H8.2: Diagnosestelling type 1 en type 2 diabetes mellitus Flashcards
prediabetes
- IFG: impaired fasting glucose: nuchter glucose 5.6-6.9
- IGT: impaired glucose tolerance: niet-nuchter 7.8-11
- HbA1C (lange termijn) verhoogd
alfa cel in eilandjes van langerhans
glucagon
beta cel in eilandjes van langerhans
- insuline
- proinsuline
- C-peptide : afbraakproduct van insuline
- amyline : invloed op eetlust
insuline productie eilandjes van langerhans
proinsuline. hier worden twee stukjes van afgeknipt: proinsuline en C-peptide. wat overblijft is insuline
hoe kan je aan het bloed zien of iemands glucose afkomstig is van hunzelf op niet?
C-peptide levels: glucose dat je inspuit hoef je niet zelf te maken dus daarbij wordt ook geen C-peptide afgesplitst
verschillende fasen van insuline secretie
- basaal: er is altijd wel wat insuline aanwezig om het metabole mechanisme in stand te houden
- eerste fase: insuline die klaarlag in vesicles worden afgegeven
- tweede fase: nieuwe insuline wordt gemaakt
plekken waar insuline inwerkt
- spier
- lever
- vet
insuline effecten bij koolhydraat metabolisme
- transport van glucose over de membraan (spier, vet)
- stimulatie van glycolyse (spier, vet)
- stimulatie van glycogeensynthese (lever, spier, vet)
- remming van glycogenolyse en gluconeogenese (lever)
insuline effecten bij lipide metabolisme
- stimuleert opbouw en opslag in vet
- remt afbraak van vet en vrijkomen van vetzuren
insuline effecten bij eiwit metabolisme
- stimuleert eiwitsynthese
- remt proteolyse
type 1 diabetes
- pancreas maakt geen insuline
- absolute insuline deficientie
- auto-immuun reactie op eigen beta cellen
type 2 diabetes
- cellen reageren niet goed op insuline: insuline-resistentie
- relatieve insuline deficientie
- vermogen van de pancreas om insuline te maken neemt af in de tijd
klinische verschillen tussen de twee typen diabetes
- type 1: jong, slank, ketoacidose/ketonen, direct insuline behoeftig, verhoogde antistoffen (doordat het een autoimmuun ziekte is)
- type 2: ouder, overgewicht, geen directe insuline behoefte
LADA
- vorm van diabetes
- combinatie van type 1 en 2: lijkt op type 1 maar komt wel op oudere leeftijd voor en het is niet zo heftig in zijn presentatie
bij welk type spelen HLA genen een rol?
1
welk type is inflammatoir
2
welke klachten bij diabetes?
- glucosurie: je plast dat suiker uit en daarmee komt water
- polyurie
- polydipsie
- polyphaghie als reactie op calorieverlies
- gewichtsverlies: = calorieverlies in urine
= afbraak spier en vet
= vochtverlies - slapte, moeheid
- jeuk
- infecties
verschil in klachten bij type 1 en type 2
- type 1 veel meer gewichtsverlies en moeheid, en KETOACIDOSE
- type 2: wazig zien, maarin principe alle klachten maar heel subtiel
ketoacidose bij type 1
geen insuline, dus vetweefsel wordt afgebroken (insuline bouwt dit normaal gesproken op), waarbij ketonen worden geproduceerd. op den duur wordt het bloed te zuur.
ontstaan van type 1 diabetes
- genetische predispositie
- factoren van moeder tijdens zwangerschap
- infectie dus immuunreactie
diagnostische criteria
- Hba1c > 48 (suikers geplakt aan rode bloedcel)
- nuchtere glucose > 7
- na zo’n suiker drankje 2u > 11
- random glucose > 11
Hba1c
- parameter waarop wordt gekeken of behandeling goed is of niet
- geglycolyseerde hemoglobine
- daar plakt glucose aan gedurende de 3 maanden leeftijd van ery’s
- het zegt: hoe goed is de suiker geweest de afgelopen 3 maanden?
- klopt niet bij bloedziekte of transfusie of grote bloeding of hemolyse ofzo
Hba1c streefwaarden
- tijdens behandeling < 53
- mensen > 70 met korte ziekte behandeling: 54-58 (minder streng want als oude mensen vallen tijdens een hypo breken ze iets)
- menssen > 70 met lange ziekte behandeling: 54-64
verschil tussen type 1 en 2 behandeling
- type 2 orale medicatie mogelijk
- type 1 altijd insuline
medicatieklassen type 2 diabetes
STAP 1 = LEEFSTIJL
1) metformine: verlaagt bloedsuiker en eetlust
2) SU derivaten: zetten pancreas aan tot hogere productie insuline
3) DPP4-remmers: GLP1 afbreker
4) GLP1-receptor agonist: darmhormoon stimulerend
5) SGLT2-remmers: meer suiker uitplassen
6) insulines
korte termijn gevolgen van diabetes
- hyper
= ketoacidose
= hyperosmolaire ontgregeling: (type2) alle elektrolyten raken van slag door de hoge glucose en uitdrogen - hypo
= door behandeling:
ketonen
zuur dat door het lichaam wordt aangemaakt wanneer vetten als energiebron wordt gebruikt bij insulinetkort
kenmerken diabetische ketoacidose
- hyperglycemie > 15
- ketonen in urine ( en bloed)
- acidose pH <7.3