Fysiologie vrouwelijk urogenitaal systeem Flashcards

1
Q

De menstruatie cyclus heeft maar één doel en functie, wat is dit?

A

voortplanting, hier kan fysiologisch gezien wel veel in fout gaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De menstruatiecyclus is niks anders dan een maandelijks samenspel van hormonen, waar zorgt dit voor? (3)

A
  1. vanuit ovarium eicel rijping en vrijlating
  2. in de tuba uterina bevruchting van de eicel
  3. implementatie van de bevruchte eicel in de baarmoeder wat zwangerschap oplevert.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De menstruatie cyclus is op te splitsen in fases, welke fases? (2)

A

Ovulatie vormt middelpunt.

  1. Alles wat voor de ovulatie begint, noemen we de folliculaire fase.
  2. Alles wat na de ovulatie begint, noemen we de luteale fase.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat wordt gezien als dag 1 van de menstruatiecyclus/zwangerschapsperiode?

A

De dag waarop het bloeden start bij een vrouw.

Als start van de algehele cyclus wordt dag 1 tot 5 aangehouden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoelang duurt de menstruatiecyclus?

A

duurt gemiddeld 28 dagen (4 weken). Hierbij is de folliculaire fase dag 1 tot 14 en de luteale fase dag 15 tot 28.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Op dag 1 start het bloeden en dus de menstruatiecyclus, hiervoor kijken we naar de dag ervoor (dag 28) want waarom begint het bloeden?

A

dit komt door het afsterven van het corpus luteum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het corpus luteum?

A

het overblijfsel van de beschermlaag van de eicel die gesprongen is, wordt ook wel het gele lichaam genoemd. Deze blijft nog een tijd werkzaam (productie hormonen) en zorgt ervoor dat tijdens de zwangerschap het eitje de kans krijgt om zich in te nestelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat gebeurd er als de eicel niet innesteld?

A

Dan neemt het eitje de hormoonhuishouding niet over van het corpus luteum en sterft het corpus luteum op den duur af. Dit leidt tot de menstruatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke hormoonspiegels worden laag als gevolg van het afsterven van het corpus luteum?

A

progesteron en oestradiol (E2). Hierdoor wordt het endometrium (binnenbekleding baarmoeder) afgestoten en begint de menstruatie als resultaat van de hormonen die dus niet op peil worden gehouden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat gebeurt er als nog meer als gevolg van het dalen van de serumspiegels E2 (oestradiol) en progesteron?

A

Het wegvallen van de negatieve feedback (E2 en progesteron) op de hypofyse, dit zorgt voor stijging van FSH en LH afgifte. Hierdoor wordt een nieuw cohort follikels gestimuleerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat gebeurt er tijdens menstruatie dag 5 tot 14?

A

Periode van start menstruatiecyclus tot ovulatie.

LH-productie zorgt voor balans FSH want je wil maar één eisprong en niet meerdere tegelijkertijd. Daarnaast zorgt LH-productie voor stimulering van de cellen in het ovarium om androgenen te produceren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat doen androgenen?

A

Worden geproduceerd door cellen in het ovarium onder invloed van LH, worden hier onder invloed van FSH omgezet in oestradiol (E2) wat een remmende werking heeft op de FSH afgifte.

Daarnaast stimuleert FSH de proliferatie van granulosacellen waardoor de serumspiegels van oestradiol stijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat doet de anticonceptie pil?

A

deze bevat oestrogeen en progesteron, dit zorgt ervoor dat vanaf het begin van de cyclus het FSH laag wordt gehouden waardoor er geen rijping en dus geen eicelsprong plaatsvind. (ontwikkeling van antrale follikels tot dominant follikel wordt voorkomen)

Er vind eigenlijk dus maar een halve menstruatiecyclus plaats want rijping van de baarmoeder gebeurt nog wel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Veel anticonceptie middelen maken gebruik van progestageen, wat doet dit?

A

door progestageen vindt er geen eisprong plaats en is de baarmoeder wat dikker zodat innesteling nooit plaat kan vinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke andere anticonceptiemiddelen naast de pil zijn er nog meer? (4)

A
  1. Spiraal, voor de spiraal wordt vaak gekozen wanneer er lichaam niet goed reageert op de pil of wanneer de vrouw opziet tegen het dagelijks slikken van de pil. Er zijn twee soorten spiraaltjes. Namelijk het koperspiraal of een hormoonspiraal. Koper zorgt er in dit geval voor dat de zaadcellen van de man inactief worden. Een hormoonspiraal zoals Kyleena of Mirena bevat progestagenen.
  2. Implanon, een implanon wordt vlak onder de huid ingebracht. Het staafje bevat progestageen.
  3. Prikpil, bij de prikpil wordt er via een naald progestageen ingespoten. Dit moet elke 12 weken herhaald worden.
  4. Nuvaring, vaginale ring waarin de hormonen oestrogeen en progestageen verwerkt zijn.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het dominant follikel?

A

een rijpe follikel, slechts één follikel zal voldoende receptoren hebben om verder te ontwikkelen, meer granulosacellen te krijgen en de E2 spiegel verder te laten stijgen. Dit rijpe (dominante) follikel is veel groter dan de andere kleine antrale follikels.

17
Q

De baarmoeder (uterus) moet klaar zijn voor innesteling, welke effecten werken op de uterus?

A

nadat het endometrium tijdens menstruatie is afgestoten, bouwt deze zich weer op vanuit de basale laag onder invloed van de stijgende oestradiol serumspiegel. Hierdoor komt het endometrium in de proliferatiefase. Kort pre-ovulatoir, wanneer de oestradiol spiegel hoog is, is het endometrium zo’n 8-10 mm dik.

18
Q

Wat gebeurd er tijdens de ovulatie (dag 14-16)?

A

De snelle stijging van oestrogeenconcentratie die net voor de ovulatie ontstaat, stimuleert de LH-secretie door een positief terugkoppelmechanisme. Er ontstaat dus een sterke stijging (pieken) in LH en FSH waarbij FSH zorgt voor de laatste rijping van het follikel maar LH hier eigenlijk het hoofdhormoon is en zorgt dat de sprong kan plaatsvinden.

Follikels kunnen bijna 2 centimeter groot worden en sommige vrouwen kunnen de eisprong voelen.

19
Q

LH is hoofdhormoon tijdens de ovulatie, wat is de functie van de LH piek? (4)

A
  1. onder invloed van LH piek maakt de eicel de eerste meiotische deling mogelijk waarbij een vruchtbare haploïde cel (23 chromosomen) ontstaat.
  2. Aanmaak proteolytisch enzym dat de follikelwand opblaast waardoor de eicel “springt”.
  3. Enzymshift van oestrogeen naar progesteron, wanneer de eicel gesprongen is gaat vooral progesteron ertoe doen.
  4. Bruikbaar voor ovulatie meter (meten wanneer piek is, aanpassing sex). Ovulatie kan echter ook eerder of later dan 14e dag geschieden.
20
Q

Wat gebeurd er tijdens de luteale fase (dag 14 tot 28)?

A

Lage oestrogeen spiegel, hoge progesteron spiegel door corpus luteum. Het follikel zonder eicel zet de productie van progesteron nog enkele dagen voort waardoor het eicel de tijd heeft voor transport en innesteling. Progesteron houdt namelijk de bekleding van de baarmoeder in stand.

In de uterus vindt de verdere ontwikkeling voor innesteling van de bevruchte eicel plaats. De cervix (baarmoederhals) sluit zich en wordt taai/ontoelaatbaar voor zaadcellen.

21
Q

Wat gebeurd er tijdens > dag 21 ?

A

dan moet het innestelen gebeuren of gebeurd zijn, anders geeft het corpus luteum op.

Situatie 1 = geen innesteling, daling van progesteron leidt tot prikkeling van de uterus om endometrium af te stoten.

Situatie 2 = na bevruchting eerste stadia van embryonale ontwikkeling in de tuba en innesteling, progesteron blijft op niveau en toename HCG productie (wat alleen aanwezig is bij zwangerschap). Placenta ontwikkeling wat zorgt voor voeding embryo en hormonale regelkringen.

22
Q

Wat is de functie van de ovaria?

A

Productie van de eicellen, dit is een periodiek en cyclisch proces in de geslachtsrijpe periode. Hierna verschrompelen de ovaria.

23
Q

Wat is de geslachtsrijpe periode?

A

16 jaar tot overgang, dit is gemiddeld rond 52 jaar.

24
Q

Waardoor wordt de menstruatiecyclus primair aangestuurd?

A

De cyclus staat onder strenge hormonale controle, primair aangestuurd vanuit de hypothalamus-hypofyse. Maar ook door organen zelf.

25
Q

Wat zijn primordiale follikels?

A

De voorlopers van de latere follikels, ofwel oer geslachtscellen (oöcyten) omgeven door een laag mantelcellen (follikelcellen). Deze ontwikkelen zich voor de geboorte in het ovarium. Er zijn er veel meer dan nodig en degene die niet uitgroeien tot rijpe follikels verschrompelen tot niks.

26
Q

Vanaf de puberteit beginnen dus de menstruatiecycli waarbij iedere keer één eicel rijpt, wanneer vallen deze cycli stil?

A

Tijdens de menopauze, kan jaren duren. Veel vrouwen hebben hier last van (opvliegers).

27
Q

Hoe lang duurt de bevruchting (van eisprong tot aankomst baarmoeder)?

A

Gemiddeld gezien een dag of 5. Kort stuk waarover het vervoerd moet worden maar dit gaat heel traag.

28
Q

Het hormonale systeem wat de menstruatie regelt valt in te delen in niveaus, welke zijn dit? (3)

A

hoofdniveaus:

  1. hypothalamus, produceert GnRH
  2. hypofyse, produceert FSH en LH

lokaal niveau:
3. eierstokken, produceert oestradiol en progesteron

29
Q

Onvruchtbaarheid is iets wat veel vrouwen treft, wat is het verschil tussen totale onvruchtbaarheid en uitgebleven vruchtbaarheid?

A

Bij uitgebleven vruchtbaarheid wordt er lang over gedaan om zwanger te raken.

30
Q

Wat is het verschil tussen anovulatie en dysovulatie?

A

anovulatie = geen eisprong, bij dysovulatie zijn er problemen met de eisprong. Beide kunnen optreden als gevolg van hormonale stoornissen of afwijkingen aan de eierstokken. Dit kan gewenst zijn (anticonceptie) of ongewenst.

31
Q

Wat kunnen anatomische afwijkingen van het vrouwelijk urogenitaal systeem zijn?

A

bijvoorbeeld afsluiting eileiders, fibroom, poliepen, synechieën of aangeboren afwijkingen.

32
Q

Wat kan er misgaan in de baarmoeder waardoor onvruchtbaarheid zou kunnen optreden?

A

onvoldoende baarmoederslijmvlies of slijm van slechte kwaliteit.

33
Q

Wat is het verschil tussen onvruchtbaarheid en niet zwanger blijven?

A

miskraam.