H7 Systeembenadering Flashcards

1
Q

Wat is de essentie van de systeembenadering?

Wat is hier tegenwoordig synoniem mee?

A

Theorieën en therapieën die kijken naar de invloed van intermenselijke processen.

Relatie- en gezinstherapie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wie heeft de algemene systeemtheorie (AST) bedacht?

Als reactie op wat?

Waar bood AST een uitkomst op? 2x

A

Von Bertalanffy.

Reactie op reductionistische denken: systeemtheoretische paradigma is dat er altijd sprake is van wederzijdse invloed.

  1. Verklaring voor patiëntsubstitutie (problemen bij een ander gezinslid)
  2. Verklaring voor terugval bij terugkomst in het gezin
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Een systeem bestaat uit subsystemen en is tegelijkertijd een onderdeel van grotere systemen.
Bijvoorbeeld:
Individu < XXX < XXX < samenleving.

Als wat voor soort systemen (4x) kan een gezin ook worden gezien?

A
  1. Gezin
  2. Familie

Communicatie-
Machts-
Affectief-
of financieel systeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat betekent circulaire causaliteit binnen AST?

A

Er is sprake van interactieketens binnen het systeem en het is onjuist om een bepaald verschijnsel in die keten te zien als oorzaak of gevolg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Het gezinssysteem vertoont een zeker evenwicht, genaamd XXX. Bij dreigende, verstorende externe factoren worden homeostatische mechanismen XXX. Bij gezinnen met XXX XXX worden deze te laat geactiveerd, bij XXX gezinnen niet.

Een gezond gezinssysteem kan XXX XXX ontwikkelen zonder homeostase te verliezen. Fouten zijn XXX of XXX.

A
  1. Homeostase
  2. geactiveerd
  3. Ruime grenzen
  4. strenge
  5. Alternatieve interactiepatronen
  6. het niet opmerken van onaanvaardbaar gedrag
  7. disproportioneel reageren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn feedbackprocessen binnen de AST?

Wat houdt positieve en negatieve feedback in?
Wat zegt dit over het effect?

A

Circulaire informatieketens via welke de informatieoverdracht plaatsvindt.

Deze kunnen een verandering in het systeem stimuleren (positieve feedback) of afremmen (negatieve feedback). Dit zegt niets over het effect.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

AST gaat uit van het principe van equifinaliteit. Wat betekent dit?

En equipotentialiteit?

A

Een bepaald verschijnsel kan het gevolg zijn van geheel verschillende begintoestanden.

Een bepaalde begintoestand kan tot verschillende eindtoestanden leiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De Palo-Alto groep stond aan de basis van de communicatietheoretische benadering. Wat houdt dit in?

Waar zijn communicatietheoretici vooral in geïnteresseerd?

A

Ze stelden dat psychische stoornissen en andere problematische gedragingen voortkomen uit disfunctionele communicatiepatronen in het gezin.

Communicatietheoretici zijn niet zozeer geïnteresseerd in de oorzaken van gedrag (waarom), maar meer in de patronen die waarneembaar zijn in het gedrag van een persoon in relatie tot anderen (hoe).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

In communicatietheorie zijn communicatie en gedag XXX. Belangrijke termen zijn de XXX, XXX en XXX. Een XXX is een reeks boodschappen die tussen mensen worden uitgewisseld. En herhaaldelijk terugkerende interacties in een relatie vormen XXX.

A
  1. Synoniemen
  2. Boodschap
  3. Zender
  4. Ontvanger
  5. Interactie
  6. Interactiepatronen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn 3 algemene principes over menselijke communicatie?

A
  1. Alle gedrag is communicatie: het is onmogelijk om niet te communiceren
  2. Communicatie is een gelaagd verschijnsel: inhouds- en betrekkingsniveau
  3. Interpunctie bepaalt de aarde van relaties: er zijn meer werkelijkheden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De communicatietheorie onderscheidt 2 primaire interractiepatronen. Welke?

A
  1. Symmetrische interacties: betrokkenen hebben gelijke posities
  2. Complementaire interacties: ongelijkheid, leidende en volgzame posities
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke 3 communicatiekanalen zijn er?

Wat is congruente vs incongruente communicatie?

A

Communicatiekanalen zijn verbaal, vocaal en visueel.

Congruent: wanneer informatie van verschillende kanalen overlappen

Incongruent: wanneer discrepanties bestaan binnen of tussen verschillende communicatiekanalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Paradoxale communicatie kan XXX gevolgen hebben voor een gezin.

Noem een voorbeeld.

A

schadelijke

Bijv. het bevel ‘wees spontaan’. Als je dit opvolgt, ben je niet meer spontaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een dubbele binding?

Welke 3 kenmerken heeft een dubbele binding volgens Watzlawick?

A

Een dilemma in de communicatie, waarbij een individu (of groep) twee of meer tegenstrijdige boodschappen ontvangt.

  1. 2 of meer personen in een relatie die voor ten minste 1 belangrijk is
  2. een paradoxale boodschap
  3. Onmogelijkheid om weerstand te bieden tegen de paradoxale boodschap.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is Expressed Emotion (EE)?

Waar is een hoog EE een goede voorspeller voor?

A

Een maat voor de hoeveelheid kritiek, vijandigheid en emotionele overbetrokkenheid die door gezinsleden wordt geuit.

Voor terugval bij mensen met schizofrenie of een andere psychose, een bipolaire stemmingsstoornis, PTSS, middelenmisbruik of autisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de structurele benadering?

Wat zijn 2 hoofdtaken van het gezin?

A

Daarin wordt een gezin opgevat als een voordurend veranderend sociaal systeem met 2 hoofdtaken: waarborgen van continuïteit en bevorderen van ontwikkeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Subsystemen van gezinnen kunnen worden ingedeeld aan de hand van XXX, XXX, XXX, XXX, XXX, of XXX.

Een goed functionerend gezin heeft XXX maar ook XXX grenzen tussen subsystemen.

A
  1. Functies
  2. Taken
  3. Generatie
  4. Leeftijd
  5. Sekse
  6. Interesse
  7. Duidelijke
  8. Flexibele
18
Q

Wat is associatie binnen een gezin?

A

Als 2 of meer gezinsleden een gemeenschappelijk doel hebben.

19
Q

Wat is coalitie binnen een gezin?

A

Als 2 gezinsleden een front vormen tegen andere gezinsleden.

20
Q

Wat zijn 3 functies van het oudersubsysteem?

A
  1. Leidingegevende functie
  2. Duidelijke hiërarchie
  3. Regels vaststellen
21
Q

Wat zijn volgens Minuchin 3 patronen waarin spanningen en conflicten in het oudersubsysteem worden opgelost door een kind erbij te betrekken?

A
  1. Triangulatie: beide ouders willen dat het kind hun kant kiest, elke keuze is fout
  2. Bliksemafleider: kind houdt illusie van harmonieuze relatie tussen ouders in stand
  3. Stabiele coalitie: langdurige of frequente conflicten > ouder met kind samenspannen.
22
Q

Wat is een hulpouder/adjudant?

Wanneer gaat dit fout?

A

Een kind dat als vertegenwoordiger van de ouders bepaalde opvoedingstaken krijgt.

  • Onduidelijkheid
  • Te machtige hulpouder
23
Q

Wat zijn 2 extreme typen gezinsstructuren?

A
  1. Kluwengezin (enmeshment): vervaagde grenzen tussen subsystemen, maar rigide grenzen tussen gezinssysteem en de buitenwereld, lage sociale steun.
  2. Los-zand-gezin (disengagement): starre grenzen tussen subsytemen, maar vervaagde grenzen tussen gezinssysteem en de buitenwereld, lage sociale steun.
24
Q

Wat is een veronderstelling van de structurele benadering over psychische stoornissen?

A

Dat er sprake is van een wisselwerking tussen het functioneren van het gezin en het blijven voortduren van een psychische stoornis.

25
Q

Wat houden assimilatieve integratie of theoretische integratie in?

A

onderdelen uit diverse stromingen van psychotherapie combineren

Assimilatief: lenen uit andere invalshoeken

Theoretisch: nieuw ontwikkeld

26
Q

Welk model ligt aan de evidence-bases gezinsbehandeling voo antisociaal gedrag: multisystemische therapie (MST) ten grondslag?

Bij wordt multisystemische therapie vooral toegepast?

Waar is het op gericht?

Wat is het primaire doel tot verandering?

Waar is het succesvol in?

A

Model van Bronfenbrenner: sociaalecologisch model.

(Deliquente) adolescanten met ernstige gedragsstoornissen.

Gericht op bredere sociale omgeving.

Het gezin. Dit moet leiden tot positieve ontwikkelingen op andere levensgebieden binnen het gezin.

Terugdringen van criminele activiteiten, middelengebruik, en emotionele en gedragsproblemen bij jongeren met gedragsstoornissen.

27
Q

Wat is net zoals multisystemische therapie een evidence-based gezinsbehandeling voor antisociaal gedrag?

Wat is het verschil met MST?

A

Functional family therapy (FFT).

De nadruk van FFT ligt meer op het gezin dan op de omgeving, en meer op relaties dan op het probleemgedrag.

28
Q

Wat zijn de drie fasen van FFT?

A
  1. Betrokkenheid en motivatie: opbouwen van relatie tussen therapeut en gezinsleden, reduceren van negatieve interacties, ontwikkelen van gedeelde visies op problemen, ontwikkelen van hoop en positieve verwachtingen, en reframing (herdefiniëring van negatieve emoties, cognities, gedragingen en gebeurtenissen naar positieve betekenis).
  2. Gedragsverandering: gezinsleden leren vaardigheden - ouderschap, communicatie, probleemoplossing, conflicthantering - om taken beter uit te voeren.
  3. Generalisatie:
    uitbreiding van gedragsverandering naar andere contexten en vasthouden van het geleerde, voorbereiden op nieuwe moeilijke situaties
29
Q

Bij welke stoornissen is systeemtherapie effectief? 5x

A
  1. Stemmingsstoornissen
  2. Eetstoornissen
  3. Middelenmisbruik
  4. Psychische en sociale factoren geassocieerd met medische toestand of lichamelijke aandoening
  5. Schizofrenie
30
Q

Waar is er de laatste tijd meer aandacht voor in gezinstherapie?

A

Naar effect van behandelingen, mede dankzij uitgebreid beschikbaar instrumentarium.

31
Q

Waar valt de kloof tussen onderzoek en praktijk door te verklaren?

A
  • Onderzoeksliteratuur weinig populair bij therapeuten

- Weinig aanknopingspunten voor toepassing

32
Q

Welke 3 paargerichte interventies ontwikkelde Baucom?

A
  1. De partner assisteert de cliënt bij het uitvoeren van gedragsveranderingen
  2. Stoornis specifieke interventions
  3. Relatie therapeutische interventies
33
Q

De systeembenadering is een betrekkelijk nieuwe aanpak die pas in de tweede helft van de vorige eeuw tot bloei kwam.

Wat is het globale uitgangspunt van de systeembenadering en welk abstract theoretisch kader ligt eraan ten grondslag?

A

Het uitgangspunt dat de systeembenadering van andere perspectieven onderscheidt is het inzicht dat interacties tussen het individu en diens sociale omgeving een belangrijke rol kunnen spelen bij het ontstaan en instandhouden van pathologisch gedrag.

De systeembenadering pleit er dan ook voor om die sociale omgeving expliciet te betrekken bij de behandeling van problemen.

Meestal wordt daarbij op het gezin geconcentreerd.

Factoren waar met name naar gekeken wordt, zijn dan bijvoorbeeld

  • de specifieke gezinssamenstelling
  • de hiërarchische verhoudingen binnen het gezin
  • de manier van communiceren tussen gezinsleden.
34
Q

Wat waren de filosofische en praktische aanleiding voor het ontwikkelen van deze systeembenadering? 2x

A

De algemene systeemtheorie die ten grondslag ligt aan de systeembenadering is een abstract filosofisch kader dat de realiteit definieert in termen van systemen die bestaan uit objecten die elkaar wederzijds beïnvloeden. Dit algemeen wetenschappelijk kader ontstond vooral als reactie op het sterk reductionistische denken in de wetenschap dat bijvoorbeeld duidelijk herkenbaar is in de biologische, leertheoretische en psychoanalytische benadering.

Meer in praktische zin waren twee observaties in de klinische praktijk aanleiding voor de ontwikkeling van de systeembenadering.

  1. Ten eerste constateerde men dat in een gezin, bij het oplossen van de problemen van één van de gezinsleden, andere leden van het gezin problemen ontwikkelden.
  2. Ten tweede constateerde men dat patiënten na succesvolle behandeling van hun problematiek, bij terugplaatsing in het gezin terugvielen in hun probleemgedrag. Blijkbaar is er in het gezin een bepaalde dynamiek aanwezig, die in de traditionele benaderingen onderschat, of over het hoofd wordt gezien. Om de gevolgen daarvan te kunnen beheersen, lag het voor de hand om het gezin meer als een systeem te gaan zien en te betrekken in de behandeling.
35
Q

In de systeembenadering staat een aantal complexe begrippen centraal dat de aard van systemen beschrijft. We noemen er drie: circulaire causaliteit, equifinaliteit, equipotentialiteit.

  1. Leg van elk begrip uit wat het betekent.
  2. Welke conclusie kunt u op basis van de betekenis van deze drie begrippen trekken over de verklarende kracht van de systeemtheoretische benadering?
A
  1. circulaire causaliteit
    Duidt op de opvatting dat objecten in een systeem elkaar wederzijds beïnvloeden. De opvoedingsstijl van een ouder heeft bijvoorbeeld invloed op de ontwikkeling van een kind, tegelijkertijd lokt het temperament van een kind een bepaald opvoedingsstijl uit.
  2. Het lastige van dit soort systemen is dat zij moeilijk interpreteerbaar worden omdat niet meer goed te achterhalen is wat nu precies wat veroorzaakt. Zeker naarmate er meer objecten in het systeem geïntroduceerd worden, kunnen bijzonder complexe interactieketens ontstaan. Met de afnemende zekerheid over oorzakelijke verbanden wordt het ook steeds moeilijker om harde theorieën op te stellen waarmee we gedrag kunnen voorspellen en verklaren.
  3. equifinaliteit:
    houdt in dat twee geheel verschillende ontwikkelingspaden tot hetzelfde resultaat kunnen leiden.
  4. equipotentialiteit:
    vrij vertaald: gelijkkrachtigheid - houdt in dat twee gelijkaardige ontwikkelingspaden tot heel verschillende resultaten kunnen leiden.
  5. Voor beide van bovenstaande termen geldt:
    In wat abstractere termen betekent dit dat meerdere oorzaken tot hetzelfde gevolg kunnen leiden, en dat een oorzaak tot meerdere gevolgen kan leiden. Als deze veronderstellingen inderdaad kloppen, dan is het vrijwel onmogelijk om achteraf te kunnen verklaren welke oorzaken hebben geleid tot de huidige staat van een systeem, of om vooraf te voorspellen tot welke staat een systeem zich zal ontwikkelen in de toekomst.

Dit maakt de systeembenadering, die door het begrip van circulaire causaliteit toch al zwak lijkt, als verklarende theorie volstrekt onmachtig. Het idee van de wereld als een veelzijdig, complex, interactief systeem is heel mooi, en waarschijnlijk realistischer dan veel van onze rechtlijnige wetenschappelijk theorieën, maar als theorie om de wereld mee te verklaren, voorspellen en dus beheersen heeft het weinig waarde.

36
Q

De systeembenadering is in de loop van de jaren behoorlijk gedifferentieerd in allerlei theorieën en therapieën die slechts deels met elkaar samenhangen. Tegenwoordig heeft de term dan ook een veel bredere betekenis en is het vooral een label voor een verzameling uiteenlopende behandelmethoden waarin de relationele betrekkingen van de persoon benadrukt worden.

Twee van die relatief recente benaderingen worden uitvoerig besproken. Geef van beide een korte karakterisering en benadruk daarbij de overeenkomsten en verschillen.

A
  1. Communicatietheoretische benadering, waarin de nadruk ligt op communicatiepatronen in die directe sociale omgeving van de cliënt.
    Achterliggende gedachte is dat disfunctionele communicatiepatronen in, bijvoorbeeld, het gezin tot gedragsproblemen of psychische stoornissen kunnen leiden. Het gezin wordt dus vooral opgevat als een communicatief systeem waarin verstoorde communicatiepatronen kunnen optreden. Daarbij gaat het niet alleen om verbale communicatie, maar juist ook om de non-verbale communicatie tussen mensen. Er worden verschillende communicatiestijlen en interactiepatronen onderscheiden, maar voorop staat dat geen daarvan a priori pathologisch is. Dat hangt vooral af van eenduidigheid van die patronen. Zolang de communicatie congruent verloopt, is vele interactiepatronen in beginsel prima. Pas wanneer er tegenstrijdigheden ontstaan kan dat een verlammend effect hebben op gezinsleden en relatieproblemen creëren.
  2. De structurele benadering kijkt niet zozeer naar communicatiepatronen, maar meer naar de wijze waarop gezinnen georganiseerd zijn. Het gezin wordt daarbij beschouwd als een voortdurend veranderend systeem met twee belangrijke taken.
    - Enerzijds moet het voortbestaan van het systeem als geheel gewaarborgd blijven,
    - anderzijds met de ontwikkeling van individuen binnen het gezin bevorderd worden.
    Zo’n gezin bestaat uit diverse subsystemen die elk hun eigen functie vervullen in het overkoepelende systeem van het gezin. Een van de belangrijkste opdrachten van het gezin als geheel is ervoor te zorgen dat die subsystemen intact blijven, zodat alle nodige functies worden uitgevoerd. Tegelijkertijd moeten zij ook flexibel zijn, want subsystemen moeten kunnen hergroeperen als er wijzigingen zijn in de behoeften van het gezin als geheel. In die precaire balans tussen de verschillende subsystemen van een gezin kunnen pathologische patronen ontstaan die uiteindelijk tot probleemgedrag van een of enkele leden van het gezin kunnen leiden.

Op het eerste gezicht lijken deze twee benaderingen vooral verschillen te vertonen; structurele organisatie is natuurlijk heel wat anders dan communicatiepatronen. Het enige dat deze benaderingen lijken te delen is de focus op het gezin als mogelijke veroorzaker van pathologisch gedrag van gezinsleden. Op een dieperliggend niveau is de overeenkomst echter een stuk groter dan aan het oppervlak lijkt. Uiteindelijk zijn die structurele organisatie en communicatiepatronen twee verschillende operationalisaties van waar het werkelijk om gaat: de onderhuidse frictie in een gezin die maakt dat niet alle gezinsleden zich op een gezonde manier kunnen ontwikkelen.

37
Q

De laatste decennia worden theoretische grenzen in de psychotherapie steeds minder van belang, en zien we steeds meer integratie tussen benaderingen ontstaan. In voorgaande studietaken hebben we daar al een paar keer de mogelijkheden voor onderzocht. De systeembenadering is bij uitstek een benadering waar we dit soort integratie veel zien optreden.

In het boek worden twee soorten integratie besproken. Noem die en leg het verschil tussen beide uit.
Er worden twee integratieve benaderingen besproken. Geef van beide een korte karakterisering.

A

In het boek wordt gesproken over assimilatieve integratie en theoretische integratie.

Therapeuten die voor de eerste benadering kiezen, werken wel duidelijk vanuit een specifieke theoretische benadering die zij aanhangen. Al naar gelang de problematiek die zij tegenkomen, lenen ze echter concepten of interventies uit andere benaderingen en assimileren die in hun eigen kader. Bij assimilatieve integratie is natuurlijk slechts beperkt sprake van integratie. Het is eerder te vergelijken met het opportunistisch gebruik van behandelvormen, zonder je al te druk te maken over de achterliggende theorie.

Therapeuten die streven
naar theoretische integratie gaan daar verder in. Zij proberen diverse benaderingen echt met elkaar te vervlechten tot een theoretisch samenhangend geheel en leiden daar (vaak nieuwe) behandelmethoden uit af.

[Multisystemische therapie] is gebaseerd op het sociaal-ecologische model van Bronfenbrenner. Dit betreft een echte systeemtheorie. Het individu wordt beschouwd te midden van zijn gezin, leeftijdgenoten, de school, de buurt, en behandeling van zijn gedrag is gericht op al die systemen. Daarbij staat verbetering van het gezinsfunctioneren centraal als de primaire web naar oplossing van problematiek. Tijdens de behandeling worden vooral methoden uit de systeembenadering gehanteerd, maar deze worden aangevuld met technieken uit de leertheorie en de cognitieve gedragstherapie.

[Functionele gezinstherapie]
is vrijwel uitsluitend op de gezinsleden en hun onderlinge relaties gericht. Maar ook hierbij staat verbetering van het gezinsfunctioneren centraal in de behandeling, en gaat het niet primair om het probleemgedrag zelf. Behandeling is erop gericht om nieuwe gedragspatronen in het gezin te ontwikkelen die oude, disfunctionele patronen kunnen vervangen. Functionele gezinstherapie combineert een systeembenadering met diverse concepten en principes uit de cognitieve gedragstherapie.

  1. Hierbij wordt in een eerste fase gewerkt aan betrokkenheid van het hele gezin bij de therapie en de motivatie van alle gezinsleden om mee te werken.
  2. Vervolgens wordt op basis van diverse interventies uit de cognitieve gedragstherapie gewerkt aan nieuwe interactiepatronen in het gezin.
  3. Tot slot wordt op basis van generalisatie gewerkt aan het vasthouden van die gezonde interactiepatronen in andere contexten.
38
Q

Wat wordt binnen de communicatietheorie bedoeld met ‘interpunctieproblematiek’?

A

Verschillen van mening tussen mensen over oorzaak en gevolg in een reeks gedragingen

39
Q

Karakteristiek voor pathologische symmetrische relaties dat er sprake kan zijn van…

A

een escalerende machtsstrijd

40
Q

De kritiek op systeemgeoriënteerde benaderingen is onder andere gericht op opvattingen die rechtstreeks zijn ontleend aan de algemene systeemtheorie. Er is vooral bezwaar gemaakt tegen het systeemtheoretische uitgangspunt van….

A

circulaire causaliteit