H7.3: Geneesmiddelafbraak-1 Flashcards

1
Q

4 processen farmacokinetiek

A
  • absorptie
  • distributie
  • metabolisme
  • eliminatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waardoor kan de biologische beschikbaarheid van een medicijn worden verminderd?

A
  • vernietigd in maag-darm kanaal
  • niet geabsorbeerd
  • vernietigd in darmwand
  • vernietigd in lever (first pass effect)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

biologische beschikbaarheid

A

hoeveel van de dosis bereikt daadwerkelijk intact de systemische circulatie. het percentage is tov wanneer het iv wordt toegediend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

in welke vorm passeert een geneesmiddel membranen?

A

niet-geïoniseerde vorm: HA en niet A-

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

lidocaine

A

niet oraal toepasbaar vanwege afbraak door maagzuur en in lever

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

propranolol

A

variabele systemische concentraties door groot first pass effect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat heeft nog meer buiten de soort stof invloed op werking?

A

wanneer valt het uiteen
wanneer wordt het afgebroken
is het een capsule
omhulsel van capsule

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

verdelingsvolume: Vd =

A

hoeveelheid geneesmiddel in lichaam/
concentratie geneesmiddel in bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Vd van 6L

A

geneesmiddel alleen in bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Vd van 12 L

A

geneesmiddel in bloed en interstitium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Vd van 42 L

A

totale lichaamswater (iemand van 70 kg)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

waardoor kan een Vd anders uitkomen dan het echt is?

A

door biologische beschikbaarheid of het geneesmiddel bevindt zich ook in andere compartimenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

waartussen kan een geneesmiddel zich allemaal verdelen?

A
  • systemische circulatie
  • weefsel reservoir
  • plaats van werking receptoren

kan per plek vrij of gebonden aan eiwitten voorkomen. als het is gebonden wordt het minder snelgeëlimineerd omdat het lichaam eiwitten niet graag afbreekt (dus dan is het inactief maar wel beschermd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

welke fractie is actief en kan gemetaboliseerd/uitgescheiden worden?

A

alleen de vrije fractie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

de vrije fractie neemt toe bij

A
  • gelijktijdig gebruik van meerdere geneesmiddelen die aan eiwit binden (competitie)
  • nierinsufficiëntie (eiwitverlies)
  • leverinsufficientie (< eiwitaanmaak)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat voor metabolisme vindt er plaats met de geneesmiddelen in het lichaam?

A
  • vetoplosbaar/niet-geïoniseerd => wateroplosbaar/geïoniseerd zodat het snel in opgeloste vorm het lichaam kan verlaten
  • actief => inactief
  • actief => actief
  • niet-actief => actief (prodrug)
17
Q

waarom prodrug?

A

vroege afbraak voorkomen

18
Q
A
19
Q
A