H9: Cardiac Muscle; The Heart as a Pump and Function of the Heart Valves Flashcards

1
Q

Uit welke types spier bestaat het hart? (3)

Licht ze ook toe.

A
  1. atriale spier
  2. ventriculaire spier
  3. gespecialiseerde excitatoire en conductieve spiervezels.

De atriale en ventriculaire spiervezels lijken qua contractie op skeletspieren, maar de contractie duurt langer. De excitatoire en conductieve spiervezels doen vrij weinig qua contractie, omdat ze weinig fibrillen bevatten. De functie van deze vezels is vooral het geleiden van actiepotentialen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat voor type spiercellen liggen in het hart?

A

dwarsgestreepte spiercellen, deze zijn met elkaar verbonden in een netwerk. De cellen zijn vrijwel identiek aan skeletspiercellen, met ook myofibrillen die actine en myosine filamenten bevatten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke spierweefsel laag loopt linksom in het linker ventrikel? En welke loopt rechtsom?

A

linksom: de subepicardiale laag (buitenste laag).
rechtsom: de subendocardiale laag (binnenste laag).

Hierdoor draait de apex met de klok mee, en de base tegen de klok in. Dit zorgt ervoor dat het hart inkort wat helpt met de pompfunctie. Tijdens relaxatie werkt het als een veer, en draait het los.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar bestaat het hart uit (welke structuren)?

A

2 atria en 2 ventrikels, rondom ligt het pericard wat het hart beschermd en op zijn plek houdt, dit bestaat uit twee lagen: pariëtaal en visceraal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn intercalated discs?

A

celmembranen die de verschillende spiercellen van elkaar scheiden; de spiervezels bestaan dus uit cellen die in serie liggen of parallel geschakeld zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is een syncytium?

A

een weefsel of orgaan dat bestaat uit meerdere kernen waartussen de celwanden verdwenen zijn. De hartspier is een syncytium.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarom kan een actiepotentiaal zich snel verspreiden over de spiercellen van het hart?

A

bij elke intercalated disc zijn de membranen gefuseerd, waardoor er gap junctions gevormd zijn. Dit laat diffusie van ionen toe.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Uit welke twee syncytia bestaat het hart?

A
  1. het atriale syncytium, bestaande uit de wanden van de atria.
  2. het ventriculaire syncytium, bestaande uit de wanden van het ventrikel.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Op welke manier worden de syncytia van elkaar gescheiden?

A

door een ring fibreus weefsel ter hoogte van de atrioventriculaire kleppen. Het signaal kan hierover niet worden doorgegeven, dit gebeurt via de AV bundel. Dit zorgt ervoor dat de atria iets eerder samentrekken dan de ventrikels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Van waar tot waar loopt een actiepotentiaal in een ventriculaire spiercel? (in mV). Licht het verloop van de actiepotentiaal ook toe.

A

van -85 mV tot +20 mV. Na de eerste piek blijft het membraan gedepolariseerd voor zo’n 0.2 seconden (15x keer langer dan normale myocyt). Na dit plateau repolariseert het membraan weer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke twee verschillen in membraaneigenschappen leiden ertoe dat cardiale myocyten langer gedepolariseerd zijn dan normale myocyten?

A
  1. het actiepotentiaal van skeletspiercellen wordt vrijwel volledig veroorzaakt door snelle natriumkanalen, die een paar ms open blijven en daarna snel sluiten. Het actiepotentiaal van cardiale spiercellen wordt hierin tegen door twee type kanalen veroorzaakt: dezelfde snelle natriumkanalen en een ander soort L-type calcium kanalen (langzame calcium kanalen/calcium-natrium kanalen). Deze blijven > 100ms open, en laten en grote hoeveelheid calcium en natriumionen de cel instromen. Hierdoor wordt het plateau veroorzaakt.
  2. vlak na het begin van het actiepotentiaal daalt de permeabiliteit voor kalium. Hierdoor kan er aanvankelijk nog geen repolarisatie plaatsvinden. Als de L-type calcium kanalen los gaan, stijgt de permeabiliteit weer wat leidt tot repolarisatie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Beschrijf de vijf verschillende fases van een cardiale spiercel actiepotentiaal.

A

fase 0 - depolarisatie. Na stimulatie openen de snelle natriumkanalen, waardoor de positieve natriumionen de cel instromen en het membraanpotentiaal tot +20 mV stijgt.

fase 1 - eerste repolarisatie. De snelle natriumkanalen sluiten en kaliumionen verlaten de cel door open kaliumkanalen.

fase 2 - plateau, de calciumkanalen openen en de snelle kaliumkanalen sluiten weer.

fase 3 - snelle repolarisatie, de calciumkanalen sluiten weer en de kalium kanalen openen. Dit is de normale repolarisatie zoals die ook plaatsvindt in een normale spiercel.

fase 4 - rustpotentiaal, dit is zo’n -80 tot -90 mV.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Geef de geleidingssnelheid van hartspiercellen en die van de purkinjevezels.

A

hartspiercellen: 0.4 m/s (veel langzamer dan in zenuw- en skeletspiercellen).
purkinjevezels: 4 m/s (ongeveer net zo snel als in skeletspiercellen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een absolute refractaire periode en hoelang duurt deze voor het ventrikel en atrium?

A

periode na een actiepotentiaal waarin er nog geen depolarisatie kan plaatsvinden door inactieve kanalen.

De absolute refractaire periode voor het ventrikel is 0.25s tot 0.30s, gevolg door een relatieve refractaire periode (meer na-kanalen beschikbaar en depolarisatie mogelijk) van 0.05 sec.

De refractaire periode van de atria is veel korter, namelijk 0.15 sec.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de excitatie-contractie koppeling?

A

het mechanisme waarbij het actiepotentiaal de myofibrillen van de spier laat samentrekken. Tussen de samentrekking van skeletspiercellen en hartspiercellen zitten verschillen die leiden tot andere karakteristieken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Licht het verloop van een actiepotentiaal over het membraan van een hartspiercel toe en geef aan waar het verschil ten opzichte van een spiercel ligt.

A

Als een actiepotentiaal over het membraan van een hartspiercel loopt, komt het in de transverse (T) tubuli. Het actiepotentiaal leidt hier tot opening van calciumkanalen in de longitudinaal sarcoplasmatische tubuli waardoor calciumionen vrijkomen in het sarcoplasma. Vanaf hier diffunderen ze naar de myofibrillen en katalyseren ze de reactie die leidt tot contractie. Dit is nog hetzelfde als bij normale spiercellen.

Het verschil met normale spiercellen is dat de T tubuli ook nog de voltage gated L-type Calciumkanalen hebben. Via hier diffunderen calciumionen tijdens het plateau en worden ook kanalen (ryanodine receptor kanalen) op het sarcoplasmatische reticulum geopend. waaruit calcium het sarcoplasma instroomt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waarvan is de sterke van de contractie afhankelijk?

A

de concentratie calciumionen in het ECF. Bij skeletspiercellen is dit niet zo sterk het geval, omdat hier al het calcium uit het sarcoplasmatische reticulum komt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat gebeurt er aan het einde van het plateau (actiepotentiaal) met de calciumionen (waar wordt dit naartoe getransporteerd)?

A

aan het einde van het plateau sluiten de L-calcium kanalen en worden de calciumionen teruggepompt naar het ECF/T-tubuli/sarcoplasmatische reticulum. Transport naar het SPR wordt gedaan door een ATPase pomp, het transport naar extracellulair door een Ca-Na exchanger (secundair actief), waarna de natriumionen weer terug worden gepompt door de Na-K pomp (ATPase).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waarvan is de duur van de contractie hoofdzakelijk afhankelijk?

A

de duur van het actiepotentiaal (binding calciumionen aan de myofibrillen). De duur van contractie is zo’n 0.2 seconden in atriale spieren en 0.3 seconden in ventriculaire spieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waarmee begint een hartcyclus?

A

de generatie van een actiepotentiaal in de sinusknoop, deze bevindt zich in de superolaterale wand van het rechteratrium, bij de opening van de vena cava superior. Vanuit hier verspreidt het actiepotentiaal zich over de atria, en daarna via een korte pauze in de AV knoop naar de ventrikels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe lang is de totale duratie van een hartcyclus?

A

invers gekoppeld aan de hartslag. Voorbeeld: als de hartslag 72 beats/min is, is de duratie van een hartcyclus 1/72 min/beat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

In de atriale druk is een a, c en v golf te herkennen. Licht deze toe.

A

a golf - wordt veroorzaakt door atriale contractie
c golf - wordt veroorzaakt door backflow tijdens contractie ventrikels en door terugbuigen van de AV kleppen.
v golf - wordt veroorzaakt door langzaam vollopen van de atria terwijl de AV kleppen dicht zijn. Na de contractie gaan de AV kleppen weer open, en verdwijnt de golf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is het verschil tussen een diastole en een systole?

A

Diastole is de fase waarin het hart zich ontspant en volstroomt met bloed. Systole is de fase waarin de ventrikels van het hart samentrekken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke fase van de hartcyclus neemt af in duur bij verhoging van de hartslag?

A

De diastole, als het hart heel snel klopt, kan het niet meer compleet vullen voor de volgende contractie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Welke golven zijn in het ECG te herkennen? licht ze ook toe.

A

De P, Q, R, S en T golven.

De P golf is de depolarisatie van de atria, hierna is een piekje te zien van de atriale druk.

Het QRS complex is de depolarisatie van de ventrikels, hier is enorme stijging van ventriculaire druk en daling van ventriculair volume.

De T golf is de repolarisatie van de ventrikels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

De atria worden continue gevuld door de grote vaten, hoeveel procent van dit bloed stroomt gelijk door in de ventrikels, en hoeveel procent wordt nog extra door contractie toegevoegd?

A

Ongeveer 80% van dit bloed stroomt gelijk door in de ventrikels voor de contractie van de atria. Hierna pompt de contractie nog een extra 20% in de ventrikels, waardoor de efficiëntie met 20% wordt verhoogd.
Deze 20% is normaal gezien niet nodig, en iemand waarbij de atria niet functioneren krijgt alleen klachten tijdens inspanning.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Licht het period of rapid filling principe toe.

A

Tijdens de systole wordt de druk in de atria groter door verhoogd volume en gesloten A-V kleppen. Zodra de contractie voorbij is gaan de A-V kleppen open en stroomt bloed de ventrikels in. Dit is de period of rapid filling.

Bij een normale hartcyclus duurt dit ongeveer 1/3e van de diastole. Hierna is er 1/3e waarin er een kleine hoeveelheid bloed het ventrikel in stroomt, rechtstreeks vanuit de grote vaten. Tijdens de laatste 1/3e trekken de atria samen en worden de ventrikels nog 20% verder gevuld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Bij ouder worden of ziektes met cardiale fibrose worden de ventrikels stijver. Wat is hiervan het gevolg?

A

Hierdoor is er minder volume in het eerste deel van de diastole, en hierdoor is er meer volume nodig (preload) of meer vulling door de latere atria contractie om tot een voldoende cardiac output te komen.

29
Q

Wat gebeurt er tijdens de periode van isovolumetrische contractie? En hoelang duurt deze?

A

Gelijk na contractie van de atria stijgt de ventriculaire druk, waardoor de AV-kleppen sluiten. Dan is 0.02-0.03s nodig om voldoende druk op te bouwen om de halvemaanvormige kleppen open te duwen tegen de druk van de aorta en de a. Pulmonaris. In deze periode is er isovolumetrische contractie, dus zelfde volume, hogere druk, zelfde lengte van spiervezels.

30
Q

Uit welke fasen bestaat de period of ejection? (2) Licht beide ook toe.

A

Als de druk van het ventrikel groter wordt dan het afvoerende vat gaan de halvemaanvormige kleppen open. In totaal gaat 60% van het bloed tijdens de systole het hart uit. 70% hiervan tijdens de eerste 1/3e ejectie (periode of rapid ejection) en 30% in de laatste 2/3e van ejectie (period of slow ejection).

31
Q

Wat gebeurt er tijdens de periode van isovolumetrische relaxatie?

A

Aan het einde van de systole, ontspannen de ventrikels en daalt de intraventriculaire druk. De verhoogde druk in de afvoerende vaten duwt de halvemaanvormige kleppen dicht. Er is hierna nog een periode waarin de ventriculaire spierwand verder ontspant, maar het volume verandert niet (A-V kleppen nog dicht). Hierbij daalt de druk enorm snel.

32
Q

Hoe groot is het eind-diastolisch volume?

A

ca. 110 - 120 ml

Als de flow tijdens de diastole groter wordt, kan het eind-diastolisch volume 150 tot 180 ml worden.

33
Q

Hoe groot is het slagvolume?

A

70 ml, volume dat tijdens de systole wordt gepompt.

34
Q

Hoe groot is het eind-systolisch volume?

A

40 - 50 ml, volume wat overblijft na de systole.

Als het hart erg sterk samentrekt, kan het eind-systolisch volume 10 tot 20 ml worden.

35
Q

Hoe groot is de ejection fraction? waar is dit een goede maat voor?

A

0.6 , fractie van eind-diastolisch volume dat wordt weggepompt. Dit is een goede klinische maat voor systolische functie.

36
Q

Welke kleppen voorkomen backflow van de ventrikels naar de atria?

A

de atrioventriculaire kleppen (AV-kleppen), tricuspidalis rechts en mitralis links.

37
Q

Welke kleppen voorkomen backflow vanuit de afvoerende vaten tijdens de diastole?

A

De halvemaanvormige kleppen (pulmonalis en aorta klep).

38
Q

Hoe functioneren de kleppen in het hart?

A

de kleppen werken passief door drukverschil en flowrichting. De dunne AV kleppen hebben maar weinig backflow nodig, maar de halvemaanvormige kleppen hebben veel en snelle backflow nodig.

39
Q

Wat is de functie van de papillairspieren en de chordae tendinea?

A

De papillairspieren zijn verbonden aan de AV kleppen met de chordae tendineae. Ze trekken samen bij systole, en helpen niet met sluiten van de klep, maar gaan het uitstulpen van de klep richting de atria tegen. Als een chordae tendineae gescheurt is of de papillairspieren verlamd raken door myocard infarct, kan de klep zover uitstulpen dat er mogelijk een ernstig lek ontstaat.

40
Q

Wat is een belangrijk verschil in dicht gaan tussen de AV-kleppen en de halvemaanvormige kleppen?

A

In vergelijking met de AV kleppen slaan de halvemaanvormige kleppen hoorbaar dicht, t.o.v. het zacht sluiten van de AV kleppen. Dit wordt veroorzaakt door grotere druk in de vaten. De snelheid waarmee het bloed door de klep beweegt is veel hoger, door een kleinere diameter. Door deze factoren worden de randen van de kleppen mechanisch meer belast.

41
Q

In de aorta druk curve is een incisura (deukje) te zien als de aortaklep na de systole sluit. Waar wordt dit door veroorzaak?

A

Dit wordt veroorzaakt door een korte periode van backflow, vlak voor het sluiten van de klep.

42
Q

Tijdens de diastole neemt de druk in de aorta geleidelijk af, hoe komt dit?

A

door de continue afvoer naar perifere vaten.

43
Q

Wat is het verschil tussen de aorta druk curves van rechterhart helft en linkerhart helft?

A

zijn vergelijkbaar maar druk in de rechterharthelft ligt veel lager (1/6e van de druk) dan in de linkerharthelft.

44
Q

Wat hoor je bij de eerste hartttoon?

A

het sluiten van de AV kleppen tijdens (het begin van) de systole, laag en relatief lang geluid.

45
Q

Wat hoor je bij de tweede harttoon?

A

het sluiten van de halvemaanvormige kleppen aan het einde van de systole, kort knip geluid.

46
Q

Wat is de stroke work output van het hart?

A

de hoeveelheid energie dat het hart omzet in arbeid tijdens elke hartslag.

Deze arbeid is in twee vormen:

  1. Volume-druk arbeid of external arbeid, het verplaatsen van bloed van lage druk naar hoge druk.
  2. Kinetische energie van bloedstroom, het versnellen van het bloed door de aortaklep en pulmonalisklep.
47
Q

Licht de druk-volume curve toe.

A

wordt klinisch veel gebruikt om afwijkingen aan het hart te zien.

De rode lijnen zijn een hartcyclus, met de fasen erbij.

De blauwe lijn is de diastolische druk, deze wordt bepaald door het vullen met steeds meer volume en dan de eind-diastolische druk te meten.

De groene lijn is de systolische druk, gemeten door steeds meer te vullen en dan de systolische druk tijdens contractie te meten. Na het bereiken van een maximum daalt deze. Dit ontstaat doordat bij zulke rekking van de filamenten, de actine en myosine niet meer optimaal op elkaar aansluiten.

48
Q

In welke fasen is de hartcyclus in een druk-volume diagram te verdelen? (4)

A

1 - Vulling: volume stijgt van eind systolisch volume tot eind diastolisch volume zonder drukstijging.
2 - isovolumetrische contractie: druk stijgt maar door de gesloten kleppen verandert het volume niet.
3 - ejectie: aorta klep geopend, contractie gaat verder,, volume daalt doordat bloed de aorta ingaat.
4. isovolumetrische relaxatie, druk daalt, volume blijft gelijk. De AV kleppen openen pas als de druk in het ventrikel lager is dan de druk in het atrium.

49
Q

Wat representeert het oppervlak van het volume-druk diagram tijdens de cardiale cyclus?

A

de netto externe arbeid verricht door het ventrikel. Bij een groter slagvolume wordt dit een stuk groter, omdat er een groter eind-diastolisch volume is, en een hogere druk.

50
Q

Wat is preload?

A

de spanning op de spier voordat de contractie begint, in het hart de eind-diastolische druk. (preload = EDV).

51
Q

Wat is afterload?

A

de kracht waartegen de contractie moet werken, in het hart de druk in de aorta.

52
Q

Waarom zijn zowel preload als afterload klinisch belangrijk?

A

deze veranderen bij pathologie.

53
Q

Op welke manieren wordt de pompfunctie van het hart gereguleerd? (2)

A
  1. intrinsiek, door veranderingen in de bloedstroom het hart in.
  2. Autonome zenuwstelsel, regulatie hartslag en contractie.
54
Q

Waardoor wordt vrijwel volledig de cardiac output bepaald, en hoe heet dit mechanisme?

A

door de veneuze return, dit heet het Frank-Starling mechanisme (de aanpassing van het hart op de veneuze return).

55
Q

Wat houdt het Frank-Starling mechanisme in?

A

Door de extra oprekking van het ventrikel bij een verhoogd vulvolume komen de actine en myosinefilamenten op een betere manier over elkaar te liggen, waardoor er meer kracht kan worden gezet. Hoe groter de kracht van contractie, hoe groter het slagvolume.

56
Q

Wat is naast het Frank-Starling mechanisme (ventrikels) een andere factor van invloed op de cardiac output door verhoogd vulvolume en rekking?

A

Rechter atrium: verhoogd vulvolume, en dus rekking, van het rechter atrium verhoogt de hartslag met zo’n 10-20%. Dit verhoogt op zijn beurt weer de cardiac output (echter minder van effect dan het frank-starling mechanisme).

57
Q

Welke types ventriculaire functies curves zijn er?

A
  1. stroke work output curve, waarin de arbeid wordt uitgezet tegen de atriale druk (ofwel preload).
  2. ventricular volume output, waarin de ventriculaire output wordt uitgezet tegen de atriale druk.

De curves zijn een andere manier om het frank-starling mechanisme te laten zien. Beide curves vlakken na een bepaalde druk af, waar het optimum (limiet ventriculaire pomp vermogen) bereikt is.

58
Q

Door welke zenuwen wordt het hart geïnneveerd? (1)

A

sympatische en parasympatische N. Vagus zenuwen.

59
Q

Wat is de invloed van sympatische en parasympathische innervatie op het hart?

A

Sympatisch: hierdoor kan de cardiac output ver(drie)dubbeld worden, zonder verhoging van atriale druk. Sympathische stimulatie van het hart zorgt voor een hogere hartslag, en een hogere contractiliteit. Normaal zijn de sympathische zenuwen enigszins actief, waardoor inhibitie leidt tot een daling van 30%.

Parasympatisch: hierdoor kan de cardiac output teruggebracht worden tot vrijwel 0. Sterke stimulatie leidt tot een korte stilstand van het hart, waarna het hart met 20 tot 40 bpm doorgaat. Ook daalt de kracht van contractie met 20% tot 30%.

60
Q

Op welk onderdeel liggen de N. Vagus vezels vooral?

A

op de atria, wat verklaart waarom ze een groter effect hebben op hartslag dan op contractiekracht.

61
Q

Wat is het effect op het hart van een te hoge kalium concentratie in het ECF?

A

Een te hoge kalium concentratie in het ECF zorgt voor gedeeltelijke depolarisatie van het celmembraan waardoor het membraanpotentiaal verlaagt wordt. Hierdoor neemt de intensiteit van actiepotentialen af met als gevolg dat de contracties van het hart zwakker worden. De zwakkere contracties leiden tot een opgerekt, flubberig hart, en een verlaging van de hartslag.

Grote hoeveelheden kunnen ook de conductie in de AV-bundel blokkeren. Een concentratie van 8-12 mEq/L (2 tot 3x normaal) kan al leiden tot dalen van functie, arrhythmia, en dood.

62
Q

Wat is het effect op de AV-bundel van grote hoeveelheden kalium in het ECF?

A

Grote hoeveelheden kalium in het ECF kunnen de geleiding van AV-bundel blokkeren. Een concentratie van 2 tot 3x het normaal kan al leiden tot dalen van functie, arrhythmia en dood.

63
Q

Wat is het effect op het hart van een te hoge calcium concentratie in het ECF?

A

calcium speelt belangrijke rol bij de initiatie van contractie, hart wordt spastisch.

64
Q

Wat is het effect op het hart van een te lage calcium concentratie in het ECF?

A

zwakte van het hart (zwakkere contracties), zelfde effect als een te hoog kalium.

65
Q

Wat is het effect van een verhoogde lichaamstemperatuur op het hart?

A

verhoogde hartslag, koorts zelfs tot dubbel de hartslag. Dit komt waarschijnlijk door het effect van temperatuur op membraanpermeabiliteit voor ionen die hartslag controleren.

66
Q

Wat is het effect van een verlaagde lichaamstemperatuur op het hart?

A

verlaging van de hartslag, hypothermie zorgt voor een paar slagen per minuut bij 15.5 graden. Dit komt waarschijnlijk door het effect van temperatuur op membraanpermeabiliteit voor ionen die hartslag controleren.

67
Q

Wat is de invloed van temperatuur op de contractiliteit van het hart?

A

Contractiliteit van het hart stijgt tijdelijk bij verhoging van temperatuur (handig bij sport), maar chronische verhoging leidt tot uitputting van het metabolische systeem van het hart en uiteindelijk zwakte.

68
Q

Vanaf welke grens gaat de druk in de aorta een effect hebben op de cardiac output, en wat is dit voor invloed?

A

160 mmHG (normaal 80-140 mmHG), vanaf deze grens zal de cardiac output minder worden. Voor deze grens grotendeels dus door de veneuze return.