H17 Eetstoornissen Flashcards

1
Q

Waardoor wordt anorexia nervosa gekenmerkt?

A

Magerzucht (intens verlangen om mager te zijn)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Mensen met eetstoornissen hebben een verstoorde lichaamsperceptie. Het lichaamsbeeld is onderhevig aan een soort depressief realisme. Wat betekent dit?

A

Een realistische kijk op het lichaam maakt ongelukkig, terwijl een optimistische kijk leidt tot blije gezondheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

In welke 2 groepen kunnen AN patienten worden opgedeeld?

A
  1. Eetbuien/purgerende type

2. Beperkende type (voedselinname beperken, geen eetbuien, geen purgeren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke lichamelijk gevolgen kunnen ondervoeding en purgeergedrag hebben? 9x

A
  1. Verstoring menstruatie
  2. Cyanose
  3. Hypothermie
  4. Lanugo-beharing
  5. Hypotensie
  6. Bradycardie
  7. Vertraagde ruststofwisseling
  8. Slaapstoornis
  9. Depressiviteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de frequentie van boulimia om de diagnose te krijgen?

A

3 maanden lang gemiddeld 3x per wek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de gevaarlijkste lichamelijke gevolgen van BM? 2x

A

Dehydratie en verstoorde elektrolyten huishouding (o.a. hyponatriemie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de frequentie van eetbuistoornissen om de diagnose te krijgen?

A

3 maanden 1x per week

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn 2 voorbeelden van stoornissen die in de categorie ‘andere gespecificeerde voedings- of eetstoornis’ vallen?

A
  1. Nachtelijk eetsyndroom

2. Purgeerstoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Is de comorbiditeit bij eetstoornissen is (laag/hoog).

Anorexia nervosa wort geassocieerd met X en BM met X.

A

Hoog
Autisme
Verslavingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de socioculturele verklaring voor eetstoornissen?

Wat zegt de set-pointtheorie over lijnen?

A

Slankheidsideeal zorgt dat met name meisjes gaan lijnen. Volgens de set-pointtheorie kan lijnen het overeten verklaren, aangezien het lichaam de hoeveelheid vet wil herstellen om terug te gaan naar het set-pointgewicht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn kritiekpunten op de set-pointtheorie? 4x

A
  1. Lijnende individuen zitten vaak niet onder hun set-pointgerwicht
  2. Niet alle AN mensen hebben eetbuien
  3. Niet alle mensen die succesvol afvallen hebben eetbuien of stofwisselingsaanpassingen
  4. Onderzoek is vaak retrospectief en correlatief (geen causatie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de biologische verklaring voor eetstoornissen?

A

Serotonine zorgt voor een betere stemming en verminderde trek in koolhydraten. Bij te weinig koolhydraatinname voor langere tijd raakt het serotonerge systeem verstoord en wordt de stijging van serotonine pas weer bereikt naar excessieve inname van koolhydraten tijdens een eetbui.

Er is een biologische relatie tussen voeding en stemming. De neurotransmitter serotonine, ook wel het ‘gelukshormoon’ genoemd, zorgt ervoor dat iemand zich prettig voelt. Om serotonine aan te kunnen maken, moet je voldoende tryptofaan binnenkrijgen via de voeding. Tryptofaan is een essentieel aminozuur. Koolhydraten (suikers en zetmeel) kunnen de opname van tryptofaan verhogen waardoor extra serotonine aangemaakt wordt. Door het eten van relatief veel koolhydraten en weinig proteïne wordt de aanmaak van serotonine in de hersenen gestimuleerd, wat leidt tot een betere stemming.

Aan de andere kant leidt een tekort aan koolhydraten tot een tekort aan serotonine en tot een verslechtering van de stemming. Bij een te lage serotoninehoeveelheid in het brein kunnen mensen gaan hunkeren naar bepaald voedsel omdat het lichaam probeert het serotoninetekort omhoog te krijgen. Dit vormt een mogelijke verklaring voor eetbuien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is tryptofaan?
Wat is tryptofaanratio?
Waar is die ratio een indicatie van?

A

Precursor voor serotonine.
Ratio tov andere grote neutrale aminozuren in het bloedplasma.
Is een indicatie voor de hoeveelheid tryptofaan die uiteindelijk in de hersenen terecht komt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de leertheoretische verklaring voor eetstoornissen?

A

Klassieke conditionering speelt net zoals bij verslaving een rol bij eetbuien. Stimuli die een eetbui voorspellen zijn na conditionering in staat om eetlust uit te lokken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de cognitieve verklaring voor eetstoornissen?

A

Disfunctionele overtuigingen rondom het eigen lichaam moeten kritisch onderzocht en uitgedaagd worden tijdens behandeling van eetstoornissen aangezien deze overtuigingen het abnormale eetgedrag in stand houden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het multicausaliteitsmodel?

Wat zijn de factoren binnen dit model?

Welke 2 soorten interacties zijn er tussen de factoren?

A

Beschrijft dat de uiteindelijke eetstoornis een final common pathway is die op verschillende manieren kan worden bereikt.

  1. Predisponerende (voorbeschikkend)
  2. Precipiterene (uitlokkend)
  3. Perpetuerende (in stand houdend)
  4. Circulair
  5. Idiosyncratisch
17
Q

Welk kritiek is er op het multicausaliteitsmodel?

En waarom is het populair?

A

Voorspelt eetstoornissen niet

Benadrukt dat elk individu uniek is

18
Q

Wat is het verschil tussen de intramurale behandelingen voor AN vroeger en nu?

A

Vroeger: eenzijdig gericht op gewichtstoename en operante leerprincipes
Nu: veelzijdiger, CGT ingezet

19
Q

Waar bestaat de behandeling van BM vaak uit?

Wat is ook een effectieve behandeling?

A

CGT

Interpersoonlijke therapie

20
Q

Welke rol spelen disfunctionele overtuigingen bij mensen met eetstoornissen in het algemeen en bij mensen met eetbuien in het bijzonder?

A

Irrationele negatieve gedachten over het eigen lichaam en uiterlijk (zoals ‘ik ben te dik’, ‘ik ben lelijk’) ondermijnen het zelfvertrouwen van mensen met een eetstoornis. Deze ideeën of cognities zijn irrationeel omdat er meestal helemaal geen sprake is van enig overgewicht. Mensen met anorexia nervosa hebben zelfs ondergewicht. Zolang mensen met een eetstoornis deze irrationele overtuigingen hebben, is de kans klein dat zij hun eetgedrag willen veranderen.

Irrationele gedachten bij mensen met eetbuien bij het overtreden van hun eetregels (zoals ik heb vandaag al te veel gegeten, ik ben een ‘loser’, ik kan net zo goed doorgaan met eten). Dit kan leiden tot eetbuien of eetbuien in stand houden.

21
Q

Welke van de volgende beweringen over de eetbuistoornis is juist?

De eetbuistoornis komt vaker voor bij mensen die voor gewichtsverlies in behandeling gaan dan bij mensen die hiervoor niet in behandeling gaan.

De eetbuistoornis komt minder vaak voor dan anorexia en boulimia nervosa.

Patiënten met een eetbuistoornis zijn succesvol in het nemen van gewichtscontrolerende maatregelen na een eetbui.

Om te kunnen spreken van een eetbuistoornis dient de patiënt minimaal twee eetbuien per week te hebben.

A

De eetbuistoornis komt vaker voor bij mensen die voor gewichtsverlies in behandeling gaan dan bij mensen die hiervoor niet in behandeling gaan.

22
Q

Guido Janssens lijdt niet aan een eetstoornis, maar is zijn hele leven al aan de forse kant. Hij was vroeger al een dik jongetje en kampt ook nu nog – hij is inmiddels veertig jaar – met overgewicht. Zijn weinig succesvolle lijnpogingen heeft hij jaren geleden gestaakt.

Volgens de set-pointtheorie bevindt het gewicht van meneer Janssens zich

boven set-pointniveau.

Op basis van deze informatie kunnen vanuit de set-pointtheorie geen uitspraken worden gedaan over het set-pointgewicht van meneer Janssens.

op set-pointniveau.

onder set-pointniveau.

A

op set-pointniveau.

23
Q

Waar of niet waar:

Anorexia en boulimia nervosa komen in alle lagen van de bevolking in ongeveer dezelfde mate voor.

A

Waar