Les 18 gebaren Flashcards
1
Q
zin 1: Wil jij morgen 3 uur lang je huiswerk maken?
A
zin 1: VERZOEK MORGEN INDEX2 3-UUR-LANG HUISWERK MAKEN.
2
Q
zin 2: Die cursist kijkt een film.
A
zin 2: INDEX3 FILM KIJKEN
3
Q
zin 3: Mijn moeder is prelinguaal doof.
A
zin 3: INDEX1 MOEDER PRELINGUAAL DOOF.
4
Q
zin 4: Ik ben tijdens de winter jarig. (?)
A
zin 4: TIJDENS WINTER INDEX1 JARIG.
5
Q
SCHOOL
A
.
6
Q
SCHOOL..
A
.
7
Q
LEREN
A
.
8
Q
BOEK
A
.
9
Q
BOEKEN
A
.
10
Q
HUISWERK
A
.
11
Q
COMPLIMENT
A
.
12
Q
STRAF
A
.
13
Q
AGENDA
A
.
14
Q
HELPEN
A
.
15
Q
GEBOUW
A
.
16
Q
DIRECTEUR
A
.
17
Q
CONCIERGE
A
.
18
Q
GANG
A
.
19
Q
DEUR
A
.
20
Q
NAAR-SCHOOL-GAAN
A
.
21
Q
LES
A
.
22
Q
PAUZE
A
.
23
Q
SPECIAAL
A
.
24
Q
ONDERWIJS
A
.
25
Q
AANGEPAST
A
.
26
Q
AANPASSEN
A
.
27
Q
PRAKTIJK
A
.
28
Q
NIVEAU
A
.
29
Q
BASISSCHOOL
A
.
30
Q
JUF/JUFFROUW
A
.
31
Q
JUF..
A
.
32
Q
MEESTER
A
.
33
Q
KINDEREN
A
.
34
Q
VOLWASSENEN
A
.
35
Q
LEERLING
A
.
36
Q
SCHOOLBORD
A
.
37
Q
KRIJT
A
.
38
Q
SMARTBOARD
A
.
39
Q
PEN
A
.