H4 Cognitieve benaderingen van psychopathologie Flashcards
Wat veronderstelt de cognitieve benadering wat betreft psychopathologie?
Dat het voortkomt uit de wijze waarop mensen informatie selecteren en verwerken. Psychopathologie gaat vaak gepaard met een vertekening van aandacht, de interpretatie en de herinnering van informatie.
Wat zijn de 2 meest voorkomende psychische stoornissen?
- Angst
2. Depressie
Hoe dachten 1) Albert Ellis (1962); 2) Aaron Beck (1976); 3) Meichenbaum (1977) en 4) Seligman over psychopathologie?
> Dit zijn onderzoekers die hebben bijgedragen aan de cognitieve theorievorming over psychopathologie.
- Ellis: dacht dat alle soorten van neurotische psychopathologie ontstaan door enkele universele irrationele opvattingen
- Beck: dacht dat alleen specifieke cognitieve karakteristieken van verschillende vormen van psychopathologie belangrijk waren.
- Meichenbaum: benadrukte de rol van zelfspraak; gecontroleerde informatieverwerking.
- Seligman: benadrukte de wijze waarop mensen oorzakelijke verklaringen geven (=attributies)
Wat is de stresscopingtheorie van Lazarus?
bij een potentiële stressfactor maakt
men een eerste inschatting van de mate van bedreiging (primary appraisal), om vervolgens
te beoordelen welke mogelijkheden er zijn om die bedreiging succesvol aan te kunnen
(secondary appraisal).
Wat is cognitio?
De kennis die zowel door zintuigen als door verstand kan worden verworven.
Wat zijn de 3 aspecten die te onderscheiden zijn binnen de informatieverwerking?
- Waarneming
Om te beginnen richten deze schema’s onze aandacht op bepaalde aspecten van de wereld. Hierdoor bepalen zij welke informatie wij selecteren om te verwerken en om op te reageren. - Verwerking
Ten tweede bepalen deze schema’s hoe wij de geselecteerde informatie verwerken. De bestaande inhoud van het schema zal bijvoorbeeld bepalen welke betekenis nieuwe informatie krijgt binnen die reeds aanwezige kennis en hoe we die zullen transformeren tot nieuwe kennis. - Geheugen
Tot slot is het schema bepalend voor hoe we die kennis onthouden. Geactiveerde schema’s beïnvloeden bijvoorbeeld welke nieuwe kennis als relevant wordt aangewezen en dus wordt verwerkt in het schema. Zij bepalen dus wat we ons later kunnen herinneren.
Schema’s zijn dus een middel om informatie te selecteren, te interpreteren, te transformeren en op te slaan.
Wat is een schema?
De kennis waarover een persoon beschikt, is volgens de cognitieve psychologie georganiseerd in schema’s.
Als door bepaalde info een schema wordt geactiveerd, komt aanvullende info ter beschikking die in dat schema is vertegenwoordigd. Dit gebeurt automatisch.
Schema’s bevatten gegeneraliseerde kennis over de wereld, de persoon zelf en over de interactie met de omgeving.
Op welke 4 niveaus sturen schema’s infoverwerking?
Selectie van informatie: wel reageren op eigen voornaam, maar niet op andere
voornaam.
Interpretatie van informatie: informatie betekenis geven.
Transformatie van informatie: informatie tot nieuwe betekenis verwerken.
Maken van herinneringen: we onthouden het schema wat dan geactiveerd wordt.
Dus schema’s functioneren als een XXX en als een XXX, wat leidt tot XXX.
Zonder schema’s zouden we informatie niet kunnen XXX, of op een relevante
manier kunnen beoordelen. Het nadeel is wel dat vertekeningen kunnen optreden, die zich
tegen ons kunnen keren. In sommige gevallen ontstaan dan XXX.
- Zeef
- interpretatieraamwerk
- Bias
- generaliseren
- psychische stoornissen
Wat is het verschil tussen impliciete en expliciete kennis?
Impliciete kennis: kennis wat niet in exacte bewoordingen kan worden omschreven.
Expliciete kennis: kennis wat wel in exacte bewoordingen kan worden omgeschreven.
Het onderscheid tussen impliciete en expliciete kennis (statisch) is niet hetzelfde als het
onderscheid tussen bewust en onbewust (motivatie), of het onderscheid tussen
automatische en gecontroleerde informatieverwerking (proces).
Schema’s bevatten kennis van wat voor soort aard? Talig, of visueel, of..?
Beide, en van handelingen, ritme en lichamelijke sensaties
Informatieverwerking gebeurt grotendeels onbewust, oftewel automatisch. Maar niet altijd. Wanneer niet?
Bij onvoorspelbare input. Dan is gecontroleerde infoverwerking nodig: met bewuste aandacht en actieve verwerking.
Heeft infoverwerking een serieel of parallel karakter?
Serieel
Waardoor wordt bepaald welke schema’s worden geactiveerd?
Door actuele omstandigheden
Schema’s zijn – net zoals vooroordelen – XXX tegen verandering door XXX. Het
loslaten van schema’s zou XXX en XXX veroorzaken als gevolg van onvoldoende
mogelijkheden om binnenkomende informatie te verwerken.
- resistent
- tegenbewijs
- angst
- onzekerheid
Welke 4 cognitieve mechanismen zijn waarneembaar als info het vooroordeel tegenspreekt?
- Selectiebias: informatie die niet klopt met vooroordeel wordt niet waargenomen.
- Interpretatiebias: informatie wordt zo geïnterpreteerd dat het vooroordeel wordt
bevestigd, opzij wordt geschoven of wordt weggeredeneerd (‘de uitzondering die regel
bevestigd’). Dit gebeurt wanneer vooroordelen verwachtingen schetsen, waarnaar de
persoon zich gaat gedragen, en ervaringen die het vooroordeel tegenspreken niet
kunnen ontstaan. - Situaties vermijden waarin vooroordelen kunnen worden tegengesproken, en
gereserveerd of agressief opstellen wanneer de situatie er wel is ,waardoor de kans
groter is dat de reacties van anderen het vooroordeel bevestigen. - Vertekenen van herinneringen: informatie dat klopt met vooroordeel wordt beter
herinnerd.