Masterclass Flashcards

1
Q

Wat doet een theoretisch psycholoog?

A

Theoretische psychologie houdt zich bezig met theoretische en filosofische aspecten van de psychologie. Bijv. geschiedenis en ontstaan van theorieen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is fundamentele attributie?

A

Met de fundamentele attributiefout wordt de neiging bedoeld om gedragingen van anderen toe te schrijven aan hun persoonlijkheid of hun karakter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het nut van een theorie?

A

In de wetenschap is een theorie vaak een getoetst model ter verklaring van waarnemingen van de werkelijkheid.

Theorie is onvermijdelijk.
Verwachting/overtuigingen over hoe de wereld werkt waar we ons gedrag op baseren.

Enige verschil tussen hulpverlener en wetenschapper is dat hulpverlener veel sneller moet schakelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarom zijn er zoveel theorieen?

A

Er zijn zoveel theorieen als dat er mensen zijn.

Belangrijk om naar consensus te bewegen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Sluiten theorieen elkaar uit?

A

Nee, ze concurreren niet per se met elkaar maar zijn juist goed te combineren.

Een alle verklarende theorie is juist een zwakke theorie.
Elke benadering heeft zijn eigen toepassingsgebied; goed die begrenzing in de gaten houden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de 2 hoofdvragen bij een diagnostisch onderzoek?

A
  1. Wat is er aan de hand?

2. Waarom is dit aan de hand?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarom is et bepalen van iemands intelligentie een belangrijk onderdeel van de diagnostiek?

A
  1. Intelligentie zegt iets over het vermogen om situaties snel te doorzien
  2. te leren van ervaringen
  3. de capaciteiten ten aanzien van de mogelijkheden tot aanpassing aan de omstandigheden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de doelen van het meten van intelligentie de klinische praktijk (3x)?

A
  1. het geeft een indicatie bij het diagnosticeren van een stoornis
  2. en van mogelijkheden en beperkingen bij behandelingen
  3. het kan een verklaring geven voor problemen en van mogelijke intellectuele achteruitgang.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het doel van de persoonlijkheidsvragenlijsten in de klinische praktijk?

A
  1. na te gaan in hoeverre persoonlijkheidskenmerken een rol spelen bij het ontstaan en voortduren van de psychische klachten en problemen van de cliënt.
  2. nagaan of er sprake is van persoonlijkheidsstoornis(sen)
  3. persoonlijkheidskenmerken zijn relevant voor het zoeken naar een geschikte behandeling.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het doel van een neurologisch onderzoek in de klinische praktijk?

A

Het in kaart brengen van cognitieve en emotionele veranderingen en veranderingen in gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het doel van probleemgerichte vragenlijsten in de klinische praktijk?

A
  1. klachten of problemen in kaart brengen die mogelijk relevant zijn voor hulpvragen van de cliënt.
  2. Verhelderen van onduidelijke klachten.
  3. Kunnen aanleiding zijn om meer specifieke vragenlijsten te gebruiken.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn indirecte methoden?

Wat zijn de voor- (2x) en nadelen (1x) van indirecte methoden?

A

Met de indirecte methoden tracht men gegevens te achterhalen die noch bereikt kunnen worden via zelfrapportering noch via directe gedragsobservatie.

Voordeel:
1. Omdat het bij indirecte methoden om ongestructureerde taken gaat en cliënten geen inzicht hebben in het doel van de taak, zijn ze vooral geschikt om (on)bewuste processen op te sporen, die patiënten vaak niet kunnen of willen meedelen. Het inzicht van mensen in hun eigen gevoelens en gedachten is immers beperkt en bij bepaalde stoornissen is het denken en de realiteitstoetsing verstoord, zoals bij schizofrenie.

  1. Ook zijn indirecte methoden minder gevoelig voor de (on)bewuste tendens van mensen om beter over te komen, die vaak sterk aanwezig is bij bijvoorbeeld een antisociale of narcistische persoonlijkheidsstoornis. Ze zijn ook minder gevoelig sociaal wenselijke antwoorden, wat belangrijk is wanneer er persoonlijke belangen in het geding zijn, zoals bijvoorbeeld bij forensische vraagstellingen.

Nadeel
1. Bij tests is het belangrijk dat ze op een gestandaardiseerde wijze worden afgenomen en gecodeerd. Dat is een probleem bij indirecte tests. Zo is het doorvragen op antwoorden van de cliënt uiteraard niet gestandaardiseerd. En er bestaan weliswaar een aantal scorings- en interpretatiesystemen voor de diverse tests, maar die worden niet altijd even zorgvuldig gebruikt. Vaak is er geen sprake van stringente codering volgens de expliciete richtlijnen en baseert de psycholoog zich op impliciete of expliciete aannames waardoor de interpretatie niet gebaseerd op vaste regels. Reacties van cliënten op de indirecte methoden moeten dus altijd gecombineerd worden met andere gegevens uit bijvoorbeeld vragenlijsten of observaties. Een volledig diagnostisch onderzoek kan dus nooit bestaan uit louter bevindingen van indirecte methoden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het voor- en nadeel van polythetische classificatie?

A

Voordeel: dit type van classificeren sluit meer aan bij de wereld zoals wij die dagelijks beleven.

Het nadeel is dat het – bijna per definitie – moeilijk is om overeenstemming te bereiken over wat nu precies onder een bepaalde klasse of stoornis wordt verstaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn volgens jou de meest opvallende kenmerken van mensen met autisme?

A
  1. meer dan normaal een behoefte aan structuur hebben

2. daaraan gerelateerd het slecht aanpassen aan nieuwe dingen, gebeurtenissen en situaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke problemen ondervinden mensen met autisme, denk je?

A

Door gebrek aan de nodige structuur en door het niet kunnen aanpassen aan nieuwe dingen en situaties ontstaat er paniek en angst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is volgens jou het verschil tussen mensen met autisme en mensen met beperkte sociale vaardigheden?

A

Matthijs blijkt dat hij de werkelijkheid op een andere manier waarneemt en informatie op een andere manier verwerkt, waardoor hij een andere betekenis geeft aan het gedrag van anderen. Ook kan hij zich niet baseren op intuïtie, zoals hij zelf zegt. Dat maakt het voor hem extra moeilijk om sociale vaardigheden aan te leren. Voor ‘normale’ mensen met beperkte sociale vaardigheden geldt dat allemaal niet, of in beperkte mate. Daardoor is het bij hen gemakkelijker om acties-reacties inzichtelijk te maken. Bovendien kunnen zij beter vertrouwen op hun eigen intuïtie.

17
Q

Wat zijn voor jou de meest opvallende kenmerken van mensen met ADHD? 3x

A
  1. Gebrek aan concentratie,
  2. hyperactief gedrag
  3. impulsiviteit.
18
Q

Is ADHD een stoornis? En wat vindt Stephen daarvan?

A

Sommige mensen beschouwen ADHD als een stoornis in de hersenen, die met behulp van medicatie verholpen kan worden. Anderen beschouwen ADHD als een naam voor hyperactief en impulsief gedrag. Zij zien ADHD meer als een gedragsprobleem, waarvan de oorzaak niet alleen bij de ‘ADHD’er’ ligt maar ook in de omgeving.

Stephen vindt ADHD geen stoornis maar een verschil in cognitie. Hij heeft er ook voordelen van. Zo kan hij zich uren en dagen achter elkaar concentreren op dingen die hij leuk vindt, en hij heeft van alles en nog wat geprobeerd.

19
Q

Hoe komt het denk je dat in vergelijking met vroeger steeds meer mensen de diagnose ADHD krijgen?

A

Mogelijk komen hyperactieve en impulsieve mensen in vergelijking met vroeger sneller in de problemen als gevolg van de huidige hogere maatschappelijke verwachtingen en eisen. En juist omdat ze sneller in de problemen komen, wordt er vaker hulp gezocht en worden ze vaker gediagnosticeerd als ADHD’er.

20
Q

De term depressie lijkt aan inflatie onderhevig. Mensen denken nogal snel dat zij een ‘depri’ of een dip hebben. Wat is volgens jou het verschil tussen een ‘depri’ of dip en een depressieve stoornis?

A

De symptomen kunnen hetzelfde zijn, zoals gebrek aan eetlust, slapeloosheid, lusteloosheid en een gebrek aan vitaliteit. Het verschil ligt meer in de oplossing ervan. Een ‘depri’ gevoel gaat meestal na een paar weken vanzelf over, bijvoorbeeld als gevolg van een positieve gebeurtenis, of kan door eigen toedoen verholpen worden, zoals afleiding zoeken, regelmaat en structuur aanbrengen of praten over gevoelens. Een depressie daarentegen gaat vaak niet vanzelf over en dergelijke oplossingen zijn niet mogelijk omdat, zoals Andrew het zegt, depressieve mensen denken dat ze de waarheid zien, maar de waarheid liegt. In de ogen van depressieve mensen zijn er geen positieve gebeurtenissen, en ze zijn niet in staat om afleiding te zoeken of structuur aan te brengen en erover praten levert hen niet het gevoel op dat ze begrepen worden

21
Q

Kun je verklaren waarom bijna een miljoen mensen in Nederland antidepressiva slikt? En hoe het dan kan dat uit onderzoek blijkt dat Nederlanders tot de gelukkigste mensen behoren?

A

Een mogelijke verklaring zijn de eisen en verwachtingen van de huidige individualistische maatschappij. In vergelijking met vroeger liggen deze hoger en wordt het steeds moeilijker daaraan te voldoen, met als gevolg een toename van stress en een gevoel van hopeloosheid. Een oplossing kan gezocht worden in verandering van de persoonlijke situatie, maar ook in het gebruik van antidepressiva. Bovendien ligt de focus in deze tijd op geluk. Mensen die niet gelukkig zijn, worden daar soms zelf verantwoordelijk voor gesteld, wat gesuggereerd wordt door de vele zelfhulpboeken en adviezen op internet.

Een verklaring voor de ogenschijnlijke tegenstelling dat Nederlanders tot de gelukkigste mensen behoren is misschien wel juist het veelvuldig gebruik van antidepressiva zijn: Nederlanders behoren tot de gelukkigste mensen, juist omdat er zo veel mensen zijn die antidepressiva slikken.

22
Q

Denkt u dat een depressie gemakkelijk herkenbaar is voor mensen uit de omgeving?

A

De kans is groot dat mensen uit de omgeving wel een ‘depri’ of dip herkennen, maar vaak niet doorhebben dat die geresulteerd heeft in een depressie. De kans is ook groot dat mensen uit de omgeving een depressie niet herkennen. Zoals Andrew zegt: Depressieve mensen zijn beschaamd, ze praten er niet over. Een depressie is een familiegeheim. Mensen kunnen naar anderen toe een sociaal wenselijk beeld ophouden.

23
Q

Wat zijn 3 kwetsbaarheidsfactoren voor depressie?

A

Emotionele vertekeningen in
aandacht, interpretatie en geheugen kunnen daarom
beschouwd worden als kwetsbaarheidsfactoren voor de
stoornis.

Er is onderzoek nodig om na te gaan hoe deze cognitieve vertekeningen elkaar beïnvloeden om tot een grondig begrip te
komen van de cognitieve basis van depressie.

24
Q

Wat zijn de hoofdbevindingen tot nu toe over de wisselwerking tussen
cognitieve vertekeningen? 3x

A

(1) Aandacht beïnvloedt interpretatie en herinnering emotionele informatie
Emotionele vertekeningen in de aandacht spelen niet
enkel een rol bij het interpreteren van nieuwe emotionele
informatie, maar ook bij het bewust, gericht zoeken naar
emotionele herinneringen

(2) Emotionele herinneringen sturen
aandacht.
Dit effect blijkt
afhankelijk te zijn van de valentie van de geheugenassociaties, presentatieduur van de stimulus en specifieke aandachtsprocessen. Belangrijk is dat in elk van de experimenten de effecten gedreven werden door de associaties met de
kleuren en niet door een positieve of negatieve evaluatie van
de gekleurde cirkels.

(3) Een eerste model, het
additieve model, veronderstelt dat cognitieve vertekeningen
een cumulatieve invloed hebben. Dit wil zeggen dat de kans op depressie toeneemt naarmate iemand meer negatieve
cognitieve vertekeningen heeft. Een tweede model, het
zwakste-schakelmodel, stelt dat het meest negatief vertekende proces de beste voorspeller is voor depressie. We vonden dat zowel het additieve als het zwakste-schakelmodel veranderingen in de ernst van depressiesymptomen na één jaar konden voorspellen.

25
Q

Wat is het nieuwe idee over alzheimer?

A
Ieder dementeringsproces is even
singulier als de persoon die erdoor
getroffen wordt.” Hij slaat de spijker
op zijn kop. De ziekte van Alzheimer
wordt ten onrechte vaak gezien als
één ziekte-eenheid.

Alzheimer is een preseniele dementie ipv deniele dementie, dus geen aparte ziekte.

Geen van de typische alzheimerafwijkingen, de plaques en tangles,
kunnen voorspellen of er sprake is
van dementie. Juist de combinatie
met andere vormen van pathologie,
vooral vaatschade, leiden tot dementie
26
Q

Welke 6 positieve effecten heeft persoonsgerichte zorg bij dementie?

A
  1. minder psychofarmaca
  2. Minder vrijheidsbeperkende maatregelen
  3. Beter functioneren van bewoners
  4. Hogere kwaliteit van leven voor bewoners
  5. Meer tevredenheid onder familie
  6. Meer betrokken professionals
27
Q

Wat is een true door?

A
Geen van de typische alzheimerafwijkingen, de plaques en tangles,
kunnen voorspellen of er sprake is
van dementie. Juist de combinatie
met andere vormen van pathologie,
vooral vaatschade, leiden tot dementie
28
Q

Beschouw je dementie als een stoornis of als een ouderdomskwaal?

A

In het artikel over de ziekte van Alzheimer wordt gesteld dat iedereen Alzheimerafwijkingen krijgt, als we maar oud genoeg worden. Zo bezien kan het beschouwd worden als een ouderdomskwaal. Neuroloog Engelborghs legt uit dat er verschillende hersenziekte zijn die dementie kunnen veroorzaken; de ziekte van Alzheimer is de belangrijkste oorzaak. Door deze ziekte verandert de vorm en de structuur van de hersenen, wat tot uiting komt in symptomen van dementie. Daaruit moet geconcludeerd worden dat dementie een stoornis is.

Leeftijd is de grootste risicofactor van dementie leeftijd is; het komt meestal op latere leeftijd voor. Volgens de neuroloog zal het aantal mensen met dementie toenemen als gevolg van het feit dat mensen steeds ouder worden. Echter, niet alle ouderen worden dement. Ook dat lijkt te wijzen op dementie als een stoornis.

29
Q

Wat zijn de meest belangrijke kenmerken (3x) (en subkenmerken) van dementie?

A
  1. cognitieve achteruitgang:
    - geheugenproblemen
    - moeite om op woorden te komen
    - minder tijdsbesef.
  2. gedragsverandering
  3. functionele tekorten.
    - in moeite hebben met zichzelf te verzorgen
    - de activiteiten van het dagelijkse leven
    - afhankelijkheid van anderen.
    - depressieve symptomen
    - apathie komt vaak voor.
30
Q

Wat zou de overheid volgens jou moeten doen om mensen met dementie op een menselijke manier te verzorgen?

A
  • mantelzorgers + vangnet voor mantelzorgers
  • opname minder lang uitstellen

Deze argumenten zouden een reden zijn voor eerdere opname dan nu het geval is. Daarbij zouden er omstandigheden gecreëerd moeten worden waarin patiënten de mogelijkheid krijgen de taken die zij zelf nog aankunnen eventueel onder begeleiding ook zelf uit te laten voeren. Daarnaast is het van belang aandacht te besteden aan het subjectieve gevoel van onveiligheid. De omgeving kan vertrouwder gemaakt worden met spullen die hen herinneren aan het verleden. Het ‘true doors’-project is daar een goed voorbeeld van. Een andere mogelijkheid is aansluiting te zoeken bij de cultuur van de patiënt, bijvoorbeeld door de maaltijden aan te passen. Verzorging van mensen met dementie is uiteraard het best in verpleeghuizen die geheel georiënteerd zijn op specifieke culturen.

31
Q

Een groot aantal hulpverleners binnen de geestelijke gezondheidszorg zien veel voordelen bij de DSM. Trudy Dehue stipt die ook even aan. 4x

A
  1. De classificatie kan beschouwd worden als een gemeenschappelijke taal die de communicatie tussen hulpverleners en onderzoekers bevordert, immers, hulpverleners en onderzoekers weten welke definities ten grondslag liggen aan de stoornissen. Als de ene hulpverlener een cliënt met autisme bespreekt, dan weet de andere hulpverlener waar de eerste het over heeft.
  2. Er kunnen behandelplannen voor specifieke stoornissen beschreven worden en door middel van onderzoek kunnen deze plannen op effectiviteit onderzocht worden.
  3. Cliënten waarvan de problematiek toegeschreven wordt aan een van de in de DSM geclassificeerde stoornissen krijgen van de verzekering vaak een vergoeding voor de behandeling van hun problemen.
  4. Voor cliënten schept een in de DSM geclassificeerde stoornis vaak orde en duidelijkheid: zij weten wat er aan de hand is.
32
Q

Trudy Dehue is niet de enige die zich kritisch toont ten aanzien van de classificatie. Denny Borsboom ontwikkelde de netwerkbenadering van stoornissen.
Wat is de essentie van netwerkmodellen?

A

Hij is van mening dat een psychische stoornis geen afgebakende bij de stoornis behorende kenmerken heeft, maar dat een psychische stoornis een systeem van symptomen is die elkaar beïnvloeden en veroorzaken.

33
Q

Ecologische validiteit neemt toe door online e-mental health. Wat betekent ecologische validiteit?

A

Ecologische validiteit gaat over de mate waarin de meetresultaten representatief zijn voor de alledaagse praktijk en dus niet alleen gelden binnen de testomgeving.