Hoofdstuk 2 - De pasgeborene Flashcards

1
Q

Wanneer spreken we van postneonatale sterfte?

A

Bij het overlijden van een levend geboren kind van > 500 gram vanaf de 29e dag tot en met de 365ste dag na de geboorte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn mogelijke oorzaken van oligohydramnion?

A

Slechte aanleg van de nieren, urethrakleppen, placentaire insufficiëntie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Rond welke zwangerschapsduur doe je een NIPT test?

A

Rond 12 weken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Juist of fout?

Bij een vlokkentest worden cellen van de foetus onderzocht.

A

Fout, hier worden cellen van de moederkoek onderzocht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wanneer wordt de vruchtwaterpunctie ideaal uitgevoerd?

A

15-16e zwangerschapsweek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wanneer wordt de vlokkentest ideaal uitgevoerd?

A

11-12e zwangerschapsweek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Corticoïden worden toegediend bij een dreigende vroeggeboorte om de longontwikkeling te stimuleren. Wanneer wordt het idealiter toegediend?

A

Ten minste 24u voor de bevalling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Vul aan:

Pre-eclampsie bij de moeder kan leiden tot … bij de foetus.

A

Intra-uteriene groeiretardatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de foetale, neonatale en postnatale gevolgen van diabetes mellitus bij de moeder?

A
  • Foetaal: congenitale malformaties, IUGR, macrosomie
  • Neonataal: hypoglycemie, RDS, hypertrofe CMP, polycythemie
  • Postnataal: verhoogde kans op obesitas en glucose intolerantie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn kenmerken van het foetaal alcohol syndroom?

A

IUGR, faciale dysmorfie, mentale retardatie en hartafwijkingen (70%).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Kies:

Hoe langer de zwangerschapsduur, hoe groter/kleiner de kans op transplacentaire transmissie en hoe erger/milder de infectie verloopt van toxoplasmose.

A

Bij een langere zwangerschapsduur is de kans op transmissie van toxoplasmose groter, maar verloopt de infectie milder.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Bespreek de kliniek van toxoplasmose.

A
  • 80-90% asymptomatisch
  • 10% klinische manifestaties: intracraniële calcificaties, hydrocephalie, chorioretinitis
  • Ernstig ziek kind: hepatosplenomegalie, icterus, slecht drinken, anemie, trombopenie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Juist of fout?

Bij een zwangere vrouw die besmet is met toxoplasmose heeft antenatale behandeling van het kind zin.

A

Fout, dit is controversieel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Bespreek de ernst van een congenitaal rubella syndroom.

A
  • 1e trimester: 20% spontane abortus, 80% foetale beschadiging
  • 13-16 weken: 30% doofheid, retinopathie
  • > 18 weken: zelden afwijkingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarop moet je letten bij congenitaal rubella syndroom aangaande andere kinderen?

A

Het virus blijft tot 12-18 maanden aanwezig bij het geïnfecteerd kind dus besmetting van ander kinderen is dan nog altijd mogelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bespreek de ernst van een congenitaal cytomegalovirus.

A

Er is 40% kans op transplacentaire infectie bij primo-infectie
- 90% asymptomatisch bij geboorte met normale ontwikkeling
- 5% wordt perinataal ziek met hepatosplenomegalie en petechieën
- 5% ontwikkelt laattijdig sensorineuraal gehoorverlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is het verschil tussen het congenitaal varicella syndroom en het perinataal varicella syndroom?

A

Bij het congenitale syndroom hangen de symptomen af van de zwangerschapsduur bij infectie. Als de zwangerschap 6-12 weken ver is, is er vooral verstoring van de lidmaatontwikkeling. Bij een infectie na 16-20 weken zwangerschapsduur, is er schade aan de ogen en het CZS.
Bij het neonataal varicella zoster syndroom ontwikkelt 25% van de baby’s een rash en is er een mortaliteit van 30%.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Juist of fout?

Als een zwangere vrouw met syfilis behandeld wordt hiervoor, hoeft de baby na de geboorte geen behandeling te krijgen.

A

Juist.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waarvoor staat APGAR?

A

Appearance (kleur), Pulse (hartfrequentie), Grimace (reactie op prikkel), Activity (spiertonus) en Respiration (ademhaling).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wanneer moet je neonatale reanimatie opstarten?

A

Bij bradycardie, cyanose en gasping.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waarvoor staat MOPE?

A

MOPE staat voor alle redenen waarom er geen thoraxbeweging of verbetering van de klinische toestand is na intubatie van een pasgeborene
- Malpositie: tube zit misschien niet in trachea
- Obstructie: vaak door meconium
- Patiënt zelf: afwijking trachea, hernia diafragmatica
- Equipment: probleem met zuurstof- of luchtaanvoer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn de oorzaken van meconiaal vruchtwater?

A

Passage van meconium is zeer zeldzaam bij een zwangerschap < 36 weken. Er is wel 30% kans hierop bij een zwangerschap langer dan 42 weken. Andere mogelijke oorzaken zijn IUGR en foetale nood door relaxatie van de sfincter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoeveel procent van de foetussen met meconiaal vruchtwater ontwikkelt het meconiaal aspiratiesyndroom?

A

5%.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Vanaf wanneer spreken we over heel laag en een extreem laag geboortegewicht?

A

Een heel laag geboortegewicht is een geboortegewicht < 1500 gram. Een extreem laag geboortegewicht is vanaf < 1000 gram.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Bespreek de kenmerken, oorzaken en gevolgen van een symmetrische groeiretardatie.

A
  • Doet zich voor bij een langer bestaand probleem in de zwangerschap
  • Gewicht, lengte en hoofdomtrek evenredig aangetast
  • Oorzaken: chromosomale afwijkingen, metabole oorzaken, intra-uteriene infecties
  • Gevolgen: meer kans op klein te blijven later, hoge morbiditeit en mortaliteit
26
Q

Bespreek de kenmerken, oorzaken en gevolgen van een asymmetrische groeiretardatie.

A
  • Doet zich voor bij een later probleem in de zwangerschap
  • Percentiele van het gewicht blijft achter terwijl hoofdomtrek wel normaal volgt
  • Oorzaak: utero-placentaire disfunctie (bv. door pre-eclampsie, tweelingzwangerschap, roken)
  • Goede postnatale catch up groei
27
Q

Bij een asymmetrische groeiretardatie blijft het gewicht achter, maar de hoofdomtrek is wel normaal. Hoe komt dit?

A

Bij te weinig placentaire voedingsstoffen zullen de voedingsstoffen die er wel zijn gereserveerd worden voor de hersenen, waardoor deze wel normaal groeien. Dit ten nadele van het subcutane vet en het leverglycogeen. Dit kan dan wel zorgen voor neonatale hypoglycemie.

28
Q

Wat zijn de risico’s bij macrosomie?

A

Asfyxie (moeilijke partus), geboortetrauma, hypoglycemie, hypothermie, polycythemie, ademhalingsmoeilijkheden.

29
Q

Wat zijn Epstein parels?

A

Pareltjes t.h.v. het verhemelte. Dit is een normale afwijking die spontaan zal verdwijnen.

30
Q

Wanneer komt een infantiel hemangioom tevoorschijn, hoe lang groeit het en wanneer begint het te verdwijnen?

A

Het verschijnt tijdens de 1e levensmaand, groeit tot 13-15 maanden en nadien regresseert het gradueel aan 10% per jaar.

31
Q

Bespreek de verschillende vormen van vitamine K deficiënte bloeding.

A
  • Vroegtijdige vorm (< 24u): acute hersenbloeding, cefaalhematoom, intra-abdominale bloeding
  • Klassieke vorm (hemorragische ziekte van de pasgeborene): milde bloeding tijdens de eerste levensweek (melena, hematemesis, epistaxis, langdurig bloeden navel, hematomen)
  • Late vorm (1-8e levensweek): ernstige intracraniële bloedingen, huidbloedingen
32
Q

Hoe wordt aan preventie van vitamine K deficiënte bloedingen gedaan?

A

Er wordt éénmalig IM 1mg vitamine K toegediend OF 2mg peroral.
Bij exclusieve borstvoeding wordt 2mg per oraal vitamine K per week gegeven en dit gedurende 3 maanden.

33
Q

Wat is de meest voorkomende congenitale stofwisselingsziekte bij kinderen?

A

Hypothyroïdie.

34
Q

Wanneer wordt de hielprik uitgevoerd?

A

Tussen dag 3 en 5 na de geboorte.

35
Q

Juist of fout?

De meeste oorzaken van perinatale asfyxie situeren zich in het postpartum.

A

Fout, de meeste oorzaken situeren zich antepartum of intrapartum (90%).

36
Q

Wat zijn intrapartum of antepartum oorzaken van perinatale asfyxie?

A
  • Placenta insufficiëntie: roken, hypertensie, pre-eclampsie
  • Abruptio placentae, navelstrengomstrengeling
  • Moeilijke partus
37
Q

Wat zijn postpartum oorzaken van perinatale asfyxie?

A
  • Pulmonair: aspiratie, longhypoplasie, hernia diafragmatica
  • Cardiovasculair: hartafwijking, bloeding, anemie
  • Infectie
38
Q

Bespreek het caput succedaneum.

A

Het is een onderhuids oedeem dat onmiddellijk na de geboorte ontstaat. Het beperkt zich niet tot de schedelnaden en zal spontaan verdwijnen.

39
Q

Bespreek het cefaalhematoom.

A

Het is een subperiostale bloeding die enkele uren na de geboorte ontstaat en gedurende 3 dagen nog kan toenemen. Het beperkt zich wel tot de schedelnaden en zal spontaan verdwijnen na enkele weken.

40
Q

Bespreek de subgaleale of subaponeurotische bloeding.

A

Het is een ernstige bloeding boven het periost en zal zich NIET beperken tot de schedelnaden. Het ontstaat enkele uren na de geboorte. Hier is risico op hypovolemische shock dus ingrijpen is nodig.

41
Q

Wat is chignon?

A

Een zeer grote blauwe plek met wat oedeem op de plaats waar de zuignap geplaatst is geweest.

42
Q

Wat is de meest frequente fractuur na geboortetrauma? Bespreek.

A

De claviculafractuur. Dit doet zich vooral voor bij schouderdystocie. De prognose is uitstekend.

43
Q

Wat zijn kenmerken van fysiologische icterus bij de pasgeborene?

A
  • Ontstaan 24u-72u na de geboorte
  • Maximum intensiteit op dag 4-5
  • Bilirubine < 15mg/dl
  • Niet meer zichtbaar na 14 dagen
44
Q

Wat zijn kenmerken van pathologische icterus bij de pasgeborene?

A
  • Aanvang < 24u na de geboorte
  • Snelheid van oplopen bilirubine: > 5mg/dl/dag
  • <5 dagen oud en geel zien tot of voorbij tepellijn
  • Volledig lichaam is geel
  • Persisterend na 14 dagen
  • Donkere urine of ontkleurde stoelgang
  • Algemene klinische toestand: zieke neonaat
45
Q

Wat zijn mogelijke oorzaken van icterus die na 14 dagen nog aanwezig is?

A

Indien stijging ongeconjugeerd bilirubine
- Borstvoeding
- Infectie (UWI)
- Hypothyroïdie
- Hemolytische anemie (G6PD deficiëntie)
- Hoge GI obstructie

Indien stijging geconjugeerd bilirubine: neonatale hepatitis, galwegenatresie

46
Q

Juist of fout?

De drempel voor fototherapie in het kader van icterus is lager bij een a terme baby.

A

Fout, de drempel voor fototherapie ligt lager hoe korter de zwangerschapsduur, gezien preterme baby’s gevoeliger zijn voor schade.

47
Q

Hoe kan de diagnose van hernia diafragmatica gesteld worden?

A
  • Antenataal via echografie
  • Onmiddelijk na de geboorte door ARDS
  • RX: darmassen intrathoracaal
48
Q

Wat zijn complicaties van hernia diafragmatica?

A

Longhypoplasie en mortaliteit bij 1/2e.

49
Q

Wat is het Pierre-Robin syndroom?

A

Combinatie van
- Gespleten zacht verhemelte
- Micrognathie
- Achteruitvallen van de tong: voedingsproblemen, obstructie bovenste luchtwegen

50
Q

De diagnose van slokdarmatresie wordt vaak antenataal gesteld. Hoe komt dit?

A

Vaak wordt het antenataal opgemerkt omwille van een polyhydramnion.

51
Q

Bespreek de symptomen van een dunne darmobstructie.

A

Niet goed drinken, (gal)braken, opgezette buik. De symptomen zullen sneller optreden naarmate de obstructie hoger zit.

52
Q

Wat zijn risicofactoren voor transiënte tachypnoe bij de pasgeborene? Bespreek de aandoening.

A

Sectio caesarea, maternele diabetes. Het treedt op 0-2u na de geboorte en duurt ongeveer 24u. De behandeling is supportief.

53
Q

Wat is het verschil tussen early onset bacteriële infectie en late onset bacteriële infectie?

A

Early onset bacteriële infectie treedt op <72u na de geboorte. Verwekkers zijn vaak GBS en E. coli en pasgeborenen worden materneel besmet. Presentatie is fulminant, verschillende systemen zijn betrokken en pneumonie staat op de voorgrond.
Een late onset bacteriële infectie treedt op >72u na de geboorte. Verwekkers zijn vaak E. coli en S. aureus en de infectie wordt nosocomiaal opgedaan. Het verloopt traag progressief, is focaal en meningitis staat op de voorgrond.

54
Q

Hoeveel procent van de pasgeborenen wordt gekoloniseerd met GBS indien de moeder draagster is? Hoeveel van die kinderen ontwikkelt effectief infectie.

A

50%. Echter ontwikkelt slechts 1/1000 een infectie. De mortaliteit is dan wel hoog, namelijk 20%.

55
Q

Hoeveel procent van de zwangere vrouwen zijn draagster van GBS? Hoe wordt dan aan preventie gedaan?

A

30%. Om infectie te voorkomen word intrapartaal AB toegediend.

56
Q

Wat is de presentatie van een GBS infectie?

A
  • Early onset: RDS, sepsisbeeld, pneumonie
  • Late onset: sepsis, meningitis
57
Q

Juist of fout?

Als een zwangere vrouw een primo-infectie heeft met herpes simplex, kan de baby perfect via natuurlijke weg bevallen.

A

Fout, er wordt een keizersnee gedaan.

58
Q

Wanneer is chlamydia waarschijnlijk de verwekker van conjunctivitis?

A

Wanneer de infectie na 1 week na de geboorte optreedt.

59
Q

Wanneer is de gonokok de meest waarschijnlijke verwekker van een conjunctivitis?

A

Wanneer de infectie <48u na de geboorte optreedt.

60
Q

Waarom moet een navelinfectie of omphalitis met systemische antibiotica behandeld worden?

A

Omdat er risico is op uitbreiding van de infectie naar de buikwand met necrotiserende fasciitis met sepsis als gevolg.