuli. Dit kan aangepakt worden door de omgeving zo in te richten dat mensen niet voortdurend met voedingsstimuli worden geconfronteerd.
De B heeft te maken met gedrag (behavior), bijvoorbeeld langzamer eten, voorbereidingen treffen zoals gezond voedsel kopen.
De C staat voor consequentie; het onmiddellijke plezier van het eten overschaduwt vaak de langdurige negatieve consequenties van obesitas en gezondheidsrisico’s. Ook kan voedsel als beloning werken en angst en spanning verminderen. Door te leren hiermee om te gaan, verschuiven gedragstherapeuten de beloning naar voren.

33
Q

Beschrijf drie behandelvormen van voedings- en eetstoornissen.

A

Bij anorexia nervosa: ziekenhuisopname, als het gewichtsverlies te ernstige vormen heeft aangenomen. Dit wordt dan vaak gecombineerd met gedragstherapie, waarbij het volgen van het
programma een voorwaarde is voor beloningen. Ook individuele therapie en gezinstherapie na hospitalisatie heeft op de lange termijn gunstige effecten.

Bij boulimia nervosa kan cognitieve gedragstherapie helpen zelfondermijnende gedachten en aannamen te onderzoeken. Voor het bestrijden van zelfopgewekt braken, kunnen therapeuten gebruik maken van blootstelling met responspreventie. Ook kan interpersoonlijke therapie helpen bij boulimia, met name als CGT niet nuttig is gebleken. Ook antidepressiva hebben bewezen therapeutische waarde