H2 2.3 - psychologisch perspectief Flashcards
1
Q
modellen in psychologische perspectieven
A
- psychodynamische
- freud
- Jung, archetype
- leermodellen
- behavioristische
- klassieke en operante conditionering
- sociaal-cognitieve leertheorie
- humanistische
- Carl Rogers
- Abraham Maslow
- cognitieve
- RET (Albert Ellis)
- cognitieve vervormingen (Beck)
2
Q
psychodynamische modellen
A
- gebaseerd op Freud
- idee dat psy problemen uit onderbewuste komen
- primitieve seksuele agressie en instincten
- bewust, voorbewust en onbewus
- id ego en superego (halverwege kindertijd start)
- ego werkt aan realiteitsprincipe
3
Q
leermodellen
A
- behavioristische
- klassieke en operante conditionering
- sociaal-cognitieve leertheorie
4
Q
humanistische modellen
A
- nadruk op de persoonlijke vrijheid van individuen en bewuste keuzes maken die hun leven doel en betekenis gaf
- ‘de derde weg’
- mensen hebben aangeboren neiging tot zelfactualisatie (alles te worden wat mogelijk is)
- Carl Rogers
- Abraham Maslow
5
Q
cognitieve modellen
A
- RET (Albert Ellis)
- cognitieve vervormingen (Beck)
6
Q
realiteitsprincipe (van Id)
psychodynamische model
A
- kijkt naar wat praktisch haalbaar is en houdt rekening met behoeften van Id
7
Q
verdringing
afweermechanisme
A
- verdrijving van angstaanjagende ideeën uit het bewustzijn naar onderbewuste
vb. : student vergeet uiterste inleverdatum belangrijk werkstuk
8
Q
regressie
afweermechanisme
A
- terugkeer tijdens stress naar eerder gedrag
vb. : adolescent huilt als hij auto ouders niet mag lenen
9
Q
rationalisatie
afweermechanisme
A
- gebruik van misleidende rechtvaardiging voor onacceptabel gedrag
vb. : student verklaart spiekgedrag door te zeggen dat docent het toeliet
10
Q
verplaatsing
afweermechanisme
A
- verplaatsing van ideeën en impulsen over bedreigende of ongeschikte objecten naar minder bedreigende objecten
vb. : werknemer zoekt ruzie met haar man nadat ze van leidinggevende standje heeft gekregen
11
Q
projectie
afweermechanisme
A
- toeschrijven van de eigen onacceptabele impulsen aan anderen
vb. : vijandig persoon beschouwt de wereld als een gevaarlijke plek
12
Q
reactieformatie
afweermechanisme
A
- gedrag dat tegengesteld is aan de werkelijke impulsen om de werkelijke te onderdrukken
vb. : boos zijn op iemand maar je de misselijkmakend aardig gedragen
13
Q
ontkenning
afweermechanisme
A
-
vb.:
14
Q
ontkenning
afweermechanisme
A
- weigeren om de werkelijke aard van bedreiging onder ogen te zien
vb. : zware roken denkt longziekte overkomt mij niet
15
Q
sublimatie
afweermechanisme
A
- ombuigen van primiteive impulsen in positieve, constructie actie
vb. : vijandigpersoon uit agressieve energie in wedstrijdsporten
16
Q
Freud 5 psychoseksuele stadia van ontwikkeling
A
- orale stadium (0-1 jaar)
- anale stadium (1-2 jaar)
- fallische stadium (2-6 jaar) (einde start superego)
- latente stadium (6-12 jaar)
- genitale stadium (12+ jaar)
17
Q
Archetypen
psychodynamische model
A
- Freud
- primitieve beelden uit de geschiedenis onze soort
- vage, mysterieuze mytische beelden van god, vruchtbare moeder, jonge held, wijze oude man
18
Q
Heinz hartmann (1894-1970) (psychodynamische model)
A
- grondlegger egopsychologie
- ego heeft eigen energie en motieven
- bewuste keuze
19
Q
Erik Erikson (1902-`1994) (psychodynamische model)
A
- legt nadruk op sociale relaties van kinderen en niet op onbewuste processen
- doel bereiken van ego-identiteit = duidelijk gevoel wie we zijn en waarin we geloven
20
Q
Margaret Mahler (1897-1985) (psychodynamische model)
A
- ontwerper objectrelatietheorie
- meende dat proces van scheiding van de moeder de eerste 3 levensjaren crusiaal is voor ontwikkeling van de persoonlijkheid
- hielp clienten onderscheid te maken tussen hun eigen ideeën en gevoelens van geïncorporeerde objecten