Hoorcollege 21: Neonatale screening Flashcards
1
Q
Neonatale screening SCID (!)
A
Meten van TREC’s -> geen TREC’s -> geen T-cellen -> SCOD
2
Q
Uitdagingen (!)
A
- Ouderperspectief
- Nevenbevindingen
- Vals positieven
- Kosten effectief
- Uniforme definitie en classificatie
3
Q
Verschil diagnostiek en screening
A
- Diagnostiek: alleen verdenkingen
- Screening: over op dat moment gezonde kinderen, ziekte opsporen in een vroege fase
4
Q
Wilson and Junger criteria
A
- Belangrijk probleem
- Acceptabele behandeling
- Diagnose en behandeling moeten beschikbaar zijn
- Er moet een herkenbaar vroeg stadium zijn
- Een passende test voor het onderzoek/niet te zwaar
- De test moet acceptabel zijn voor de populatie
- Er moet voldoende kennis zijn over de ziekte
- Er moet een beleid zijn over welke patiënten je moet behandelen
- De kosten moet te dragen zijn
- Het moet een continu proces zijn voor verbetering
5
Q
SCID
A
- Verstoorde cellulaire en humorale afweer
- Klinische symptomen-> ernstige opportunistische infecties, diarree, failure to thrive
- Zonder behandelingen overlijden kinderen binnen het eerste levensjaar
6
Q
Fout positieven veranderen door
A
- Verlagen cut-off waarde
- Andere primer/probe test
- Second tier test
- Aanpassing van verwijsschema: 2e hielprik
7
Q
Nevenbevindingen
A
- Actionable: conditions for which therapy is indicated, e.g. HSCT, prophylaxis, vaccination
- Non-actionableL transient lymphocytopenis, ataxia telangiectasie
- False-positive : low/absent TRECS, ,bur normal T-cel numbers
8
Q
Ataxia telangiectasie
A
- Autosomale recessieve homozygote mutatie in ATM gen
- Defect DNA repair mechanism
- Patiënten met AT kunnen opgespoord worden door de SCID screening: onbehandelbaar, progressieve ziekte en vroege dood, dragers (ouders) hebben verhoogd risico op kanker