H13 Angststoornissen Flashcards
Uit welke componenten bestaat angst? 4x
- Subjectief gevoel van angst
- Fysiologische reacties
- Gedragsmatige component (fight-or-flight)
- Cognitief component (interpretatie van angst)
Hoe kun je pathologische angstreacties van normale angstreacties onderscheiden? 3x
- Intensiteit
- Soort gedrag
- Duur en/of aard van de uitlokkende gebeurtenis
Wat zijn de gemeenschappelijke kenmerken van angststoornissen? 4x
- Subjectief ervaren angst
- Fysiologische reacties
- Vermijdingsgedrag
- Irrationele gedachten
Welke angststoornissen zijn er? 7x
- Seperatiestoornis
- Selectief mutisme
- Specifieke fobie
- Sociale-angststoornis
- Paniekstoornis
- Agorafobie
- Gegeneraliseerde angststoornis (GAS)
Waardoor wordt separatiestoornis gekenmerkt? 3x
- Overmatige angst gescheiden te worden van huis en/of degenen aan wie men gehecht is
- Bij volwassenen vaak 5 maanden of langer aanwezig
- 3 van de 8 kenmerken zichtbaar
Waardoor wordt selectief mutisme gekenmerkt? 3x
- 1 maand consequent niet kunne spreken in sociale situaties waar dat wel vereist is, terwijl het in andere situaties wel lukt
- Komt vaak tot uiting op de basisschool
- Zeldzaam, zeker bij volwassenen
Waardoor wordt specifieke fobie gekenmerkt? 4x
Welke subcategorieën zijn er? 5x
- Duidelijke en aanhoudende (>6 maanden) buitenproportionele angst voor een bepaald object of specifieke situatie
- Blootstelling leidt tot angstreactie
- Het object van de fobie of de fobische situatie wordt bewust vermeden, of alleen verdragen met intense angst.
- Lijdensdruk is vaak minder dan bij andere psychische stoonissen
- Dieren
- Natuurverschijnselen
- Bloed-injectie-verwonding
- Situationeel (e.g. vliegen)
- Overig (e.g. overgeven)
Waardoor wordt sociale-angststoornis gekenmerkt? 3x
- Hardnekkige angst voor, of het vermijden van sociale contacten of situaties waarin de kans bestaat beoordeeld te worden.
- Als de angst zich beperkt tot spreken of andere vormen van optreden in het openbaar wordt de sociale angst gespecificeerd als ‘alleen plankenkoorts’.
- 6 maanden of langer aanwezig
Waardoor wordt paniekstoornis gekenmerkt? 3x
- Recidiverende paniekaanvallen die onverwacht, zonder duidelijke aanleiding optreden
- Gaan gepaard met minstens 4 fysieke of cognitieve symptomen
- Minstens 1 maand anticipatieangst (=angst om een nieuwe aanval te krijgen
Waardoor wordt agorafobie gekenmerkt? 3x
- Angst in situaties waaruit men moeilijk weg kan of waarin geen hulp beschikbaar is als men last krijgt
- Minstens 6 maanden lang 2 van de 5 agorafobische situaties:
- reizen met openbaar vervoer
- in een open ruimte zijn
- in een afgesloten ruimte zijn
- in de rij of in een menigte staan
- alleen buiten zijn. - Is patiënt bang voor slechts één situatie dan wordt de diagnose specifieke fobie gesteld.
Waardoor wordt gegeneraliseede-angststoornis gekenmerkt? 3x
- Kwelling door buitensporige angst en bezorgdheid over meerdere gebeurtenissen of activiteiten
- > 6 maanden (voor >50% van de dagen)
- Ten minste 3 van de 6 kenmerken:
- rusteloosheid
- vermoeidheid
- concentratieproblemen
- prikkelbaarheid
- spierspanning
- slaapproblemen
Wat is de lifetimeprevalentie van angststoornissen bij mannen en vrouwen?
Mannen: 13.8%
Vrouwen: 25%
Tussen welke leeftijden stijgt de puntprevalentie van angststoornissen en wanneer is deze het hoogst?
Stijgt tussen 10-19 jaar
Hoogst tussen 20-24 jaar
Wat zijn de meest voorkomende angststoornissen bij volwassenen? 4x
- Sociale-angststoornis
- Specifieke fobie
- GAS
- Paniekstoornis
De comorbiditeit van angststoornissen met andere psychische klachten is hoog. Met welke stoornissen vooral? 3x
- Andere angststoornissen
- Stemmingsstoornissen
- Misbruik/afhankelijkheid van drugs
Vanuit welke soort modellen wordt het ontstaan, de complexiteit en heterogeniteit van angststoornissen de laatste decennia steeds meer verklaard?
Biopsychosociale modellen
Wat stellen biologische theorieën over angststoornissen? 2x
- Neurotransmitters spelen een belangrijke rol bij het ontstaan:
- norepinefrine (stressreactie)
- serotonine (norepinefrine systeem)
- GABA (inhibitie) - Hersengebieden vormen een angstnetwek:
- amygdala (fight-or-flight)
- insula (interoceptief bewustzijn)
- anterieure cingulate cortex (approach-avoidance)
Waar richten psychologische theorieën zich vooral op?
Gedragsmatige responsen en cognitieve processen
Wat benadrukken gedragsmodellen bij angststoornissen?
Welke 2 paradigma’s spelen hierbij een rol?
Waar is er sprake van bij operante conditionering?
Leerprocessen
Klassieke en operante conditionering.
Bij operant conditionering is er sprake van vlucht-, vermijdings- en veiligheidsgedrag.
Wat stellen cognitieve theorieën over angststoornissen?
Van welke 2 ontregelingen is er sprake?
Dat angststoornissen het gevolg zijn van ontregelingen in de manier waarop informatie wordt waargenomen, verwerkt en opgeslagen.
Deze ontregelingen zijn:
- Interpretatiebias
- Geheugenbias
Bij hoeveel % verdwijnt de angststoornis in de loop der jaren?
50%