H1 introductie Flashcards

1
Q

psychopathologie

A
  • deelgebied van psychiatrie en de psychologie

- beschrijft psychische stoornissen, oorzaken en de behandeling ervan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

psychiatrie

A
  • medisch specialisme
  • behandeling en diagnostiek van psychische stoornissen
  • psychiater mag medicijnen voorschrijven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

klinische psychologie

A
  • tak van psychologie

- beschrijving van oorzaken en behandeling van psychische stoornissen om geestelijk welzijn te bevorderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

psycholoog

A
  • iemand die universitaire studie psychologie heeft voltooid

- mag geen meditatie voorschrijving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

gz-psycholoog

A
  • na studie een aanvullende opleiding en in bic register is ingeschreven
  • bevoegd tot behandelen en dianogtiseren van psychische stoornissen
    gz = gezondheidszorg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

psychotherapeut

A
  • iemand na studie psychologie of geneeskunde vervolgopleiding gedaan, bevoegd tot psychotherapeutische behandelingen
  • moet in BIC register zijn ingeschreven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hoeveel mensen gedurende leven gediagnosticeerde psychische stoornis

A
  • 1 op de 2 nederlanders

- op enig moment 1/5 tot 1/3 mensen lijdt eraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

symptomen

A

specifieke eigenschappen of kenmerken die passen bij een bepaalde stoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

diagnostisch criterium

A

bepaalde verschijnselen of symptomen moeten voldoen aan bepaalde voorwaarden, voordat ze als afwijkend worden beschouwd of passend bij een bepaalde stoornis
bv. minimaal een maand lang last ervan hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

auditieve hallucinatie

A

stemmen horen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

psychiatrische stoornis

A
bredere kijk op afwijkend gedrag
biologische aspecten
psychologische aspecten
genetische aspecten
sociaal-culturele invloeden

waar ligt de grens precies tussen normaal en afwijkend gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

criteria voor afwijkend gedrag

A
  1. uitzonderlijk (en afwijkend)
  2. sociaal afwijkend (per cultuur verschillend)
  3. foute perceptie of interpretatie van realiteit (wanen)
  4. aanzienlijk emotioneel lijden van de persoon
  5. onaangepast of contraproductief gedrag
  6. gevaar (zichzelf of anderen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

vragen die je jezelf moet stellen als je gedrag wilt verklaren

A
  1. wat wordt als afwijkend gedrag beschouwd en welke karakteristieken heeft dit gedrag?
  2. welke oorzaken worden onderscheiden voor het afwijkende gedrag?
  3. hoe wordt omgegaan met een persoon die afwijkend gedrag vertoont en hoe wordt hij behandeld?
  4. draagt de cultuur waarin de persoon leeft bij aan het afwijkende gedrag? En zo ja hoe?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

schizofrenie

A
  • komt in verschillende culturen voor ongeveer gelijke %, kenmerken ervan verschillen wel soms tussen landen
  • depressie is meer westers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

trepanatie

A
  • gat in schedel maken

- antieke vorm van chirurgie, demonen uit hoofd laten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

klinische diagnostiek

A
  • het classificeren van psychiatrische stoornissen vereist een klinisch oordeel, het is niet iets wat je kunt meten
  • tot 1973 was homoseksualiteit een ziekte
17
Q

hippocrates

A
  • 460-366 v Chr Griekenland
  • humores - lichaamssappen
    slijm - flegmatiek (traag)
    zwarte gal - melancholie (depressie)
    bloed - sanguinische dispositie (vrolijk)
    gele gal - cholerisch (driftig)
  • 3 hoofdcategorieen
  • melancholie (buitensporige depressie
  • manie (uitzonderlijke opwinding)
  • bezetenheid (bizar gedrag, schizofrenie)
18
Q

arabische psychiatrie

A
  • mensgerichte behandeling geesteszieken
  • diagnostiek en behandelingen (800-1600 n Chr)
  • 705 eerste psychiatrisch ziekenhuis Bagdad
19
Q

moderne tijdperk

A
  • vanaf 1600 gekkenhuizen gebouwd
  • vanaf 1800 hervormingen, men realiseerde zich dat ze ziek waren
  • mensen recht op menselijke bejegening en niet meer vastgeketend in bv Dolhuys
  • morele therapie als behandelfilosofie ontstond
  • midden 1950 nieuwe wind oa medicijnen
20
Q

anti-psychiatrische beweging

A
  • jaren 70
  • patienten moesten niet behandeld worden,
  • nu nog effect in de wet dat mensen niet tegen hun zin kunnen worden vastgehouden
  • en ambulante behandeling (patiënt blijft buiten inrichting)
  • Geelse (belgie) patienten wonen bij gastgezinnen
21
Q

patiënt of cliënt

A
  • psychologen - cliënt

- psychiaters - patiënt

22
Q

Evidence-based medicine (EBM)

A
  • streven gebruik te maken van best beschikbare bewijs bij het maken van een keuze voor behandeling
  • bewijs uit medische wetenschap (huidige stand), 6 stappen, 6de de belangrijkste
    1 gevalsbeschrijving
    2 verzameling gevalsbeschrijvingen
    3 opn; niet vergelijkend onderzoek
    4 vergelijkend onderzoek
    5 Randiomised Controlled Trials (RTC) (door lot aan ene of ander methode)
    6 Meta analyse van RTC, resultaten gebundeld meerder RTC en statisch bewerkt.
23
Q

Evidence-based practice (EBP)

A

proces waarmee besluit wordt genomen op grond vn beste onderzoeksresultaten, ervaring, voorkeur van de patiënt en beschikbare middelen.
want gebrek aan bewijs in EBM is niet zelfde als gebrek aan effectiviteit

24
Q

2 belangrijke principes waarop etische richtlijnen zijn gebaseerd

A

a) informed consent
b) vertrouwelijkheid

debriefing verplicht als informatie is achtergehouden aan de patient tijdens de trial

25
Q

Aspecten van kritisch denken

A
  1. blijf sceptisch (geen eerste indruk vertrouwen)
  2. denk na over definities en terminologie
  3. weeg de aannamen of premissen waarop argumenten zijn gebaseerd
  4. houd in gedachten dat correlatie niet gelijk staat aan een causaal verband (kan iets anders zijn)
  5. overweeg de aard van de bewijzen waarmee conclusies worden onderbouwd.
  6. simplificeer niet te sterk
  7. generaliseer niet te sterk
26
Q

historische visies

A
  1. Hippocrates
  2. Arabische psychiatrie
  3. Exorcisme en heksenvervolgingen
  4. gekkenhuizen
  5. vanaf 1800: hervormingen
  6. anti-psychiatrische beweging
  7. hedendaagse trend
27
Q

psychiater

A

iemand die na de studie geneeskunde een vervolgopleiding heeft gedaan waarin hij gespecialiseerd is in het diagnosticeren en behandelen van patienten met een psychische stoornis.
Psychiater mag wel medicatie voorschrijven een psycholoog niet.

28
Q

verschil in culturele aspecten tussen ziekten bij indianen

A
  1. ziekte ten gevolg van invloed buiten cultuur ‘ziekte blanke man’ zoals alcohol en drugs
  2. ziekte ontstaan door verstoorde relatie met traditioneel stamleven en denken ‘indiaanse ziekte’
29
Q

depressie

A
  • in oosten nadruk op de fysieke of somatisch symptomen zoals hoofdpijn, vermoeidheid en zwakte
  • in westen meer nadruk op psychologische symptomen zoals somberheid
30
Q

morele therapie

A

van Pussen en Pinel (na 1800)
dat patienten door een menselijke behandeling en verblijf in ontspannen en respectvolle omgeving weer normaal gingen functioneren

31
Q

Hedendaagse trend

A

2005 marktwerking in de zorg.
Nadruk op eigen kracht, empoweren van mensen.
Veel aandacht voor taboes en de-stigmatisering
zelfverrijking van bestuurders van grote zorginstellingen

32
Q

humores

A

term van Hippocrates voor de essentiële lichaamssappen

slijm, zwarte gal, bloed en gele gal)