H7: Excitation of Skeletal Muscle Flashcards

1
Q

Elk zenuwuiteinde maakt nabij het middelpunt verbinding met de spiervezel doormiddel van?

A

een neuromuscular junction (NMJ).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoeveel NMJ’s zijn er per spiervezel (bij de meeste)?

A

1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke structuur vormen de vertakkingen van een zenuwuiteinde op het oppervlak van een spiervezel?

A

de motorische eindplaat, deze wordt bedekt door één of meerdere cellen van Schwann die de structuur isoleren van omliggende vloeistoffen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de neurotransmitter van de NMJ?

A

Acetylcholine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe heet het deel van het spiervezelmembraan waar een axon het membraan doordringt?

Hoe heet het deel van het axon wat zich hier bevind?

Hoe heet de ruimte tussen het axon gedeelte en het membraan?

A

De synaptische goot/synaptische trog.

Het terminale uiteinde van het axon/ terminale axon.

De synaptische ruimte/synaptische spleet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn subneurale spleten en wat is hun functie?

A

Vele kleine plooien op de bodem van de synaptische goot in het spiervezel membraan. Vergoten het oppervlakte waarop de synaptische transmitter (acetylcholine) kan werken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar wordt ACh gesynthetiseerd en waarom hier?

A

in het cytoplasma van het terminale axon en wordt daarna snel opgenomen door de vele kleine synaptische blaasjes. In de terminal van het axon bevinden zich vele mitochondriën die ATP leveren voor de synthese.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe wordt ACh afgebroken in de synaptische ruimte?

A

In de synaptische spleet bevind zich een grote hoeveelheid acetylcholinesterase, wat acetylcholine kapot maakt een paar milliseconden nadat het vrijgelaten is door de synaptische blaasjes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoeveel synaptische vesikels worden gesecreerd bij een impuls?

A

Ongeveer 125

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat leidt tot secretie van ACh zodra er een impuls aankomt in de terminale axon?

A

Voltage gated Ca kanalen openen, waardoor Ca naar binnen diffundeert en de vesikels exocyteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waaruit bestaat een (foetale) acetylcholine receptor?

A

5 eiwit subeenheden:

2 alfa
1 bèta
1 delta
1 gamma (foetaal)/ 1 epsilon (volwassen)

Deze eiwitten vormen samen een buisvormig kanaal. Dit kanaal blijft dicht totdat 2 acetylcholine moleculen zich binden aan de twee alfa eiwitten waarnaar het kanaal zich opent. Negatieve ionen kunnen hier NIET doorheen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welk ion stroomt er voornamelijk door het acetylcholine-afhankelijke kanaal, en waarom? (2)

A

Vooral natrium:

  1. omdat alleen natrium en kalium in grote hoeveelheden aanwezig zijn in de extracellulaire en intracellulaire vloeistof.
  2. omdat het negatieve membraanpotentiaal de natriumionen naar binnen trekt en tegelijkertijd de uitstroom van kalium voorkomt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke structuren zorgen nog meer voor post-synaptische depolarisatie van de spiercel?

A

Voltage gated ionkanalen openen ook als de acetylcholine receptoren genoeg depolarisatie hebben gemaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Op welke manieren verdwijnt acetylcholine uit de synaptische spleet?

A
  1. Afbraak door acetylcholinesterase, dit zit voornamelijk vast aan de sponsachtige laag fijn bindweefsel welke de synaptische spleet bekleed.
  2. Diffusie uit de synaptische spleet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de drempelwaarde voor het genereren van een eindplaatpotentiaal?

A

-40mV, hier openen ook de spanningsafhankelijke kanalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Noem 2 oorzaken voor zwakke eindplaatpotentialen die niet de drempelwaarde halen.

A
  1. Curare, een medicijn dat het openen van de acetylcholine-afhankelijke kanalen blokkeert door competitief op de receptoren te gaan zitten.
  2. Botulinetoxine, een bacterieel gif dat de afgifte van acetylcholine door de zenuwuiteinden verminderd.
17
Q

Wat is de veiligheidsfactor van de NMJ?

A

Er wordt normaal 3x de benodigde eindplaatpotentiaal veroorzaakt –> hoge veiligheidsfactor dus.

18
Q

Waardoor treed vermoeidheid van de NMJ op?

A

Als er meer dan 100x per seconde een impuls komt voor meerdere minuten, raken de ACh blaasjes op. Onder normale omstandigheden komt dit vrijwel niet voor.

19
Q

In welke getallen verschilt initiatie en propagatie van een AP over spiermembraanvezels t.o.v. zenuwvezels? (3)

A
  1. Rustmembraan is -80mV, t.o.v. -60 mV (negatiever in spiercel).
  2. Duur van actiepotentiaal is 1-5ms, t.o.v. 0.2-1ms (langer in spiercel).
  3. De snelheid is 4m/s, t.o.v. 55m/s (stuk langzamer in spiercel).
20
Q

Wat zijn de T-tubuli en waarvoor dienen ze?

A

Voor maximale contractie is het nodig dat de AP’s/stroom diep in het spierweefsel penetreren in de buurt van de myofibrillen. Transversale tubuli verbonden met de extracellulaire vloeistof penetreren het spierweefsel van de ene naar de andere kant, zorgen dat calcium wordt vrijgelaten diep in het spierweefsel nabij de myofibrillen voor contractie.

21
Q

Uit welke delen bestaat het sarcoplasmatische reticulum in het T tubuli-sarcoplasmatische systeem? (2)

A
  1. Terminale cisternae, grote kamers die tegen de T tubuli aanliggen.
  2. Lange longitudinale tubuli, omringen het hele oppervlak aan myofibrillen.
22
Q

Hoe werkt het T-tubuli - Sarcoplasmatische Reticulum Systeem? (3)

A

1 - Er komt een actiepotentiaal over de T-tubule.

2 - Deze voltage verandering wordt opgemerkt door de dihydropyridine (DHP) receptoren, welke gelinkt zijn aan de calcium-afgifte kanalen ook wel ryanodine receptor kanalen (RyR) genoemd.

3 - stimulatie van ryanodine receptor kanalen opent calcium afgifte kanalen in de terminale cisternae als ook in de longitudinale tubuli hiervan.

23
Q

Hoe worden de calciumionen weer verwijderd uit het sarcoplasma? (2)

A
  1. Een continu actieve calciumpomp in het SR membraan, die calciumionen weg van de myofibrillen naar het SR pompt. Deze heet de SERCA pomp, ATPase (actief transport).
  2. Calsequestrine, calcium bindend eiwit in het reticulum.
24
Q

Hoe lang duurt de calcium puls in een skeletspiervezel?

A

0.05s (1/20 t.o.v. 1/3 in hartspierweefsel door lange duratie cardiale AP).

25
Q

Wat bevind zich aan de binnenkant van het oppervlakte van het neurale membraan? (2)

A
  1. de dense bars
  2. aan beide zijdes van de dense bars liggen de spanningsafhankelijke calciumkanalen. Deze gaan open wanneer er een actiepotentiaal zich voortplant door de terminal waardoor calciumionen vanuit de synaptische spleet naar binnen diffunderen
26
Q

Welk proces zorgt ervoor dat de acetylcholine blaasjes vrij kunnen bewegen naar de actieve zone binnen het presynaptisch neuraal membraan aangrenzend aan de dense bars?

A

De instroom aan calciumionen wordt verondersteld Ca2+ -calmoduline-afhankelijke proteïnekinase te activeren wat synapsin eiwitten, welke de blaasjes verankeren in de terminal, fosforyleert.

De blaasjes fuseren vervolgens met het neurale membraan en legen hun inhoud in de synaptische spleet. Dit proces heet exocytose.

27
Q

Wat bevind zich in het spiervezelmembraan aan receptoren en kanalen? (3)

A
  1. Acetylcholine receptoren
  2. Spanningsafhankelijke natriumkanalen
  3. Acetylcholine-afhankelijke ionkanalen, deze bevinden zich bijna geheel nabij de ingang van de subneurale kloven, welke direct onder de dense bars en uitgifte van acetylcholine liggen.
28
Q

Wat ontstaat er na instroom van natriumionen door de opening van de acetylcholine-afhankelijke kanalen?

A

een lokaal actiepotentiaal genaamd het eindplaatpotentiaal. Deze veroorzaakt vaak genoeg depolarisatie om andere spanningsafhankelijke natriumkanalen te doen openen resulterend in actiepotentiaal en contractie.

29
Q

Wat gebeurt er wanneer acetylcholine in de synaptische spleet niet opgeruimd zou worden?

A

blijft stimuleren/herstimulering.

30
Q

Wat is de excitatie-contractie koppeling?

A

proces waarbij elektrische prikkeling van het membraan zorgt voor een toename van de calciumconcentratie in de cel leidend tot contractie.

31
Q

Hoe komt het dat actiepotentialen die over het spiervezelmembraan worden verspreid tot diep in het spierweefsel reiken?

A

De T tubuli zijn interne extensies van het celmembraan, staan open naar de buitenkant van de spiervezel en bevatten dus ook het ECF rondom de spiervezel in hun lumen.

32
Q

Licht het T tubuli-sarcoplasmatische reticulum systeem toe.

A

De T tubuli zijn klein en lopen transversaal over de myofibrillen heen. Ze vertakken onder elkaar en vormen gehele vlakken tussen alle afzonderlijke myofibrillen.