H 12 persoonlijkheidsstoonissen en impulsbeheersingsstoornissen Flashcards

1
Q

persoonlijkheidsstoonissen

A

Excessief rigide gedragspatronen of een manier van omgaan met anderen die uiteindelijk negatieve consequenties heeft

  • mensen kunnen zich niet aanpassen aan externe eisen
  • komt tijdens de adolescentie of vroege volwassenheid aan het licht blijven gedurende grootste deel volwassen leven bestaan
  • waarschuwingssignalen kunnen bij peuters al zichtbaar zijn: zoals gedragsproblemen, depressie, nervositeit, uitzonderlijke kinderlijkheid
  • 13,5 tekenen van persoonlijkheidsstoornis
  • geven anderen de schuld van problemen, kijken niet zelf in de spiegel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

persoonlijkheid

A

beschrijven van reeks onderscheidende psychologische kenmerken en gedragsmatige karakteristieken die elk van ons uniek maken en die ons gedrag verklaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

DSM-5 persoonlijkheidsstoonis 6 criteria

A

1 duurzaam patroon van ervaringen en gedragingen, 2 of meer van de volgende
gebieden tot uiting:
cognities, affectiviteit, interpersoonlijk functioneren en impulsbeheersing
2 dit patroon is star en zichtbaar in vele persoonlijke en sociale situaties
3 dit patroon veroorzaakt lijdensdruk of beperkingen in functioneren in belangrijke terreinen
4 dit patroon is stabiel en van lange duur niet opgetreden na jong volwassen
5 er is geen andere psychische stoornis als verklaring
6 niet toe te schrijven aan effecten van lichamelijke aandoeningen of drugs.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

3 clusters persoonlijkheidsstoornissen

A

Cluster A: vreemd of excentriek gedrag
- mensen met paranoïde-, schizoïde- en schizotypische persoonlijkheidsstoornis

Cluster B: overmatig dramatisch, emotioneel of labiel gedrag
- mensen met antisociale-, borderline-, histrionische- en narcistische- persoonlijkheidsstoornissen

Cluster C:

  • mensen die vaak nerveus of angstig lijken
  • mensen met vermijdende-, afhankelijke- en dwangmatige- persoonlijkheidsstoornis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Cluster A: vreemd of excentriek gedrag

A
  • mensen met deze stoornissen hebben vaak problemen met relaties met anderen en vertonen weinig of geen belangstelling voor ontwikkelen sociale relaties
  • het ‘bizarre’ cluster genoemd, vanwege de soms vreemde aard symptomen
  • paranoïde persoonlijkheidsstoornis
  • schizoïde persoonlijkheidsstoornis
  • schizotypische persoonlijkheidsstoornis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

paranoïde persoonlijkheidsstoornis

Cluster A

A

persoonlijkheidsstoornis die wordt gekenmerkt door onterecht wantrouwen omtrent de motieven van de anderen, maar niet zo sterk dat de betrokkenen aan wanen leiden

  • achterdochtig tegen iedereen, vrienden, collega’s, leidinggevenden etc
  • overmatig gevoelig voor kritiek
  • worden snel boos en koesteren wrok als ze denken verkeerd behandeld
  • hebben weinig vrienden en intieme relaties (vermoeden altijd ontrouw)
  • twistziek en spannen herhaaldelijk rechtzaken aan
  • komt vaker bij mannen dan vrouwen voor
  • anders dan bij paranoïde schizofrenie denken ze niet dat bv geheime dienst achter ze aan zitten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

schizoïde persoonlijkheidsstoornis

Cluster A

A

persoonlijkheidsstoornis die zich kenmerkt door een blijvend gebrek aan interesse in sociale relaties, een vlak affect en sociale teruggetrokkenheid

  • eenlingen of excentriekelingen
  • mannen trouwen zelden, vrouwen soms wel maar hechten niet aan partner
  • ervaren zelden sterke woede, vreugde of droefheid, lijken vlak en koel
  • toch minder vlakke emoties als bij schizofrenie
  • sommige hechten aan pornografie of voyeuristische wensen
  • soms zijn ze wel gevoelig maar uiten ze die naar dieren toe
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

schizotypische persoonlijkheidsstoornis

Cluster A

A

persoonlijkheidsstoornis die zich kenmerkt door excentrische gedachten of excentriek gedrag maar zonder psychotische kenmerken

  • problemen met vormen nauwe relaties
  • gedrag vreemd en eigenaardig, geen samenhangend zelfbeeld
  • missen vermogen empathie
  • men heeft ook vaak emotionele stoornissen zoals depressie en angststoornis en verhoogd risico suïcidaal gedrag
  • ongewone waarnemingen zoals overleden familielid in kamer maar snappen dat het niet werkelijk is
  • kunnen betrekkingswanen ontwikkelen (geloof ander over hun praten)
  • soms magisch denken (denken dat ze 6de zintuig hebben, kunnen voorspellen)
  • kunnen er onverzorgd uitzien en ongewoon gedrag vertonen
  • manier van denken vreemd, vage metaforische gedachten = formele denkstoornis
  • weinig emotie op gezicht, geen glimlach bij groet, soms wel op verkeerd moment
  • iets vaker bij mannen dan vrouwen
  • zelfde gebied hersenafwijkingen als bij schizofrenie maar wellicht andere factoren zoals stressvolle ervaring niet aanwezig dus geen schizofrenie gekregen
  • niet vaak dat mensen met schizotypische persoonlijkheidsstoornis uiteindelijk schizofrenie ontwikkelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Cluster B: dramatisch, emotioneel of labiel gedrag

A
  • mensen met deze stoornissen vertonen gedragspatronen die buitensporig, onvoorspelbaar of egoïstisch zijn
  • problemen met aangaan en onderhouden van relaties
  • het ‘dramatische’ cluster van persoonlijkheidsstoornissen vanwege de expressieve aard van de symptomen
  • antisociale-persoonlijkheidsstoornis
  • borderline-persoonlijkheidsstoornis
  • histrionische-persoonlijkheidsstoornis
  • narcistische-persoonlijkheidsstoornis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

antisociale-persoonlijkheidsstoornis

Cluster B

A

persoonlijkheidsstoornis die zich kenmerkt door antisociaal en onverantwoordelijk gedrag en door gebrek aan spijt van misdaden

  • antisociaal omdat ze vaak de rechten van anderen schenden, zich niet aan sociale normen en conventies storen, en soms wet overtreden
  • zijn vaak impulsief en komen verplichtingen niet na
  • hebben vaak oppervlakkige charme (aangeleerd) en gemiddelde intelligentie
  • geen schuldgevoel of spijt na misdrijf, straf heeft weinig effect
  • vaker bij mannen(3-6%) dan vrouwen (1 %)
  • betrokkene moet minstens 18 jaar zijn om diagnose te krijgen,
  • begint vaak in jeugd dan normoverschrijdende gedragsstoornis (spijbelen, van huis weglopen, vechtpartij uitlokken, wapens, seks afdwingen, fysieke wreedheden tegen mens of dier, moedwillig vernielen, liegen, stelen)
  • vroegere namen waren psychopaat en sociopaat
  • het antisociale gedrag neemt met jaren af en kan na 40 jaar zelfs verdwijnen maar de achterliggen persoonskenmerken blijven: gebrek empathie, egoïsme, manipulatiedrang, geen spijt of schuldgevoel
  • vaker bij mensen in lagere sociaal-economische groepen
  • probleemoplossende therapie kan helpen herfomuleren conflictsituatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

histrionische-persoonlijkheidsstoornis

Cluster B

A

persoonlijkheidsstoornis die zich kenmerkt door overmatige behoefte aan aandacht, lof, geruststelling en goedkeuring

  • willen in centrum aandacht staan
  • vaker bij vrouwen dan mannen (maar nog niet zeker of zo is)
  • raken ongewoon van streek bij droevig nieuws of overdreven verrukt bij plezier
  • meestal egoïstisch en verdragen geen uitstel van beloning
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

narcistische-persoonlijkheidsstoornis

Cluster B

A

persoonlijkheidsstoornis die zich kenmerkt door opgeblazen zelfbeeld en eisen dat anderen hen aandacht geven en bewonderen

  • hebben geen empathie, ongevoelig voor behoeften anderen, exploiteert ze
  • zijn succesvoller in hun carrière en beter macht en status verwerven
  • gedreven om te slagen om bewondering te krijgen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

borderline-persoonlijkheidsstoornis

Cluster B

A

persoonlijkheidsstoornis die zich kenmerkt door plotselinge stemmingswisselingen, gebrek aan samenhangend zelfbeeld en onvoorspelbaar, impulsief gedrag

  • meestal onzeker over persoonlijke identiteit, waarden, doelen, carrière en zelfs seksuele geaardheid geeft knagende gevoelens leegte en verveling
  • verlatingsangst, veeleisend in sociale relaties
  • gevoelens voor anderen intens en wisselend, tussen ophemelen en verachten
  • wisselen vaak van partner in korte stormachtige relaties
  • vaker bij vrouwen (in 75% gevallen)
  • kerneigenschap is moeilijkheid emoties te reguleren
  • vaak zelfdestructief: automutilatie (snijden) en zelfmoordpogingen
  • vaak in vroege jeugd gediagnosticeerd
  • impulsiviteit, veel geld uitgeven, gokken, drugsmisbruik, roekeloos rijden, overeten
  • vaak verstoorde relaties met gezinsleden en anderen
  • vaak traumatische gebeurtenis in jeugd zoals verlies ouder of scheiding, mishandeling, verwaarlozing of getuige van geweld
  • vaak moeilijke patiënten in psychotherapie, eisen veel ondersteuning van therapeut, bellen bij nacht en ontij op, handelen suïcidaal om aandacht te trekken
  • met de loop van de jaren doven zelfmoordgedachten, turbulente emoties en zichzelf beschadigen en impulsiviteit wel uit.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

1

A

1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Cluster C: nerveus of angstig gedrag

A

het vermijdende cluster

  • vermijdende-persoonlijkheidsstoornis
  • afhankelijke-persoonlijkheidsstoornis
  • dwangmatige-persoonlijkheidsstoornis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Cluster C: nerveus of angstig gedrag

A

het vermijdende cluster

  • vermijdende-persoonlijkheidsstoornis
  • afhankelijke-persoonlijkheidsstoornis
  • dwangmatige-persoonlijkheidsstoornis
17
Q

vermijdende-persoonlijkheidsstoornis

Cluster C

A

persoonlijkheidsstoornis die zich kenmerkt door het vermijden van sociale relaties als gevolg van angst voor afwijzing

  • weinig intieme relaties buiten directe familie
  • vermijden groeps-, werk- of recreationele activiteiten, lunchen aan bureau
  • 2,4% evenvaak bij mannen als vrouwen
  • ze hebben wel belangstelling en warme gevoelens voor anderen
  • angst voor afwijzing verhindert dat ze hun behoefte voor affectie vervullen
  • deze stoornis overlapt vaak met sociale-angststoornis (comorbiditeit zelfde genetische basis wellicht) - dit kan ernstiger vorm van sociale-angststoornis zijn
  • te behandelen met cognitieve gedragstherapie
18
Q

afhankelijke-persoonlijkheidsstoornis

Cluster C

A

persoonlijkheidsstoornis die zich kenmerkt door problemenbij het nemen van onafhankelijke beslissingen en door overmatig afhankelijk gedrag

  • klampen zich vast aan relatie, bijzonder bang voor scheiding
  • zoeken advies bij alles, moeilijk dingen alleen te doen
  • in westerse cultuur vaker bij vrouwen
  • gekoppeld aan andere stoornissen als depressie, bipolaire stoornis en sociale fobie maar ook aan hoge bloeddruk, cardiovasculaire aandoening en spijsverteringsstoornissen zoals maagzweer
  • men schrijft zijn eigen problemen vaak aan lichamelijk en niet emotioneel toe
19
Q

dwangmatige-persoonlijkheidsstoornis

Cluster C

A

persoonlijkheidsstoornis die zich kenmerkt door rigide manier van omgaan met anderen, perfectionistische neigingen, gebrek aan spontaniteit en door een overmatige aandacht voor detail

  • 2,1 tot 7,9 populatie, 2 x vaker bij mannen
  • 2 types - egosyntoon of egodystoon
  • men gaat soms ook voldoen aan de eisen voor obsessieve-compulsieve angstestoornis (bij egodystoon)
  • krijgen werk niet op tijd af, te perfectionistisch
  • doen niet aan sociale activiteiten en hobby’s, overdreven zorgen over kosten uitstapje
20
Q

egosyntoon

A

men heeft er zelf geen last van

21
Q

egodystoon

A

men heeft er zelf wel last van

22
Q

problemen met indeling van persoonlijkheidsstoornissen

A
  1. kan een persoonlijkheidsstoornis wel betrouwbaar worden gedifferentieerd t.o. andere klinische syndromen?
    - bv obsessieve-compulsieve angstestoornis bijna gelijk dwangmatige-persoonlijkheidsstoornis
  2. grote mate van overlap tussen de diagnostische criteria voor dwangmatige-persoonlijkheidsstoornissen.
    - men voldoet vaak aan meerdere persoonlijkheidsstoornissen
  3. hoe onderscheid je nu normaal en pathologie
23
Q

theoretische perspectieven op persoonlijkheidsstoornissen

A
  1. psychodynamische perspectieven
  2. leer- en sociaal-cognitieve perspectieven
  3. gezinsfactoren
  4. biologische perspectieven
  5. sociaal-culturele omstandigheden
24
Q
  1. psychodynamische perspectieven

op persoonlijkheidsstoornissen

A

Hans Kohut

  • heeft theorie zelfpsychologie ontwikkelt
  • legt nadruk op processen in ontwikkelen van samenhangend zelfgevoel
  • gebrek aan empathie en steun ouders basis voor pathologisch narcisme

Otto Kernberg

  • borderline-persoonlijkheidsstoornis ontstaat wanneer de ontwikkeling van een gevoel van stabiliteit en eenheid t.a.v het zelf en anderen tijdens vroege jeugd uitblijft
  • afsplisting = snelle sprongen tussen helemaal goed en helemaal slecht

Margaret Mahler

  • zuigelingen tijdens 1ste jaar een symbiotische hechting met moeder ontwikkelen. normaal leren kinderen geleidelijk onderscheid te maken tussen eigen identiteit en dat van moeder (= separatie-individuatie)
  • moeder kan proces verstoren door weigeren kind de laten gaan of juist te snel
  • beperking van deze theorie is dat hij is gebaseerd op gevolgtrekkingen van gedrag en retrospectieve verklaringen volwassenen
25
Q

afsplitsing

A

onvermogen om de positieve en negatieve aspecten van het zelf en anderen met elkaar de verenigen, hetgeen leidt tot plotselinge wisselingen tussen positieve en negatieve gevoelens

26
Q
  1. leer- en sociaal-cognitieve perspectieven

op persoonlijkheidsstoornissen

A

leertheoretici:

  • maladaptieve relaties met anderen gevormd door ervaringen jeugd
  • excessieve discipline ouders kan afhankelijkheidspatroon ontwikkelen
  • inconsequente aandacht leren kinderen goedkeuring niet vanzelfsprekend

sociaal-cognitieve theorie

  • de rol van bekrachting bij verklaren oorsprong antisociale gedragingen
  • mogelijk niet altijd juiste bekrachting bij goed en slecht handelen als kind
  • mogelijk te lijden gehad onder zware fysieke straffen

Bandura
- kinderen leren vaardigheden door te kijken naar anderen ook agressief gedrag

27
Q
  1. gezinsfactoren

op persoonlijkheidsstoornissen

A
  • gezinsfactoren kunnen in sommige gevallen van antisotiale-persoonlijkheidsstoornis een rol spelen, maar veel verwaarloosde kinderen vertonen later geen antisociaal of afwijkend gedrag, er moeten dus ook andere factoren zijn
28
Q
  1. biologische perspectieven

op persoonlijkheidsstoornissen

A
  • er is aangetoond dat genetische factoren een rol spelen bij verschillende typen persoonlijkheidsstoornissen (antisociale- narcistische-, paranoïde en borderlin-persoonlijkheidsstoornis)
  • mensen kunnen kwetsbaarder zijn als ze te maken krijgen met bepaalde omgevingsfactoren, bv gen dat verband houdt met antisociaal gedrag alleen tot uiting als men tijdens jeugd was mishandelt
  • mensen met antisociale persoonlijkheid vaak geringere arousal, dreiging met straf daarom minder effectief (maar piloot en brandweerman moet dat ook hebben, minder snel arousal, maakt ze niet ziek)
  • mensen met antisociale persoonlijkheid vaak afwijking in prefrontale cortex, waar impulsief gedrag wordt geremd
29
Q
  1. sociaal-culturele omstandigheden

op persoonlijkheidsstoornissen

A

verwaarlozing en mishandeling mogelijk vertaald in een gebrek aan empathie en een onverschilligheid voor het welzijn van anderen

30
Q

behandeling van persoonlijkheidsstoornissen

A
  • psychodynamische therapie
  • gedragstherapie
  • biologische benadering
31
Q
  • psychodynamische therapie

behandeling van persoonlijkheidsstoornissen

A
  • gebruikt om bewust te maken van de wortels van hun zelfdestructieve gedragspatronen en om hen beter aangepaste manier aan te leren voor het omgaan met anderen
  • lastig voor therapeut bij mensen met borderline- of narcistische persoonlijkheidsstoornis
  • werkt om clienten bewuster te maken hoe hun gedrag een vriendschaps- of liefdesrelatie op scherp zet
  • therapeut gebruikt directere, meer confronterende aanpak dan normaal
32
Q
  • gedragstherapie

behandeling van persoonlijkheidsstoornissen

A
  • vaak token-economy-system gebruikt, gericht op systematische onmiddelijke positieve bekrachtiging van vooraf gestelde doelgedragingen (niet duidelijk of het op de langere termijn ook werkt)
  • cognitieve gedragstherapeuten richten zich op veranderen van het ineffectieve gedrag en disfunctionele denkpatronen en niet op de persoonlijkheid
  • dialectische gedragstherapie (DBT) - leren verzoenen met tegenstrijdigheden
  • gedragstechnieken worden gebruikt om clienten te helpen hun relatie met anderen te verbeteren, probleemoplossende vaardigeheden te ontwikkelen en effectieve manieren aan te leren om met verwarrende gevoelens om te gaan
33
Q
  • biologische benadering

behandeling van persoonlijkheidsstoornissen

A
  • geneesmiddelen speelt bescheiden rol
  • soms antidepressiva of angstremmers bij borderline-persoonsstnis om geassocieerde depressie of angst te behandelen,
  • SSRI bv fluoxetine kan woede en razernij denken
34
Q

dialectische gedragstherapie (DBT)

A
  • Linehan ontwikkelde therapie spceiaal voor borderline-persoonlijkheidsstoornis
  • combinatie van cognitieve gedragstherapie met mindfulnessmeditatie om hun sterk negatieve emoties te helpen accepteren en verdragen en meer adaptieve manieren vinden om met anderen om te gaan.
35
Q
  1. In het artikel wordt, op blz 98, een continuüm beschreven (zie figuur 1) van psychologische interventies die in te zetten zijn bij mensen met een persoonlijkheidsstoornis. Beschrijf kort wat elke van de 4 interventievormen op dit continuüm inhoudt en waarop deze zich richt.
A

sycho-educatie/omgangsadvisering: gericht op de omgeving. Wat houdt de stoornis in en hoe kan je het best met de betreffende persoon omgaan?

Persoonlijkheidsveranderende behandeling: behandeling die gericht is op verandering van pathologische aspecten van de persoonlijkheid. Vaak langdurend (minstens 30 sessies). Cliënten zijn gemotiveerd voor behandeling en beschikken over zelfinzicht.

Adaptatiebevorderende behandeling: behandeling gericht op beïnvloeden van kritieke aspecten van iemands aanpassing aan diens omgeving. Cliënten zijn gemotiveerd voor behandeling maar hebben gebrekkige vermogens tot introspectie en empathie.

Steunend-structurerende behandeling: behandeling gericht op emotionele of praktische ondersteuning, bijvoorbeeld, op het verkrijgen en behouden van een adequaat activiteitenpatroon en een passende dag- en weekstructuur. Wanneer cliënt niet in staat is tot verandering en zijn netwerk, bijvoorbeeld, is uitgeput.

36
Q

voor mw A (eerste casus) een persoonlijkheidsveranderende behandeling geschikt lijkt;
voor dhr B (tweede casus) een adaptatiebevorderende behandeling geschikt het meest geschikt lijkt;
voor mw C (derde casus) een steunend-structurerende behandeling het meest geschikt lijkt.

A

Mevr A is gemotiveerd voor de behandeling en heeft voldoende zelfinzicht op op haar klachten te reflecteren. Het gaat om het veranderen van een vastgeroest zelfschema dat in de jeugd is ontstaan en waarvoor naar verwachting alleen langdurige psychotherapie (> 30 sessies) zal helpen.

Dhr. B heeft problemen met het aanpassen aan zijn (sociale) omgeving die zich met name uit in relatieproblemen met zijn vrouw. Vanuit de narcistische persoonlijkheidsstoornis komt een gebrekkig vermogen tot introspectie naar voren.

Mevr C heeft een uitgeput netwerk (na overlijden man alleen dochter) en is niet bereid tot verandering via therapie. Er bestaat behoefte om structuur aan te brengen in het dagelijks leven en het leren omgaan met emotionele labiliteit.

37
Q

Hoe zouden deze klachten tot stand kunnen zijn gekomen bij de Charles Manson? Richt u in uw antwoord op de cognitieve- en de gedragstheorie van het ontstaan van klachten.

A

Cognitieve theorieën van psychopathologie gaan ervan uit dat specifieke vormen van informatieverwerking een causale rol spelen in het ontstaan en voortduren van een psychische stoornis.
Volgens de cognitieve theorie van persoonlijkheidsstoornissen is de informatieverwerking vertekend door selectieve processen in aandacht, interpretatie en geheugen (Beck, Freeman & Davis, 2004). Hieraan ten grondslag liggen volgens Beck, Freeman en Davis cognitieve schema’s.
Een schema bestaat uit fundamentele aannames (assumpties) over het zelf, de ander en de
wereld. Volgens Beck, Freeman en Davis (2004) zien mensen met een antisociale persoonlijkheidsstoornis zichzelf als een sterk persoon die op zichzelf is aangewezen, terwijl anderen juist kwetsbaar zijn. Anderen laten zich gebruiken, ze zijn kwetsbaar, maar ze gebruiken anderen ook. De conditionele assumptie die dan ook veelal aanwezig is, is dan ook ‘ als je de ander niet pakt, word je zelf gepakt’. Strategieën die hierbij worden gebruikt zijn aanvallen en manipuleren.

Vanuit de gedragstheorie valt als mogelijke oorzaak af te leiden dat Manson bekrachtigd is wanneer hij (van jongsaf aan) gedrag vertoonde dat past bij de antisociale persoonlijkheidsstoornis, dus bij liegen, machtsvertoon, manipulatie, etc. Door dergelijke ‘succeservaringen’ blijft gedrag in stand, en vermeerdert. Een gebrek aan bekrachtiging van tegenovergesteld gedrag kan dit nog versterken.

38
Q

In hoeverre voldoet Charles Manson aan (trekken van) andere persoonlijkheidsstoornissen?

A

Charles Manson lijdt mogelijk ook aan de narcistische persoonlijkheidsstoornis: hij vertoont een duidelijk patroon van grootheidsgevoelens, vindt zichzelf overmatig belangrijk en heeft een overduidelijk gebrek aan empathie.
Omdat hij zichzelf nog weleens als slachtoffer neerzet, en onsamenhangend overkomt, zou hij ook kunnen lijden aan de paranoïde persoonlijkheidsstoornis.