H3 Leertheoretische benadering van psychopathologie Flashcards
De leertheoretische benadering kijkt naar de interactiegeschiedenis van een XXX met XXX. Er wordt veronderstelt dat de interactiegeschiedenis op een bepaalde manier zijn sporen nalaat in het individu, en zodoende XXX vormt met name
in de hersenen.
- fysiologisch systeem
- de omgeving
- gewoonten
Wat is de transnationale benadering?
Voortdurende wisselwerking tussen onderzoek en praktijk
Wat is Thorndike’s wet van het effect?
Gedrag dat tot een aangename uitkomst leidt, zal in frequentie toenemen terwijl gedrag dat tot een onaangename uitkomst leidt in frequentie zal afnemen.
Wat zijn 2 voordelen van de Skinner-box vs Thorndike’s kat in de kooi? (operante conditionering)
- Procedure van Thorndike onderzoekt niet het natuurlijke verloop van het proefdier
- Onderzoeker hoeft niet zelf aanwezig te zijn
Beschrijf klassieke en operante conditioning.
klassieke conditionering:
Door twee prikkels altijd tegelijk te geven, gaat het individu de twee met elkaar associëren.
Operante conditionering:
Het individu wordt beloond of gestraft, zodat hij de handeling gaat associëren met iets leuks of iets vervelends.
Wat is de traditionele verklaring voor conditionering?
Dat het leren plaatsvindt door associatievorming in het geheugen
Is klassieke conditionering stimulus-respons leren, of een stimulus-stimulus leren?
S-S. Vroeger dacht men S-R.
Wat is naast de associatieve leertheorie een verklaring voor conditionering?
Wat is het voordeel van propositie vergeleken met associatie?
Propositionele theorie: leren gebeurt door dat hypotheses (proposities) worden bevestigd of niet.
In tegenstelling tot een associatie doet een propositie uitspraak over de aard van het verband.
Wat zijn ontogenetische en fylogenetische adaptatie?
Ontogenetisch: aanpassing aan de omgeving tijdens de levensloop van één organisme
Fylogenetisch: aanpassing van de soort aan de omgeving
Instrumenteel gedrag staat onder controle van welke 2 systemen?
Door welk systeem wordt het initiële leren gedomineerd?
Waardoor wordt het gedrag dan gestuurd?
- Doelgericht gedrag: gebaseerd op associaties tussen responsen en uitkomsten (R-O).
- Gewoontegedrag: gebaseerd op associaties tussen stimuli en responsen, maar wordt
niet gemedieerd door de uitkomst die het gedrag genereert (S-R).
Tijdens het initiële leren zijn de instrumentele gedragingen doelgericht en wordt het gedrag
gestuurd door de motivationele waarde van de uitkomst (en de causale relatie). Daarna
wordt het gedrag meer een gewoonte, waarbij de respons automatisch wordt opgewekt en
de motivationele waarde niet langer een rol speelt.
Wat is de uitkomstdevalutatieprocedure?
Wordt gebruikt om R-O en S-R uit elkaar te halen. Als na devaluatie van de uitkomst tot een vermindering van het gedrag leidt, ging het om
doelgericht gedrag. Zo niet, dan ging het om gewoontegedrag (uitkomst speelt geen rol).
Wat is Pavloviaanse-isntrumentele transfer (PIT)? Noem een voorbeeld.
Het toont de interactie tussen klassieke en
instrumentele conditionering.
Voorbeeld:
Een verslaafde mevrouw wil geen alcohol drinken. Ze
weet dat drank kopen leidt tot alcoholinname (instrumenteel). Ze weet dat vermoeid zijn leidt
tot alcoholinname (klassiek). PIT toont dat vermoeid zijn de kans vergroot op drank te kopen
Wat besturen behavioristen? Wie is de grondlegger?
Behavioristen bestudeerden uitsluitend objectief waarneembare reacties op (externe) prikkels.
Watson
Wat is de angsttheorie die voortkwam uit Watson’s klassieke experiment met kleine Albert?
Wat zijn 2 kritiekpunten van de angsttheorie?
- initieel neutrale gebeurtenissen die gepaard gaan met een akelige of gevaarlijke gebeurtenis zullen angst uitlokken
- Niet iedereen met een angststoornis heeft geschiedenis van aversieve conditionering.
- Niet iedereen met een geschiedenis aan aversieve conditionering ontwikkelt een
angststoornis.
Beschrijf hoe ervaringen die 1) Voor, 2) Tijdens en 3) Na aversieve conditioneringsgebeurtenissen plaatsvinden een substantiële impact kunnen hebben op het angstleren.
VOOR – Latente inhibitie laat zien dat conditionering trager verloopt als de VP vooraf enkele
keren zonder OP aangeboden is. Voorafgaande ervaringen kunnen het risico ook vergroten.
TIJDENS – Aangeleerde hulpeloosheid kan volgens Seligman ontstaan als je zelf geen
invloed hebt op de uitkomst, waardoor passief en hulpeloos gedrag ontstaat. Dit zou een rol
kunnen spelen bij het ontstaan van depressie en langdurige angstklachten.
NA – Het inflatie-effect beschrijft dat herhaald denken (= rumineren) aan een aversieve
conditioneringsgebeurtenis kan leiden tot versterking van de relatie tussen VP en OP. Dit
kan leiden tot het in stand houden van de aangeleerde angst en het ontwikkelen van een
angststoornis. Het is dus van cruciaal belang hoe mensen de aversieve ervaring verwerken.
Hoe speelt generalisatie een rol bij het ontstaan van een angststoornis?
Vreesreacties worden getransfereerd naar stimuli die perceptuele kenmerken delen
met de oorspronkelijke geconditioneerde prikkel.
Hoe kan vermijdingsgedrag bij angststoornissen worden verklaard door de tweefactorentheorie van Mower?
- Klassieke conditionering – opwekken van angst (feestje > negatieve beoordeling).
- Instrumentele conditionering – vermijdingsgedrag wordt gesteld.