HC.6.4: gasdiffusie Flashcards

1
Q

waar is het diffusieproces afhankelijk van?

A

Vgas = A/T · Dgas · (p1-p2)

  • diffunderend oppervlak (A)
  • dikte van de lucht-bloedbarrière (T)
  • diffusieconstante (Dgas)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoe wordt de diffusiecapaciteit gemeten?

A

via een koolstofmonoxide-opname. hierbij wordt er diep ingeademd van een bepaald gas en vervolgens na even wachten uitgeademd.

DLCO = V’CO / PA. CO
om van CO naar O2 te gaan doe je het keer 1,23

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welke oorzaken leiden tot een diffusiestoornis?

A
  • progressieve verlittekening van de longen (longfibrose)
  • verlies van het aantal longblaasjes (emfyseem)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

welke factoren tijdens de meting beïnvloeden de diffusiecapaciteit?

A
  • in zittende houding (in rust)
  • geen zware inspanning voor de meting
  • geen additionele zuurstof (iig 10 min ervoor niet)
  • idealiter 12 uur niet gerookt (i.v.m. CO back pressure)
  • recent hemoglobineconcentratie bekend? dan kan je corrigeren voor rode bloedcellen concentratie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

welk deel van de formule bepaald de diffusiecapaciteit?

A

A/T · Dgas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat zijn de beperkingen van N2O, O2 en CO?

A
  • N2O (lachgas): perfusie gelimiteerd
  • O2: perfusie & diffusie gelimiteerd
  • CO: diffusie gelimiteerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

met welke stof wordt de diffusietest gedaan?

A

CO want het is diffusie afhankelijk en binding aan Hb

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is het verschil tussen TLCO en TLCOc?

A

TLCOc is gecorrigeerd met rode bloedcellen concentratie dus voor Hb deze gebruiken ze in de praktijk

als het boven 75% van voorspeld dan zit je goed

bij 30-40% heb je extra zuurstof nodig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoe leidt longfibrose tot minder diffusie?

A

afname oppervlak en toename dikte membraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hoe leidt emfyseem tot minder diffusie?

A

afname oppervlak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de partiële druk van zuurstof in de ingeademde lucht en in de alveoli?

A

Ingeademde gasdruk P’IO2 = 150 mmHg, in de alveoli is het P’AO2 = 102 mmHg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de partiële druk van zuurstof en koolstofdioxide in het bloed uit de lichaamscirculatie?

A

Bloed uit de lichaamscirculatie heeft een zuurstofspanning in PVO2 = 40 mmHg en een PVCO2 = 46 mmHg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bloed uit de lichaamscirculatie heeft een zuurstofspanning in PVO2 = 40 mmHg en een PVCO2 = 46 mmHg.

A

In de ingeademde lucht is dit PICO2 = 0 mmHg en in de alveoli PACO2 = 40 mmHg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

waarvan is de diffusieconstante afhankelijk

A
  • Structuur alveolairecapillaire membraan.
  • Chemische samenstelling membraan.
  • Temperatuur (lichaamstemperatuur).
  • Oplosbaarheid van het gas (Sol)
  • Molecuulgewicht van het gas (sqrt (MW))
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat gebeurt er bij longemfyseem en wat is het gevolg voor de diffusiecapaciteit?

A

Longemfyseem is het verlies van het aantal longblaasjes. De wandjes van de alveoli beschadigen, de alveoli vormen dan samen groten blazen, waardoor er minder alveoli aanwezig zijn. Dit verkleint het oppervlak waarover diffusie plaats kan vinden sterk. Bij longemfyseem spreken we van een slappe long.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is er boven in de longen beter? De doorbloeding of de ventilatie?

A

Boven is de doorbloeding beter, onder is de ventilatie beter.