Les 13 gebaren Flashcards
CLASSIFIER
CLASSIFIER
HANDVORM
HANDVORM
ROLNEMEN
ROLNEMEN
BODYSHIFT
BODYSHIFT
PERSPECTIEF
PERSPECTIEF
FONOLOGIE
FONOLOGIE
MORFOLOGIE
MORFOLOGIE
SYNTAXIS
SYNTAXIS
SEMANTIEK
SEMANTIEK
PRAGMATIEK
PRAGMATIEK
VERZOEK ONDERBREKEN
VERZOEK ONDERBREKEN
ROLNEMEN
ROLNEMEN
OOM
OOM
TANTE
TANTE
NETJES
NETJES
LUI
LUI
JONGEN
JONGEN
STOER
STOER
MEISJE
MEISJE
VERLEGEN
VERLEGEN
Zin 1: ‘Ik ging laatst naar de supermarkt. Ik moest brood en boter hebben. Maar wat zag ik? De vakken waren niet gevuld. Ik liep naar een medewerker en vroeg: “Wanneer worden de vakken weer gevuld? Zo kan ik mijn boodschappen niet doen.”’
zin 1
Zin 2: ‘Een vriend van mij ging laatst naar de supermarkt. Hij moest brood en boter hebben. Maar wat zag hij? De vakken waren niet gevuld. Hij liep naar een medewerker en vroeg wanneer de vakken weer gevuld werden. Zo kon hij zijn boodschappen niet doen.’
zin 2
Zin 3: ‘Een vriend van mij ging laatst naar de supermarkt. Hij moest brood en boter hebben. Maar wat zag hij? De vakken waren niet gevuld. Hij liep naar een medewerker en vroeg: “Wanneer worden de vakken weer gevuld? Zo kan ik mijn boodschappen niet doen.”’
zin 3
(Zonder bodyshift) Mijn broer en zus hebben een gesprek. “Wat ga je vandaag doen?” vraagt mijn broer. “Ik ga vandaag naar school.” zegt mijn zus. “Hoe lang is het fietsen naar school?” “Vijftien minuten”, antwoordt ze. “Dat valt mee gelukkig”, zegt mijn broer.
zin 4
(Met bodyshift) Mijn broer en zus hebben een gesprek. “Wat ga je vandaag doen?” vraagt mijn broer. “Ik ga vandaag naar school.” zegt mijn zus. “Hoe lang is het fietsen naar school?” “Vijftien minuten”, antwoordt ze. “Dat valt mee gelukkig”, zegt mijn broer.
zin 5