Les 2 gebaren Flashcards

1
Q

GOEDEMORGEN *

A

GOED + OCHTEND *

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

GOEDEMORGEN… *

A

GOED + OCHTEND *

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

GOEDEMIDDAG

A

GOED + MIDDAG

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

GOEDEMIDDAG…

A

GOED + MIDDAG…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

GOEDENAVOND

A

GOED + AVOND

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

GOEDENAVOND…

les 2 05:03

A

GOED + AVOND… avond is alleen wijsvinger voorhoofd kin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

HALLO

A

HALLO

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

GROETJES

A

GROETJES: even zwaaien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

TOT-ZIENS *

A

TOT-ZIENS *

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

TOT MORGEN *

A

TOT MORGEN *

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

WIE

les 2 05:40

A

WIE

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

WAT *

A

WAT *

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

WAAR *

les 2 05:51

A

WAAR *

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

WAAROM *

A

WAAROM *

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

WANNEER

les 2 06:00

A

WANNEER

één hand omhoog, wiebelen en opzij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

WELKE *

A

WELKE *

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

WAARVOOR

les 2 06:10

A

WAARVOOR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

HOE *

A

HOE *

duim tegen wijsvinger tik tik tik beide handen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

HOEVEEL

les 2 06:25

A

HOEVEEL

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

HOE-LAAT *

A

HOE-LAAT *

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

HANDVORM

A

HANDVORM

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

MONDBEELD

A

MONDBEELD

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

PLAATS

les 2 06:59

A

PLAATS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

BEWEGING

les 2 07:02

A

BEWEGING

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

NON-MANUEEL DEEL

A

NON-MANUEEL DEEL

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

MIMIEK

les 2 07:14

A

MIMIEK

duim en wijsvinger li + re krom + alternerend op en neer langs gezicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

OPBOUW

les 07:20

A

OPBOUW

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

PRELINGUAAL

les 2 07:23

A

PRELINGUAAL

nb: gedeelte pre iets anders op online gebarenwoordenboek. 1 hand rechtop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

POSTLINGUAAL

les 2 07:30

A

POSTLINGUAAL

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

IK *

A

IK *

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

mij *

A

MIJ *

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

JIJ / U *

A

JIJ / U *

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

JOU / U *

A

JOU / U *

zelfde als jij / u

34
Q

HIJ

A

HIJ

35
Q

HEM

A

HEM

zelfde als hij

36
Q

HAAR

A

HAAR

37
Q

WIJ

A

WIJ

38
Q

ONS *

A

ONS *

zelfde als ‘wij’

39
Q

JULLIE* JULLIE ALLEMAAL

A

JULLIE *

40
Q

JULLIE

A

JULLIE

41
Q

U *

A

U * zelfde als jij

42
Q

ZIJ * = meervoud

A

ZIJ *

43
Q

HEN / HUN *

A

HEN / HUN * zelfde als zij meervoud

44
Q

FILM *

A

FILM *

45
Q

OPSCHRIJVEN *

A

OPSCHRIJVEN *

rechterhand is het ‘papier’
linkerhand ‘schrijft’

46
Q

HUISWERK *

A

HUISWERK *

47
Q

BANG-ZIJN

A

BANG-ZIJN (niet woord ‘zeggen’)

48
Q

OPDRACHT *

A

OPDRACHT *

49
Q

FIETS

A

FIETS

50
Q

ZENUWACHTIG *

A

ZENUWACHTIG *

51
Q

LEUK *

A

LEUK *

52
Q

ALSTUBLIEFT OPNIEUW GEBAREN *

A

ALSTUBLIEFT + OPNIEUW + GEBAREN *

ALSTUBLIEFT: langs wang
OPNIEUW: 2 vingers uit de pot
GEBAREN: mond dicht

53
Q

ALSTUBLIEFT LANGZAAM GEBAREN *

A

ALSTUBLIEFT LANGZAAM GEBAREN *

54
Q

ROEPEN / AANTIKKEN

les 2 10:04

A

ROEPEN / AANTIKKEN

55
Q

ZWAAIEN GEZICHTSVELD

les 2 10:10

A

ZWAAIEN GEZICHTSVELD

56
Q

STAMPEN GROND

les 2 10:15

A

STAMPEN GROND

vuisten + bam

57
Q

TAFEL SLAAN

A

TAFEL SLAAN

58
Q

LICHT KNIPPEREN

les 2 10:28

A

LICHT KNIPPEREN

“licht” (mond dicht)

59
Q

VERZOEK

A

VERZOEK = ALSTUBLIEFT

60
Q

zin 1: Goedemorgen, mijn naam is (eigen naamgebaar).

A

zin 1:

61
Q

zin 2: Hoe laat ga jij naar huis?

A

zin 2: JIJ HUIS GAAN HOE LAAT?

GAAN: WIJSVINGER, NAAR VOREN

62
Q

zin 3: Tijdens de les lees ik veel.

A

zin 3: TIJDENS LES INDEX1 LEES VEEL

63
Q

zin 4: Alle gebaren hebben een handvorm.

A

zin 4: ALLE GEBAREN HANDVORM (+KNIKKEN)

64
Q

zin 5: Wil jij hem even roepen?

A

zin 5: VERZOEK INDEX2 INDEX3(hem) ROEPEN?

65
Q

zin 6: Wie is dat?

A

zin 6: DAT WIE ALGEMEEN VRAAGGEBAAR

66
Q

zin 7: Wat is jouw naamgebaar?

A

zin 7: JOUW “NAAMGEBAAR” WAT ? (?=>ALGEMEEN VRAAGGEBAAR)

67
Q

zin 8: Waar ben jij opgegroeid?

les 2 11:47

A

zin 8: JIJ OPGEGROEID WAAR?

68
Q

zin 9: Waarom heb jij je huiswerk niet gemaakt?

A

zin 9: JIJ “HUISWERK” NIET MAKEN “WAAROM”? (ALGEMEEN VRAAGGEBAAR EINDIGEN)

69
Q

zin 10: Wanneer ben jij bang?

A

zin 10: JIJ BANG “WANNEER” ALG.VRAAGGEBAAR

70
Q

zin 11: Welke fiets heb jij?

A

zin 11: INDEX2 “FIETS HEB WELKE” (alg vraag)

71
Q

begroetingen

les 2 04:32

A

BEGROETINGEN (zwaaien)

72
Q

vraag woorden

les 05:39

A

VRAAG + WOORD

73
Q

algemeen vraaggebaar

A

alg. vraaggebaar (2 handen plat omhoog)

74
Q

fonologie en gebarentaal

les 2 06:43

A

FONOLOGIE GEBARENTAAL
fonologie: 1 hand wijsvinger
andere hand 4 vingers

75
Q

aandacht trekken

les 2 09:59

A

AANDACHT TREKKEN

76
Q

persoonlijke voornaamwoorden

les 2 07:39

A

PERSOONLIJKE VOORNAAMWOORDEN

77
Q

veel

les 2 zinnen

A

veel

78
Q

alle

les 2 zinnen

A

alle

79
Q

opgroeien

les 2 11:45

A

opgroeien

80
Q

hebben

les 2 zinnen

A

hebben