H9 NTI vragen Flashcards
A. Welke oorzaken en in stand houdende psychosociale factoren uit het model zijn in het fragment te herkennen?
A. In het boek worden in paragraaf 9.2 een aantal kernsymptomen genoemd, waarbij de extreme angst om aan te komen of dik te worden en een verwrongen beeld van het eigen lichaam duidelijk in het fragment terug te zien zijn. Omdat de jongen vrouwen (18, 25 en 28 jaar) die het interview aandurfden al wat verder in de behandeling zitten lijkt het derde symptoom van het niet inzien van de gevaren niet langer op te gaan. Deze vrouwen hebben al een bewustzijn van de schadelijke gevolgen van blijven lijnen en geven alle 3 aan van de eetstoornis af te willen, hoewel met name het de jonge vrouw die links in beeld te zien is hier nog het meest mee worstelt.
Een psychosociale oorzaak in de vorm van een verstoord zelf- en lichaamsbeeld wordt aan het begin van het fragment in beeld gebracht. De meiden nemen hun lichaamsomvang daadwerkelijk als groter waar dan het koort laat zien. Wat eveneens naar voren komt is de sterke angst om de controle te verliezen, waarbij de eetstoornis als een (ongezonde) veilige haven naar voren komt die controle geeft. De meiden ervaren een sterke angst om keuzes in het leven te maken en de eetstoornis achter zich te laten. Daarnaast is er een sterke aandachtsfocus op eten en gewicht.
Uit de bovenstaande figuur komt zowel extreem dieet, een ontevredenheid met het eigen lichaam en verschillende cognitieve vertekeningen naar voren. De angst voor het leven die de meiden uitspreken zou ook vanuit een psychodynamische invalshoek verklaard kunnen worden waarbij het lijnen de ontwikkeling tijdens de adolescentie min of meer stilzet
B. Herken je ook sociaal-culturele factoren en gezinsfactoren in het fragment? Als deze minder duidelijk zichtbaar zijn, hoe denk je dat sociaal-culturele, gezins- en biologische factoren mede bij zouden kunnen dragen aan het ontstaan van eetproblematiek bij deze meiden?
B. Sociaal-culturele factoren komen niet direct aan bod in het fragment, maar het is voorstelbaar dat deze een uitlokkende rol hebben gespeeld bij meiden met een aangeboren kwetsbaarheid (diathesis-stress). Tijdens de adolescentie worstelen jonge meiden met het zoeken naar een identiteit en wordt verwacht dat ze met verschillende rollen gaan experimenteren. Vanuit de media en cultuur komen er vrij strikte verwachtingen over een ideaalbeeld naar voren, wat met name bij meiden met een aangeboren kwetsbaarheid (bijv. perfectionistisch) grote impact kan hebben en de eetstoornis uitlokken. Eenzelfde uitlokkende rol kunnen gezinsfactoren spelen met opvoedstijl, hechting en conflicten binnen het gezin als voorbeelden. Biologische factoren zijn terug te zien in het vaker voorkomende van eetstoornissen binnen families dan in de normale populatie en een verstoorde balans van de hoeveelheid neurotransmitters in het brein.
C. Welke behandelvorm uit de cognitieve gedragstherapie zie je in het filmpje terug?
C. Het voorbeeld van de het gebruik van het koord om de eigen lichaamsomgeving op de grond te leggen en dit te vergelijken met de werkelijke omvang die de behandelaar laat zien is confronterend. Deze interventie valt onder de categorie van gedragsexperimenten uit de cognitieve gedragstherapie waarbij een hardnekkige overtuigingen die samenhangt met een verstoord lichaamsbeeld aan de praktijk wordt getoetst.
alternatieve behandelvorm wordt toegelicht waarin het verstoorde lichaamsbeeld van jonge vrouwen met AN via inzet van een Virtual Reality bril wordt aangepakt.
A. Vat kort in eigen woorden samen hoe deze (pilot) interventie werkt om klachten en symptomen bij AN te verminderen.
A. (Achtergrondinfo:) Uitgangspunt voor de nieuwe interventie is de ontdekking dat het verstoorde lichaamsbeeld bij AN niet stopt bij een hardnekkige disfunctionele overtuiging, maar dat deze cognitieve vertekening zich ook vertaald naar de waarneming en beleving van het lichaam, wat zich uit in gedrag. Als gevraagd wordt om door een smalle opening te bewegen laten AN patiënten gedrag zien dat bewijs levert voor het feit dat zij zich daadwerkelijk als dikker beleven/zien dan dat in werkelijkheid het geval is. Anders dan iemand met smetvrees die “eigenlijk” wel weet dat het regelmatig wassen niet nodig is, lijkt hier sprake te zijn van denkbeelden die invloed hebben op waarneming en gedrag.
VT is een vorm van ervaringsleren waarbij de patiënt zich leert identificeren met het lichaam zoals dat vanuit de virtuele wereld door de bril wordt getoond. Omdat dit lichaam “gezonde” proporties heeft, is het idee dat de patiënt op deze wijze experimenteert met lichaamsvormen die het verstoorde zelfbeeld ontkrachten. Er lijkt hier dus gewerkt te worden aan het de lichaamsbeleving via het bewerken van het verstoorde zelfbeeld. Specifieke werkingsmechanismen zijn op dit moment nog niet bekend.
Welke samenhang met bestaande behandelvormen vanuit het cognitief- en leerperspectief zie je terug in deze nieuwe behandeling?
Het lijkt te gaan om een gedragsexperiment uit de cognitieve gedragstherapie, maar de behandeling heeft ook overeenkomsten met exposure zoals dat ingezet wordt bij specifieke fobieën. VT heeft zijn net eerder al bewezen bij meer eenvoudige stoornissen zoals specifieke fobieën waarbij de angst gericht is op 1 specifiek object of situatie (hoogten, dieren etc.). De vraag is dus of deze interventie ook bij meer complexe problematiek zoals AN ingezet kan worden.
A. Welke bezwaren tegen opname worden door de vader van Nora naar voren gebracht?
A. De vader ziet een gevaar in de groepsbehandeling die binnen klinieken voor personen met een eetstoornis wordt ingezet. Er is hierbij het gevaar van “besmetting” vanwege de sterke competitiedrang die er onder de vaak jonge vrouwen heerst. De dunste patiënt krijgt het meeste waardering. Daarnaast wordt volgens de vader door (gedwongen) opname de verantwoordelijkheid voor het eetgedrag weggennomen wat elke motivatie om wat aan de stoornis te doen wegneemt. Een laatste bezwaar dat uit het interview naar voren komt is dat de meiden een sterke emotionele band met elkaar ontwikkelen, waardoor het risico kan ontstaan dat als iemand aan de stoornis of door middel van zelfmoord overlijdt, andere meiden uit de groep de moed ook op kunnen geven. Deze bezwaren worden ten dele door de hoogleraar die ook kort aan het woord komt erkend; hij geeft aan dat rond de 95% van de patiënten met een eetstoornis tegenwoordig ambulant behandeld wordt.
Wat vond u ervan om op deze manier een diagnostisch instrument samen te stellen? Wat vond u er moeilijk aan en wat makkelijk?
Hoe verliep de test van het instrument? Kreeg u aan de hand van het instrument de ziekteangstklachten daadwerkelijk helder? Zo nee, waar zou dit aan gelegen kunnen hebben?
Mogelijke vragen die gesteld kunnen worden, per onderdeel van het model:
(inleidende vraag) Wanneer was de laatste keer dat u bang was voor een ernstige ziekte? Hoe zag de situatie eruit? Voelde u iets in uw lichaam op dit moment?
Wat dacht u over deze situatie/over dit gevoel in uw lichaam? (Waargenomen dreiging).
Wat voelde u vervolgens? (emotie)
Wat deed u vervolgens? Bij controlerend gedrag en geruststelling zoeken: doorvragen zodat meerdere gedragingen geinventariseerd kunnen worden. Als aandacht hierbij niet vanzelf gerapporteerd wordt: Ging u ook meer op uzelf letten? Wat voelde u in uw lichaam?
Hoe ging dit verder/gaat dit in het algemeen? Bent u verder veel bezig met uw lichaam, en met de lichamelijke verschijnselen die u kunt voelen? (verdere preoccupatie etc.).
Wat denkt u over deze lichamelijke verschijnselen? Wat denkt u dat ze betekenen? (Catastrofale interpretatie of ‘amplificatie’)