H14 cognitieve stoornissen en stoornissen die samenhangen met ouder worden Flashcards

1
Q

eurocognitieve stoornis

A

stoornissen die zich kenmerken door achteruitgang van de cognitieve vermogens en het functioneren in het dagelijks leven, waarbij een organische oorzaak bekend of waarschijnlijk is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

agnosie

A

zeer ernstige verstoring van de sensorische perceptie. Meestal de visuele perceptie
- vaak een kenmerk van dementie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

3 types eurocognitieve stoornis

A
  • delirium
  • uitgebreide neurocognitieve stoornis (= dementie)
  • beperkte neurocognitieve stoornis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

delirium

eurocognitieve stoornis

A

toestand van extreme geestelijke verwarring, desoriëntatie en het onvermogen om ergens de aandacht op te richten, het duidelijk en coherent spreken en het zich oriënteren

  • ernst symptomen fluctueert met de dag
  • vaak perceptuele verstoringen, foutieve interpretatie sensorische stimuli of illusies
  • komt vaakst voor bij ouderen na chirurgische ingreep
  • ontwikkelt zich snel, uren of dagen
  • stopt plotseling als oorzaak wordt weggenomen
  • kan week of langer aanhouden bij onthouding alcohol
  • als oorzaak niet weggenomen dan invaliditeit, coma of dood
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

oorzaken delirium

A
  • abrupte onthouding van psychoactief drugs, n.m. alcohol (dan heet het delirium tremens)
  • hoofdtrauma
  • stofwisselingsstoornissen zoals hypoglykemie
  • somatische aandoeningen, infecties of hartfalen
  • misbruik drugs
  • epilepsie
  • tekort vitamine B (thiamine)
  • hersenebeschadigingen
  • Parkinson en Alzheimer
  • na blootstelling giftige stoffen, bv paddestoel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

kenmerken delirium

A

ernst licht beperkt uitgebreid
emotie vrees angst paniek
cognitie en perceptie verwarring desoriëntatie, wanen nietszeggend gemompel
gedrag tremors spierspasmen attaques
autonoom function. snelle hartslag zweten koorts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

cognitieve gebreken bij dementie

A
  • afasie
  • apraxie
  • agnosie
  • verstoring praktisch functioneren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

afasie

cognitieve gebreken bij dementie

A
  • verminderd vermogen om taal te begrijpen en/of te produceren
    sensorische of receptieve afasie: moeite gesproken of geschreven taal te begrijpen, maar men kan nog wel zichzelf in taal uitdrukken
    motorische afasie: vermogen om gedachten in taal uit te drukken verstoord, maar gesproken taal wel begrijpen, vertrouwde voorwerpen niet bij naam noemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

apraxie

cognitieve gebreken bij dementie

A
  • verminderd vermogen om doelgerichte bewegingen uit te voeren terwijl er geen sprake is van defect in motorische functies
  • geen veters strikken of shirt dichtknopen, kan wel vertellen hoe het moet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

agnosie

cognitieve gebreken bij dementie

A
  • onvermogen om voorwerpen te herkennen terwijl het zintuiglijk systeem intact is
    visuele agnosie: geen voorwerpen herkennen via afbeelding
    autitieve agnosie: geen geluiden herkennen
    tactiele agnosie: geen voorwerp herkennen door vasthouden of ruiken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

verstoring praktisch functioneren

cognitieve gebreken bij dementie

A
  • onvermogen om te plannen, te organiseren of activiteiten in de goede volgorde te zetten.
  • docent Engels kan betekenis gedicht niet langer samenvatten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

uitgebreide neurocognitieve stoornis (dementie)

A

ernstige verslechtering van de geestelijke functies
kenmerken zijn: achteruitgang van geheugen, denkvermogen, oordeelsvermogen en taalgebruik
vroeger heette die dementie, maar is term met stigma en vooral gericht op ouderen
- meestal progressief en onomkeerbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

2 soorten dementie

A

seniele dementie : start na het 65ste levensjaar

preseniele dementie: start op of voor 65ste levensjaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

oorzaken uitgebreide neurocognitieve stoornis

A
  • ziekte van Alzheimer
  • ziekte van Pick (hersenziekte)
  • infecties en aandoeningen hersenen beïnvloeden bv meningites, hiv en encefalitis
  • soms door tumoren, epileptische aanvallen en infecties dan kan er verbetering of genezing zijn.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

progressieve paralyse

A

vorm van dementie als gevolg van neurosyfilis

  • vorm van syfilis waarbij de bacterie in laat stadium ziekte aanval hersenen doet
  • syfilis in laat stadium eens verantwoordelijk voor 10 - 30% opnames
  • de ontdekking van verband tussen deze vorm van dementie en concreet lichamelijke ziekte versterkte het medisch model en voedde de verwachting dat ook alle andere afwijkende gedragspatronen organische oorzaak hebben
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

beperkte neurocognitieve stoornis

A
  • voor mensen met beperkte afname van het cognitieve functioneren
  • vroeger heette die mild cognitive impairment (MCI)
  • mensen kunnen zelfstandig functioneren maar moeten daar meer moeite voor doen dan voorheen.
  • clinici worstelen met het vaststellen van de grenzen tussen MCI en normale achteruitgang
  • kan soms eerste stadium van Alzheimer zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

waarom beperkte neurocognitieve stoornis apart opnemen in DSM-5

A

1 kan MCI opsporen en dan vroege interventie starten, voorkomen ernstiger
bv door cognitieve training of medicatie
2 diagnose stelt onderzoekers in staat 2de groep patiënten te vormen om onderzoek op te doen om progressie van de stoornis te voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

ziekte van Alzheimer

neurocognitieve stoornis

A

Progressieve en onomkeerbare hersenziekte.
Kenmerken zijn geleidelijk verlies van geheugen en intellectuele capaciteiten, veranderingen in de persoonlijkheid en uiteindelijk verlies om voor zichzelf te zorgen
- zorgt voor helft gevallen dementie
- vrouwen vatbaarder dan mannen (kan zijn dat vrouwen langer leven)

19
Q

stadia van ziekte van Alzheimer

A
  1. geringe geheugenproblemen en subtiele veranderingen in persoonlijkheid
    - vaak moeite financiën op orde houden en recente dingen onthouden, rekenen lastig
    - iemand die extravert was kan zich terugtrekken of zachtaardige personen worden kortaangebonden
    - in het begin kan iemand nog zichzelf redden en zijn coöperatief
  2. na verloop van tijd de weg niet meer vinden op parkeerplaats of winkel of huis
    - agitatie, dwalen, depressie en agressief gedrag komen steeds meer voor
20
Q

diagnose van ziekte van Alzheimer

A

voor 2012 vaak foute diagnoses want lijkt op veel andere aandoeningen, zoals ernstige depressie resulteert in geheugenverlies
-2012 scan van hersenen beschikbaar die de aanwezigheid van amyloïde plaques kan detecteren

21
Q

oorzaken ziekte van Alzheimer

A

we weten nog niet of amyloïde plaques verantwoordelijk zijn voor het geheugenverlies of dat ze een symptoom van de ziekte zijn

  • verlies van synapsen in de hersenen
  • er zijn al genen geidentificeerd die ermee te maken hebben, wellicht zorgen die combinaties van gene voor productie van bèta-amyloïde
  • ook omgevingsfactoren en stress zou oorzaak kunnen zijn
22
Q

behandeling en preventie van Alzheimer

A
  • nog geen genezing mogelijk, wel bescheiden vertraging met donepezil, die verhoogt niveau van neurotransmitter acetylcholine(ACH), bij alzheimer vaak lage concentratie
  • memantine, blokkeert neurotransmitter glutanaat, alleen bij matige tot ernstige Alzheimer gebruikt
  • psychosociale interventies: geheugentraining kan helpen resterende vermogens optimaal te gebruiken
    Preventie:
  • men vermoedt dat ibuprofen kan op Alzheimer kan verkleinen
  • ook zou intellectuele uitdaging misschien Alzheimer kunnen voorkomen of uitstellen
23
Q

cerebrovasculair accident (CVA)

A

beroerte of hersenbeschadiging als gevolg van een scheur of stremming van een bloedvat dat de hersenen van zuurstof voorziet

  • circulatie valt stil hierdoor delen hersenen beschadigd of vernietigd
  • belemmering in motoriek, taal en cognitieve functies of de dood
24
Q

vasculaire neurocognitieve stoornis

A

dementie de het gevolg is van een reeks beroertes in de hersenen
(voorheen vasculaire dementie)
- meer mannen dan vrouwen
- erfelijkheid lijkt geen rol te spelen (wel bij Alzheimer)
- de symptomen lijken op Alzheimer alleen treedt het nu plotseling op

25
Q

frontotemporale neurocognitieve stoornis (ziekte van Pick)

A

vorm van dementie, gekenmerkt door de aanwezigheid van abnormale structuren in de hersenen, de Pick-lichaampjes (kan alleen na autopsie worden vastgesteld)

  • dunner worden of krimpen van hersenweefsel in frontale en temporale lobben van de cortex cerebri
  • ziekte begint vaak op middelbare leeftijd (heel soms bij 20igers)
  • ziekte lijkt familiegebonden en minimaal 1 genetische component
  • symptomen lijken op Alzheimer
    • geheugenverlies en sociaal onaangepast gedrag (onbeschoft of open sex)
26
Q

neurocognitieve stoornis door traumatisch hersenletsel

A
  • boksers kunnen het ontwikkelen in de loop van de jaren
  • ook American football spelers verhoogd risico
  • meervoudige verwondingen meer kans op hersenbeschadiging maar het kan ook bij een enkel trauma als ernstig genoeg
  • bij schade aan frontaalkwab kan persoonlijkheid veranderen
27
Q

amnestische stoornis

A

verstoringen in het geheugen die samenhangen met het onvermogen om nieuwe dingen te leren of gebeurtenissen uit het verleden terug te halen

28
Q

hypoxie

A

verminderde zuurstoftoevoer naar de hersenen of naar andere organen
- kan amnetische stoornis veroorzaken

29
Q

infarcering

A

ontstaan van infarct of gebied met dood of afstervend weefsel door een blokkade in de bloedvaten die weefsel normaal gesproken bevoorraden

  • kan ook door langdurig gebruik van grote hoeveelheden alcohol komen
  • kan amnetische stoornis veroorzaken
30
Q

syndroom van Korsakov

A

syndroom dat samenhangt met chronisch alcoholisme

kenmerken: onomkeerbaar geheugenverlies door gebrek vitamine B1 en desoriëntatie
- ook krijgsgevangenen die B1 (thianine) tekort hadden kunnen ziekte krijgen
- langetermijngeheugen blijft in tact (in tegenstelling tot Alzheimer)
- dit syndroom volgt vaak op een acute aanval van ziekte van Wernicke

31
Q

ziekte van Wernicke

A

hersenziekte die samenhangt met chronisch alcoholisme

kenmerken: verwarring, desoriëntatie, moeite om evenwicht tijdens lopen te bewaren, verlamming van de spieren die oogbewegingen aansturen
- veroorzaakt door tekort aan thiamine
- symptomen kunnen verdwijnen maar vaak volgt syndroom van Korsakov

32
Q

neurocognitieve stoornis met lewylichaampjes

A

veelvoorkomende vorm van progressieve dementie

  • lewylichaampjes zijn abnormale afzettingen van proteïne in de celkern van bepaalde hersendelen, waardoor geheugen en motoriek verstoord worden
  • aanzienlijke cognitieve achteruitgang
  • wisselende alertheid en aandacht met sufheid
  • in de ruimte staren en terugkerende visuele hallucinaties
  • ook houterige bewegingen en spierstijfheid zoals bij Parkinson
  • men kan ook aandepressie lijden
  • ontstaat tussen 50 en 85 jaar
  • geen behandeling mogelijk
33
Q

neurocognitieve stoornis door ziekte van Parkinson

A

traag voortschrijdende neurologische aandoening die zich kenmerkt door een onbedwingbaar schudden of tremor, verstarring, ongewone lichaamshouding (voorover leunen) en onvoldoende controle over lichaamsbewegingen

  • meestal tussen 50 en 69 jaar, evenveel man / vrouw
  • 80% ontwikkelt uiteindelijk dementie
  • weinig controle fijne motoriek
34
Q

ziekte van Parkinson veroorzaakt door

A
  • vernietiging of achteruitgang van dopamineproducerende zenuwcellen in de substantia nigra (zwarte substantie)
  • wat de vernietiging in gang brengt is onbekendwellicht interactie tussen genetische aanleg en omgevingsfactoren zoals blootstelling giftige stoffen
35
Q

substantia nigra (zwarte substantie)

A

hersengebied dat helpt lichaamsbeweging te reguleren

36
Q

ziekte van Parkinson behandeling

A
  • L-dopa wordt in de hersenen in dopamine omgezet
    helpt de symptomen onder controle te houden en de
    opmars te vertragen maar is geen geneesmiddel
  • mogelijk elektrische stimulatie van diepe hersenstructuren
37
Q

neurocognitieve stoornis door ziekte van Huntingon

A

erfelijke degeneratieve ziekte die zich kenmerkt door zenuwachtige, trekkerige bewegingen, paranoia en geestelijke achteruitgang
-progressieve achteruitgang van de basale ganglia een hersengebied dat de lichaamsbeweging en de houding helpt reguleren

38
Q

kenmerken ziekte van Huntingon

A
  • willekeurige trekkerige bewegingen (choreiform) van gezicht, nek, ledematen en romp
  • gemiddeld tussen 30 en 50 jaar
  • ziekteduur 20 jaar
39
Q

oorzaak ziekte van Huntingon

A
  • genetisch defect op een enkel gen
  • dit gen veroorzaakt abnormale proteïne-afzettingen in de neuronen van de hersenen
  • elke drager wordt ziek
  • 50% kans op overerving van 1 van de ouders
40
Q

neurocognitieve stoornis door hiv-infectie

A
  • kan centrale zenuwstelsel binnendringen en beperkte neurocognitieve stoornis veroorzaken
  • kenmerken: vergeetachtigheid, concentratieverlies, minder probleemoplossend vermogen
  • dementie wordt erger naarmate de ziekte vordert
  • hiv-infectie (nog geen aids) dan zelden dementie
  • aids dan 25% dementie
41
Q

dementie door Creutzfeldt-Jacob

A

hersenziekte met als kenmerk het ontstaan van kleine holten in de hersenen die lijken op gaten in een spons. De ziekte veroorzaakt hersenbeschadiging die meestal in dementie uitmondt, dood binnen aantal maanden

  • is een Prionziekte
  • Prionziekte is ophoping van prionen in de hersenen
  • BSE is variant via besmet rundvlees
  • anders genetische oorzaak
42
Q

angststoornissen en ouder worden

A
  • oudere vrouwen vaker dan oudere mannen
  • ouderen wel evenvaak als jongen maar andere soorten angststoornissen
  • jongeren - specifieke fobie
  • ouderen - gegeneraliseerde angststoornis (vaak ontwikkelt door gebrek aan controle, verlies vrienden etc)
  • ouderen soms bang naar buiten te gaan wegens iets breken wordt ten onrechte als agorafobie gezien
  • ouderen bijna geen sociale fobie
43
Q

depressie en ouder worden

A
  • depressie vooral tussen 25- 45 jaar minder bij ouderen en jongeren
  • ondanks minder vaak dan bij iets jonger komt het toch vrij vaak voor, vooral als men eerder depressie heeft gehad, bijna 8-20 % ouderen symptomen depressie waarbij 1-5 % echt depressie
  • sociale steun is belangrijk als buffer tegen stress, bv doen vrijwilligerswerk of betrokken bij religieuze organisatie
  • stress oorzaak depressie, bv zorgen voor ziekte partner, pensionering = verlies rol
  • ouderen hebben baat bij interventies (medicatie en psychologies) maar gaat langzamer
44
Q

slaapproblemen en ouder worden

A
  • slapeloosheid komt vaker voor dan depressie
  • te maken met leeftijdsgebonden verandering in de fysiologie van de slaap, kan ook wijzen op depressie, dementie, angststoornis of somatische ziekte, ook eenzaamheid
  • gedragstherapie werkt goed bij ouderen