Hoorcollege 16: Vaccinatie en vaccinatieresponsen Flashcards

1
Q

Waarom vaccineren?

A

Voorkomen is beter dan genezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is vaccineren?

A
  • Kunstmatig opwekken van immuniteit
  • Immuniteit: het niet meer/minder vatbaar zijn voor bepaalde ziekte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Passieve immunisatie

A

Lichaam maakt zelf niet antistoffen maar krijgt ze binnen en worden daarna vrij snel afgebroken in lichaam (halfwaardetijd een tot 3 weken (IgG1, 2 en 4)

Natuurlijk:
- Via placenta
- Via moedermelk

Kunstmatig:
- Inspuiten van antistoffen (serum) bij ernstige ziekte
- bv: hondsdolheid (Lyssavirus; tast hersenen aan, dodelijk, incubatietijd 3-7 weken)
- Slangenbeet
- Preventieve bescherming, bv hepatitis A (vakantie)
- IVIG bij humorale immuundeficiëntie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Actieve immunisatie

A

Lichaam maakt zelf antistoffen (+ geheugencellen)

Natuurlijk: reactie op binnendringen van ziekteverwekker, bijvoorbeeld waterpokken, je loopt ziekte op en maakt antistoffen/geheugencellen

Kunstmatig: Vaccinatie = inspuiten van bv. verzwakte ziektekiemen of antigenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

B-cel respons

A

B-cel herkent antigen op bacterie of op virus:
- Wacht op T-cel voor activatie en kan dan goede plasmacellen en geheugen cellen vormen
- Directe herkenning
- Meestal gepresenteerd door dendritische cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Plaag van Athene 430-426 v. Chr.

A

Eerste omschreven manier van immuniteit en blootstelling (natuurlijk verworven) was plaag Athene waar pest rondging en als ze opnieuw blootgesteld werden overleefden ze het

Zieke en stervende mensen vonden de meeste mededogen bij diegenen die van de ziekte waren genezen, omdat ze uit ervaring wisten dat dezelfde persoon nooit voor een tweede keer ziek werd en daarom niet hoefden te vrezen voor hun eigen veiligheid.

Beschrijving immuniteit volgend op blootstelling aan ziekte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Pokken-vaccinatie

A
  • In de 10de eeuw in China al techcnieken (blaren van zieken (pokken) drogen, vergruizen en via inhalatie of krasje in huid aan gezonden toedienen) om te beschermen tegen ziektes
  • Variolatie: inenting met het echte pokkenvirus
  • Lady Mary Montagu: bracht variolatie techniek ter bescherming tegen (kinder)pokken vanuit Turkije naar Europa
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Historie vaccinaties

A
  • Thucydides: geschiedenis van de peloponnesische oorlog  eerste uitbraak van de pest gedocumenteerd
  • Pokken vaccinatie: dodelijke ziekte waar vroeger voor gevaccineerd werd: China: als je de blaren in laat drogen, vergruisd en in de neus van iemand anders zou blazen, worden zij niet meer ziek van deze ziekte  begin vaccinatie & Variolatie: inenting met echte pokkenvirus door kleine krasjes in de huid
  • Vaccin: het inspuiten van pus uit de koe pok-leasie bij melkmeisje een 8-jarige jongen immuun maakte voor de pokken: Kind werd een klein beetje ziek. Toen later pus uit de mensen pok werd gegeven, werd de jongen daar niet meer ziek van
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Pasteur methode

A

Pasteur produceerde het eerste Rabies vaccin door het virus in konijnen te laten groeien en te verzwakken (door het aangedane zenuwweefsel (ruggenmerg) te laten drogen). Hij slaagde erin een hond immuun te maken en op 6 juli 1885 diende pasteur voor het eerst het vaccin toe bij de negenjarige Joseph Meister uit de Elzas, die door een dolle hond was gebeten:
1. Isoleren
2. Inactiveren
3. Injecteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Vaccinaties door de jaren heen

A

19e eeuw tot jaren 70: pasteur methode (verzwakken en injecteren)

Jaren 70 en 90:
- Koppelen aan conjugaat: Eiwit koppelen aan polysaccharide en daar kan T-cel wat mee (met eiwit)
- rDNA techniek

Vanaf 21ste eeuw:
- Reverse vaccinatie: Minder reageren door allogeen
- mRNA vaccins

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Soorten vaccins

A
  1. Verzwakte levens micro-organismen (BMR)
  2. Geïnactiveerde micro-organismen (polio)
  3. Gezuiverde subunits (hepatitis B, pneumokokken)
  4. Conjugaat vaccins (pneumokokken, prevnar-10)
  5. Nucleïnezuur gebaseerde vaccins
  6. mRNA vaccins (COVID-19)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Verzwakte levende micro-organismen (1)

A

Aangepaste repliceerbaarheid van micro-organisme, Bof, mazelen en rode hond

Voordelen:
- Immuunrespons gelijk aan infectie: humoraal en celgemedieerd
- Levenslange bescherming

Nadelen:
- Kan (ernstige) ziekteverschijnselen geven
- Immuungecompromitteerde personen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Geïnactiveerde micro-organismen (2)

A

Voordelen:
- Geen ziekte veroorzaken
- Alle antigenen aanwezig
- Niet gevoelig voor circulerende antistoffen

Nadelen:
- Meer antigenen nodig voor beschermende respons
- Voornamelijk humorale respons, minder cel-gemedieerd
- Minderlang durende immuniteit (booster soms nodig doordat T-cel respons net iets minder meespeelt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Gezuiverde subunits (3)

A

Voordelen:
- Selectie van goede major antigens: selecteren waarvoor je weet dat het voor immuunsysteem nodig is & subunits isoleren die belangrijk zijn voor het immuunsysteem
- Eiwitten die bijwerkingen geven eruit laten
- Minder eiwitten = mindere antigene competatieve inhibitie

Nadelen:
- Adjuvans nodig voor goede respons: adjuvans altijd nodig & stofje wat nodig is om je T-cellen extra aan te slingeren
- Minder effectief
- Isolatie op grote schaal soms lastig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Conjugaat vaccins (4)

A

B-cel herkent polysaccharide, knipt in stukjes, maar kan niet presenteren aan T-cel, want B-cel presenteert met HLA en hierop kunnen alleen eiwitten gepresenteerd en niet suikers

Conjugaat maken we voornamelijk voor gekapselde micro-organismen. Ze hebben kapsels (celwand bestaande uit polysaccariden). Het immuunsysteem kan hier niet doorheen. Zo’n polysaccharide geeft een T-cel onafhankelijke respons (reperterende disacchariden). Een cel met meerdere receptoren kan meerdere delen van het polysaccharide binden.

Als je aan het polysaccharide een stukje eiwit plakt, dan is er een B-celreceptor die het herkent. Het eiwit wprdt afgebroken en presenteren aan de T-cel  je maakt een T-cel afhankelijke respons. Bij het eiwit zitten ook deeltjes bacterie:
- Geen geheugen bij T onafhankelijk
- Wel bij T afhankelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Nucleïnezuur gebaseerde vaccins COVID vaccins in NL (5)

A

Voordelen:
- Selectie via goede major antigens
- Eiwitten die bijwerkingen geven eruit laten
- Grote schaal beschikbaar

Nadelen:
- Adjuvant nodig voor goede respons
- Moeilijk in te schatten welke eiwitten immunogeen zijn in vivo

Voorbeeld: Hepatitis B surface antigen

17
Q

Geprotocolleerde diagnostiek

A
  • Bij recidiverende infecties van luchtwegen en KNO-gebied: Opsonisatiedefecten
  • Bij ongebruikelijke of opportunistische infecties en algemene malaise, gewichtsverlies en niet gedijen: T-cel disfunctie
  • Bij ernstige recidiverende infecties van huid, mondholte en skelet: Fagocytendisfunctie
18
Q

Pneumovax respons

A
  • Vóór en 3-4 weken na vaccinatie met pneumovax
  • Meet respons tegen afzonderlijke serotypen (n = 3 – 17)
  • Uitslag in mg/ml
  • > 0,35 mg/ml is beschermend tegen meningitis en sepsis
  • > 1 mg/ml is beschermende tegen otitis media, pneumonieën

Voldoende respons:
- 2-4voudige concentratiestijging in meer dan de helft van de geteste serotypen tot boven ruim beschermend niveau (>1 mg/ml)
- Goede reactie bij eiwitvaccin, maar niet tegen pneumovax  probleem in
- SADNI: specifieke antistof deficiëntie met normale Ig levels

19
Q

Interferentie RVP

A

Je wil vaccin respons meten, maar het rijksprogramma gaat gewoon door met vaccineren. De typen in het vaccin wat gebruikt wordt voor vaccinrespons, zitten ook in het vaccin van het rijksprogramma -> je kijkt dan niet meer naar de respons, maar je kijkt naar de geheugencellen.

Vanaf 2011 is er een nieuw vaccin geïntroduceerd, wat beter beschermd, maar en worden meer typen gebruikt die ook bij de respons gebruikt worden. Je kunt dus nog slechter de respons bepalen. Daarom zijn er extra typen toegevoegd.

20
Q

Take home

A
  • Vaccinatie ter bescherming
  • Vaccineren volgens principe van Pasteur: isoleren-> inactiveren-> injecteren
  • Ieder soort vaccin heeft voor- en nadelen
  • Bij normale immunoglobuline (subklasse) spiegel is immuundeficiëntie niet uitgesloten
  • Evalueer antistofrespons op polysaccharide vaccin:
    –> Test op voldoende serotypes
    –> Respons in leeftijdsafhankelijk
    –> Let op interferentie met RVP (prevenar, synflorix)
    –> Respons op eiwit en conjugaat vaccins is meestal intact