H19 Genderdysforie, parafiele stoornissen en seksuele disfuncties Flashcards

1
Q

Wat moet aanwezig zijn om een seksuele stoornis als een psychische stoornis te zien?

A

Distress (ervaren last)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn seksuele functiestoornissen?

A

Stoornissen in 1 of meerdere facetten van de seksuele respons.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een seksuele disfunctie?

A

Seksuele disfunctie die significant lijden of interpersoonlijke problemen veroorzaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is genderdysforie?

Wat vereist de diagnose over duur en hoeveelheid criteria?

A

Lijdensdruk die gepaard gaat met incongruentie tussen het ervaren of geuite gender vs het toegewezen gender.

2 van de 6 criteria gedurende minstens 6 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is transseksualiteit?

Komt het meer voor bij mannen of bij vrouwen?

A

Personen met genderdysforie die het gevoel hebben anatomisch tot het verkeerde geslacht te behoren

Mannen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is transgenderisme?

A

Verzamelbegrip voor alle vormen van incongruentie zonder dat dit een probleem hoeft te zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wanneer wordt genderdysforie zichtbaar?

A

Onderscheid tussen early onset en late onset
Early: baby en peutertijd
Bij 3/4 verdwijnt het na pubertijd
Late: latere leeftijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Oorzaak van genderdysforie is onbekend, maar er zijn veel theorieen. Noem 3 voorbeelden.

A
  1. Genderdysforie ontstaat door een intersekseconditie (geslachtsorganen en hersenen verschillen in sekse)
  2. Verstoring in relatie met ouders
  3. Autogynefilie (seksuele opwindende voorstelling van zichzelf als vrouw)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Behandeling genderdysforie.

Wat moet een patient doen voordat hij een geslcahtsaanpassende behandeling krijgt?

A

Geslachtsaanpassende hormonale en chirurgische behandeling.
Bij angsten, onzekerheid of verwarring psychotherapie.

Real-life experience waarbij sociale genderroltransitie wordt beleefd om uit te proberen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn parafiele stoornissen?

A

Parafilie die lijdensdruk of beperkingen bij de betrokkene veroorzaakt of waarbij de bevrediging persoonlijke schade of risico’s voor of schade aan anderen veroorzaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat vereist diagnose van parafiele stoornissen?

A

Seksuele drang, fantasieen of handeling gedurende een periode van minstens een half jaar steeds terugkeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke 10 parafiele stoornissen onderscheidt de DSM-V?

A
  1. Voyeurismestoornis
  2. Exhibitionismestoornis
  3. Frotteurismestoornis
  4. Seksueel-masochismestoornis
  5. Seksueel-sadismestoornis
  6. Pedofiele stoornis
  7. Fetisjismestoornis
  8. Transvestiestoornis
  9. Andere gespecificeerde parafiele stoornis
  10. Andere ongespecificeerde parafiele stoornis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waardoor wordt asfyxiofilie gekenmerkt?

Van welke stoornis is het een specificatie?

A

Seksueel opgewonden worden door beperken van ademhaling.

Seksueel masochismestoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is partialisme?

Van welke stoornis is het een specificatie?

A

Exclusieve seksuele gerichtheid op een lichaamsdeel.

Fetisjismestoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de prevalentie van de meeste parafilieen?
Komen ze meer voor bij mannen of bij vrouwen?
Rond welke leeftijd openbaren ze zich vaak?

A

2-5%
mannen
12-18 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Oorzaak van parafilieen zijn onbekend.
Welke theorrieen zijn er? 3x

Wat zegt money’s theorie?

A
  1. Psychoanalytisch: parafilie is een symptoom van problematisch verlopen vroegkinderlijke ontwikkeling
  2. Leertheoretisch: prafilieen ontstaan in 3 stappen: conditionering door masturbatie, wel/niet sociale sanctionering, en opname in identiteit
    Volgens Money’s theorie kent seksuele of erotische paarvorming 3 fasen: proceptieve (voorbereiding), acceptieve (feitelijk seksueel gedrag) en conceptieve (reproductie)
  3. Biologische theorie: parafilie ontstaat als gevolg van ontregelde hersencircuits
17
Q

Behandeling parafilieen 3x

A
  1. CGT
  2. HOrmonale interventies
  3. Psychofarmaca (SSRI)
18
Q

Waar worden seksuele disfuncties door gekenmerkt?

A

Aanwezigheid van klinisch significante problemen met het vermogen om seksueel te reageren of seksueel genot te kunnen ervaren.

19
Q

Welk deel van de seksuele responscyclus is gebruikt in de DSM-V?

A

Onbekend

20
Q

Waarop is de indeling van seksuele disfuncties in de DSM-V geinspireerd?

Welke dimensies zijn er? 2x

A

Incentive-motivation model

Levenslang/verworven
Gegeneraliseerd/situationeel

21
Q

Wat is de seksuele interesse-/opwindingsstoornis bij de vrouw?

Wordt deze eenheidsdiagnose monothetisch of polythetisch gesteld?

Prevelentie?

A

Het niet in staat zijn seksuele opwindingsrespons op erotische stimulatie kunnen bereiken of vasthouden.

Polythetisch

12-22%

22
Q

Wat is hypoactief-seksueelverlangenstoornis?

A

Afwezigheid van / gebrek aan seksuele, erotische gedachten, fantasieen en verlangen naar seksuele activiteit

23
Q

Wat is een erectiestoornis?

Prevalentie

Waarmee zijn ze gecorreleerd? 3x

A

Niet in staat zijn erectie te bereiken of vast te houden

8%

Angst
Somberheid
Negatief zelfbeeld

24
Q

Waardoor wordt orgasmestoornis bij de vrouw en vertraagde ejaculatie bij de man gekenmerkt?

Prevalentie

A

Vertraagd of uitblijven van orgasme

Vrouwen: 11%
Mannen: minder dan 1%

25
Q

Waardoor wordt vroegtijdige ejaculatie gekenmerkt?

Prevalentie

A

Mannelijk orgasme treedt op voordat het gewenst is

10%

26
Q

Wat is genitopelvienepijn-/penetratiestoornis?

Prevelentie

A

Samenvoeging van vaginisme (vagina zit op slot, gemeenschap niet mogelijk) en dyspareunie (gemeenschap wel mogelijk maar doet veel pijn)

Vaginisme: 1-5%
Dyspareunie: 5%

27
Q

Vanuit welk paradigma worden seksuele disfuncties gediagnostiseerd en behandeld?
Welke indeling wordt gemaakt?

A

Biopsychosociale paradigma.

De psychische oorzaken van seksuele disfuncties kunnen worden ingedeeld in nabije of directe oorzaken en verwijderde of verre oorzaken. Kaplan (1974) definieerde de nabije oorzaken als factoren die binnen de seksuele interactie zelf het seksuele functioneren belemmeren. Zij hebben te maken met wat mensen in een concrete seksuele situatie doen. (…) Aan deze belemmeringen in de seksuele situatie hoeven geen ernstige andere psychische problemen ten grondslag te liggen. Van verwijderde oorzaken wordt gesproken wanneer een seksuele disfunctie het gevolg is van een psychopathologische ontwikkeling of partnerrelatieproblematiek, waardoor mensen niet toe (kunnen) komen aan bevredigend vrijen. Voorbeelden zijn een onverwerkte incestervaring, hechtingsproblematiek en (seksuele) identiteitsproblematiek.

28
Q

Beschrijf de onderdelen en fasen van de behandeling van genderdysforie.

A
  1. Allereerst zal nagegaan worden wat de behandelwensen van de persoon zijn, of er sprake is van genderdysforie, en of andere persoonlijke, sociale of psychiatrische problemen een eventuele geslachtsaanpassende behandeling in de weg staan
  2. Op basis van de diagnose wordt een behandeladvies gegeven. Daarbij is maatwerk de regel. Bij angsten, onzekerheid of verwarring over de eigen mannelijkheid of vrouwelijkheid kan psychotherapie worden toegepast.
  3. Indien er besloten wordt tot een geslachtsaanpassende behandeling, zal de persoon starten met de zogenoemde real-life-experience (of zoals momenteel de terminologische voorkeur is: met de sociale-genderroltransitie). Tijdens deze periode gaat de persoon de sociale rol van het gewenste gender vervullen. (…)
  4. In de sociale transitiefase wordt naast psychologische begeleiding gestart met hormonale geslachtsaanpassende behandeling. De tijdsduur van deze fase is in principe twaalf maanden.
  5. De eerste diagnostische fase en de real-life-experience duren langer naarmate de patiënt jonger is of de diagnostiek ingewikkelder, bijvoorbeeld omdat er naast genderdysforie ernstige psychopathologie aanwezig is. (…) Alleen als een adolescent psychisch stabiel is en ernstig lijdt als gevolg van de genderdysforie wordt in Nederland aan de hormoontherapie begonnen vóór het achttiende levensjaar. De hormonale behandeling vindt echter niet eerder plaats dan na het zestiende jaar. Daarvoor kan wel met puberteitsremmers worden gestart om de jongere de kans te geven in relatieve rust na te denken of hij of zij met de volgende behandelingsfase wil beginnen. (…)
29
Q

Wat zijn de diagnostische criteria van DSM-5 voor transvestiestoornis?

Welke verschillen in aanvang, oorzaak en uitingsvorm zijn er bij transvestie?

Prevalentie?

A

De essentie van transvestie is seksuele aantrekking tot, verlangen naar of opwinding bij crossdressing, dat wil zeggen: het omkleden naar of het dragen van de kleding van de andere sekse. Deze parafilie komt samen voor met fetisjisme of met autogynefilie. Transvestie is zeldzaam: minder dan drie procent van de mannen ervaart seksuele opwinding bij het zich kleden als vrouw (APA, 2013). De prevalentie van deze parafilie bij vrouwen is onbekend, maar aangenomen wordt dat ze nog veel zeldzamer is dan bij mannen (APA, 2013).

Reeds in de kindertijd kan er sterke fascinatie zijn voor kleding van de andere sekse. Een fascinatie die met de puberteit geseksualiseerd wordt. Personen met transvestie(stoornis) vormen een heterogene groep. Sommigen lijken meer op ‘ware’ fetisjisten, andere meer op personen met genderdysforie. Sommigen dragen incidenteel vrouwenkleding (soms alleen onder hun mannenkleren), of verschijnen daar niet mee in het openbaar. Anderen proberen er zo vrouwelijk mogelijk uit te zien en tonen zich zo in openbare gelegenheden. Soms verdwijnt na verloop van tijd of met stijgende leeftijd de seksuele opwinding die oorspronkelijk ervaren werd bij het omkleden of het dragen van kleding, die typisch is voor de andere sekse.

30
Q

Welke theoretisch model hanteert de DSM-5 voor de indeling van de seksuele disfuncties en wat zijn de gevolgen daarvan voor de verschillende indelingen van de seksuele disfuncties bij vrouwen en mannen?

A

In de DSM-5 wordt ervan uitgegaan dat de seksuele-responscyclus van mannen en vrouwen wezenlijk van elkaar verschilt. In het bijzonder geldt dit het al dan niet samen nemen van verlangen en opwinding als eerste fase van de seksuele-responscyclus. Met enkel een vage verwijzing naar het sterkere seksuele verlangen van mannen (APA, 2014, Nederlandse vertaling p. 606) wordt er in de DSM-5 van uitgegaan dat verlangen en opwinding bij mannen aparte fasen/facetten zijn van de seksuele respons (met overeenkomstige seksuele disfuncties), terwijl verlangen(sproblemen) en opwinding(sproblemen) bij vrouwen zo vaak samen voorkomen dat samenvoeging binnen één diagnostische categorie, de seksuele-interesse-/opwindingsstoornis, gerechtvaardigd is.

31
Q

Peter is 17 jaar. Sinds twee maanden heeft hij vrijwel dagelijks intense fantasieën over het tonen van zijn blote lichaam aan nietsvermoedende mannen en vrouwen. Hij stelt zich voor dat hij zich helemaal uitkleedt voor het raam van zijn slaapkamer en dat toevallige voorbijgangers hem dan zullen zien. Zelf raakt hij seksueel opgewonden van deze fantasie en hij hoopt dat dat voor zijn publiek ook geldt. Twee keer heeft hij zijn fantasieën uitgevoerd, maar hij weet niet of hij dat wel nog een keer wil doen, omdat hij zich er eigenlijk erg voor schaamt.

Welke van deze beweringen is juist?

Er is bij Peter geen sprake van een parafiele stoornis in termen van DSM-5, omdat er geen sprake is van steeds terugkerende intense seksueel opwindende fantasieën en handelingen, gericht op niet-instemmende personen.

Er is bij Peter geen sprake van een parafiele stoornis in termen van DSM-5, omdat de fantasieën en handelingen niet zijn gericht op het lijden of vernederen van een slachtoffer.

Er is bij Peter geen sprake van een parafiele stoornis in termen van DSM-5, omdat Peter er zelf last van
ondervindt: hij gaat gebukt onder schaamtegevoelens

Er is bij Peter geen sprake van een parafiele stoornis in termen van DSM-5, omdat de fantasieën en handelingen bij Peter pas enkele maanden aanwezig zijn.

A

Er is bij Peter geen sprake van een parafiele stoornis in termen van DSM-5, omdat de fantasieën en handelingen bij Peter pas enkele maanden aanwezig zijn. (Juist)

32
Q

Money (1977, 1986; Lehne & Money, 2003) bespreekt parafilieën binnen een algemeen model over paarvorming.

Volgens Money is parafiel gedrag het gevolg van

positieve bekrachtiging van al vroeg in de jeugd ontstane parafiele fantasieën.

genetische of hormonale afwijkingen

seksuele ervaringen in de jeugd die de ‘love-map’ hebben beschadigd.

mislukte seksuele relaties in de volwassenheid.

A

seksuele ervaringen in de jeugd die de ‘love-map’ hebben beschadigd.

33
Q

Beoordeel de juistheid van de volgende drie stellingen over orgasmestoornissen (volgens de diagnostische criteria van DSM-5).

I Bij mensen met een orgasmestoornis verloopt de seksuele-opwindingsfase normaal.

II Bij de ‘vertraagde ejaculatiestoornis bij de man’ beperkt het probleem zich doorgaans tot het onvermogen, in de vagina een orgasme te bereiken.

III Kenmerkend voor vrouwen met een orgasmestoornis is dat de spieren van het buitenste derde deel van de vaginawand verkrampen, waardoor de coïtus belemmerd wordt.

Uw antwoord
I en II zijn juist. 
Alleen I is juist.
I, II en III zijn onjuist.
II en III zijn juist.
A

I en II zijn juist.

34
Q

Als mevrouw De Bont met haar man vrijt, blijkt er geen lubricatiezwelling op te treden tijdens de seksuele activiteit. Mevrouw De Bont lijdt niet aan een somatische aandoening of een psychiatrische stoornis die haar klachten kunnen verklaren. In het gesprek met het echtpaar De Bont komt de therapeut tot de conclusie dat er wel sprake is van adequate stimulatie. De klacht is ongeveer een jaar geleden ontstaan. Voor die tijd waren mevrouw De Bont en haar partner zeer tevreden over hun seksuele relatie, maar de klachten hebben het vrijen voor beiden een stuk minder aangenaam gemaakt. Mevrouw De Bont heeft bijvoorbeeld vaak pijn na de coïtus. Welke van de volgende diagnosen is op grond van deze informatie het meest waarschijnlijk voor mevrouw De Bont?

Uw antwoord
seksuele-interesse-/opwindingsstoornis 
orgasmestoornis
seksuele-relatieprobleem
genitopelviene-pijn-/penetratiestoornis
A

seksuele-interesse-/opwindingsstoornis

35
Q

Wat houdt Money’s love map in?

A

Mentale blauwdru van de ideale liefdespartner en van het ideale scenario van seksueel-erotische activititn met die partner.

Door seksuele repressie, seksueel misbruik of te vroege blootstelling aan seksuele spelletjes kunnen oneigenlijke elementen in het liefdesschema worden opgenomen waardoor het object van het seksuele verlangen geen normaal persoon meer zal zijn.
Als de puberteit het beschadigde liefdesschema seksualiseert, zal een parafilie het resultaat zijn volgens deze theorie.