H14 cognitieve stoornissen en stoornissen die samenhangen met ouder worden Flashcards
eurocognitieve stoornis
stoornissen die zich kenmerken door achteruitgang van de cognitieve vermogens en het functioneren in het dagelijks leven, waarbij een organische oorzaak bekend of waarschijnlijk is.
agnosie
zeer ernstige verstoring van de sensorische perceptie. Meestal de visuele perceptie
- vaak een kenmerk van dementie
3 types eurocognitieve stoornis
- delirium
- uitgebreide neurocognitieve stoornis (= dementie)
- beperkte neurocognitieve stoornis
delirium
eurocognitieve stoornis
toestand van extreme geestelijke verwarring, desoriëntatie en het onvermogen om ergens de aandacht op te richten, het duidelijk en coherent spreken en het zich oriënteren
- ernst symptomen fluctueert met de dag
- vaak perceptuele verstoringen, foutieve interpretatie sensorische stimuli of illusies
- komt vaakst voor bij ouderen na chirurgische ingreep
- ontwikkelt zich snel, uren of dagen
- stopt plotseling als oorzaak wordt weggenomen
- kan week of langer aanhouden bij onthouding alcohol
- als oorzaak niet weggenomen dan invaliditeit, coma of dood
oorzaken delirium
- abrupte onthouding van psychoactief drugs, n.m. alcohol (dan heet het delirium tremens)
- hoofdtrauma
- stofwisselingsstoornissen zoals hypoglykemie
- somatische aandoeningen, infecties of hartfalen
- misbruik drugs
- epilepsie
- tekort vitamine B (thiamine)
- hersenebeschadigingen
- Parkinson en Alzheimer
- na blootstelling giftige stoffen, bv paddestoel
kenmerken delirium
ernst licht beperkt uitgebreid
emotie vrees angst paniek
cognitie en perceptie verwarring desoriëntatie, wanen nietszeggend gemompel
gedrag tremors spierspasmen attaques
autonoom function. snelle hartslag zweten koorts
cognitieve gebreken bij dementie
- afasie
- apraxie
- agnosie
- verstoring praktisch functioneren
afasie
cognitieve gebreken bij dementie
- verminderd vermogen om taal te begrijpen en/of te produceren
sensorische of receptieve afasie: moeite gesproken of geschreven taal te begrijpen, maar men kan nog wel zichzelf in taal uitdrukken
motorische afasie: vermogen om gedachten in taal uit te drukken verstoord, maar gesproken taal wel begrijpen, vertrouwde voorwerpen niet bij naam noemen
apraxie
cognitieve gebreken bij dementie
- verminderd vermogen om doelgerichte bewegingen uit te voeren terwijl er geen sprake is van defect in motorische functies
- geen veters strikken of shirt dichtknopen, kan wel vertellen hoe het moet
agnosie
cognitieve gebreken bij dementie
- onvermogen om voorwerpen te herkennen terwijl het zintuiglijk systeem intact is
visuele agnosie: geen voorwerpen herkennen via afbeelding
autitieve agnosie: geen geluiden herkennen
tactiele agnosie: geen voorwerp herkennen door vasthouden of ruiken
verstoring praktisch functioneren
cognitieve gebreken bij dementie
- onvermogen om te plannen, te organiseren of activiteiten in de goede volgorde te zetten.
- docent Engels kan betekenis gedicht niet langer samenvatten
uitgebreide neurocognitieve stoornis (dementie)
ernstige verslechtering van de geestelijke functies
kenmerken zijn: achteruitgang van geheugen, denkvermogen, oordeelsvermogen en taalgebruik
vroeger heette die dementie, maar is term met stigma en vooral gericht op ouderen
- meestal progressief en onomkeerbaar
2 soorten dementie
seniele dementie : start na het 65ste levensjaar
preseniele dementie: start op of voor 65ste levensjaar
oorzaken uitgebreide neurocognitieve stoornis
- ziekte van Alzheimer
- ziekte van Pick (hersenziekte)
- infecties en aandoeningen hersenen beïnvloeden bv meningites, hiv en encefalitis
- soms door tumoren, epileptische aanvallen en infecties dan kan er verbetering of genezing zijn.
progressieve paralyse
vorm van dementie als gevolg van neurosyfilis
- vorm van syfilis waarbij de bacterie in laat stadium ziekte aanval hersenen doet
- syfilis in laat stadium eens verantwoordelijk voor 10 - 30% opnames
- de ontdekking van verband tussen deze vorm van dementie en concreet lichamelijke ziekte versterkte het medisch model en voedde de verwachting dat ook alle andere afwijkende gedragspatronen organische oorzaak hebben
beperkte neurocognitieve stoornis
- voor mensen met beperkte afname van het cognitieve functioneren
- vroeger heette die mild cognitive impairment (MCI)
- mensen kunnen zelfstandig functioneren maar moeten daar meer moeite voor doen dan voorheen.
- clinici worstelen met het vaststellen van de grenzen tussen MCI en normale achteruitgang
- kan soms eerste stadium van Alzheimer zijn
waarom beperkte neurocognitieve stoornis apart opnemen in DSM-5
1 kan MCI opsporen en dan vroege interventie starten, voorkomen ernstiger
bv door cognitieve training of medicatie
2 diagnose stelt onderzoekers in staat 2de groep patiënten te vormen om onderzoek op te doen om progressie van de stoornis te voorkomen