CBL endocrieno Flashcards
In de eilandjes van Langerhans zitten:
Alfa-cellen die glucagon maken.
- Glucagon verhoogt de glucosespiegel.
Bèta-cellen, welke insuline maken
- en daarmee de glucosespiegel ku verlagen
DM diagnose
D/ DM1:
- glycemie (IV bloedname) -> 2 afwijkende meting nog zo klachtenvrij, 1 afwijkende meting voldoende bij klachten
- HbA1c: nl 4-6%, DM > 6,5%
- glucosurie = indicatief, maar geen bewijs
D/ DM2:
- idem (meestal asympt en toevallig vondst, soms pas diagnose bij verwikkelingen)
Stel hoge glycemie MAAR onder diabetes grens (IGT) -> OGTT (75 g glucose drinken, vss metingen glycemie): nl < 140, IGT 140 < glyc < 200, DM > 200
glycemie: nl vs diabetes
nuchter:
- nl < 100 mg/dl
- DM > 126 mg:dl
niet-nuchter
- nl < 140
- DM > 200
S/ hypo- en hyperglycemie
- hypo: zweten, tremor, wazig zicht, duizelig, honger
- hyper: veel plassen, droge mond / dorst, vermoeid, urogenit infectie (vb cystitis)
glucosurie, polyurie, polydipsie, nycturie. Vaak ook asthenie, vermagering (owv eiwit- en vetafbraak), ↑ vatbaarheid infecties.
-> D/
DM
verwikkelingen DM
- macrovasculaire pathologie (versnelde atherosclerose)
- microangiopathie (nefropathie, retinopathie)
- neuropathie (glucose = vergif voor neuronen)
- diabetes voet
- …
=> Goede glycemiecontrole om al deze verwikkelingen te voorkomen! Vooral bij DM type 1 zien we microvasculaire complicaties! Macrovasculaire complicaties vooral bij T2DM.
diabetische nefropathie verloop
- in begin ↑ GFR owv hyperfiltratie
- nadien pas nefropathie met micro-albuminurie.
- Daarna macro-albuminurie.
- Finaal: ESRD (irreversibel).
Klachten nefropathie? Nee!
- Komen pas op consultatie als ze grammen eiwitten uitplassen & oedemen h.
- DUS screenen: 24u urine collectie !
- Niet via albustix, want detecteert proteinurie pas 500mg eiwitten
DM1 vs DM2
DM I: insuline deficiëntie
- absoluut tekort aan insuline want AIZ: destructie Beta cellen.
- => Spoor andere AIZ op (Addison, vitiligo, schildklierlijden Graves,RA…)
- Jongere pt:18-35j
DM II: insuline resistentie
- Falende insulinesecretie + verminderde insuline gevoeligheid
- meer multimorbiditeit! => Hypertensie, dyslipidemie, obesitas, sedentarisme,…metabool syndroom
- Oudere pt: 60j (met CV risicoprofiel)
diabetische keto-acidose (DKA)
< insuline tekort bij DM1 (DM2 doorgaans geen ketoacidostisch coma want voldoende residuele insulinesecretie -> ernst lipolyse beperkt
=> bv bij: relatief insulinetekort (infectie, alcoholgebruik, HK, AMI, …), nieuwe diagnose, niet therapietrouw
S/
* Polyurie en dorst
* braken, nausea (door ketonen)
* Buikpijn (splanchische VC)
* ↓ BWZ (door acidose; 10% coma)
* * Dyspnee - Kussmaul AH (lijkt op hyperventilatie, maar GEEN zak op mond) - acetongeur adem
* huid: droog en gedeshydrateerd
DKA wat zie je in bloed en urine?
bloed
- glycemie vaak > 250 mg/dl (maar kan ook tss 200-250, vingerprik)
- metabole acidose
- hypoNa < gestegen osmolaliteit
- hyperK of nl K < acidose
- ketonen serum +
urine
- ketonen
- glucose ++
DKA R/
vocht! (2L over 2u, want pt enorm uitgedroogd)
insuline (je wil van de ketonen af)
ionen substitutie zo nodig
- oa Kalium (= vals nl door acidose MAAR totaal deficit: K gt cellen in gedreven worden door insuline toediening)
DM1 R/
glycemiecontrole: insuline SC (100E/ml)
=> vooral gebruik insuline-analogen
- snelwerkend: Humalog, Novarapid (snelle resorptie, kortwerkend)
- traagwerkend: Glargine, Lantus, Toujeo (trage, stabiele absorptie, lange werkingsduur, weinig fluctuatie in dagprofiel)
=> basaal bolus systeem:
- 3x1 snelle (voor ontbijt/middag/avondeten)
- 1x1 trage (voor slapen)
=> onvoldoende glycemiecontrole ondanks intensieve zelfcontrole -> SCII
Educatie & zelfcontrole
- Motivatie!
- Leren KH tellen in hun dieet
- Leren wat hun inspanning gaat doen met hun glycemie
Dieet
Lichaamsbeweging (spieren nemen meer glucose op)
ter info DM: max 10% van je dosis per keer veranderen. Dus pt krijgt 40eenheden Lantus, 4eenheden minder/meer )
/
hypoglycemie -> metabole coma
kliniek
o Plots ontstaan
o Zweten
o Beven
o Bleekheid
o Wazig zicht, hoofdpijn
o Bizar gedrag
o Uiteindelijk: coma
//
o Huid = warm en vochtig
o Ademhaling = oppervlakkig
BN:
Glycemie < 50
R/
glucose 15g PO/IV
of glucagone 1 mg IV/IM/SC
diabetes out of the blue bij pt zonder CV risicoprofiel -> cave
pancreascarcinoom
incretine: concept
darmhormonen die worden uitgescheiden na nuttigen van maaltijd
- insuline ↑ (bij PO glucose dus meer insulinesecretie dan bij IV glucose zelfde dosis)
- tegelijk ook glucagon ↓
=> vertraagt maaglediging + versterkt verzadigingsgevoel
=> Incretines werken op GLC afhankelijke manier! -> voordeel: GEEN GEVAAR VOOR HYPOGLYCEMIE
DM2 R/
behandeling DM2 bestaat uit:
(A) LEVENSSTIJL
- dieet (BMI < 25 krijgen: 10% G↓ op 6-12m, evt diëtiste) (beperking alcohol en snel resorbeerbare KH)
- lichaamsbeweging (30 min 3x/w)
- rookstop
(B) MEDICAMENTEUS
-> CV risico
- statine (PRIM of SEC preventie)
- BD controle: 1e keuze ACE-I (2e: BB, CCB, diuretica, centrale anti-HT): liefst < 130/80mmHg
- aspirine low dose (asaflow 80mg/d) = SEC preventie bij MI of CVA
-> glycemie verlaging
- insuline therapie zo forse ontregeling (hyperglyc >300mg/dl)
(andere indicaties: keto-acidose, lever- of nierinsuff, zws wens, CI OAD)
=> stappen (ga stap hoger wnr glyc na 3m nt ok en gn forse ontregeling):
- metformine = 1e keuze (500 of 850 mg/d)
- toevoegen OAD (vb sulfonylureumderivaat: glicazide), of indien BMI > 30 GLP1 agonist
- toevoegen GLP1 agonist of 3e OAD (vb DPP4 remmer)
- blijvend onvoldoende: insuline therapie (vb middellangwerkend insuline 1x/d toevoegen, voorkeur NPH insuline, bv ‘s avonds vr slapen)
//
educatie: doel R/ (glyc, HbA1c, BD waarden)
- optimalis QoL
- op korte termijn sympt corrigeren en hyper/hypoglycem comata vermijden
- op lange termijn preventie verwikkelingen (micro/macro/neuro/diabetesvoet) en dus maximale controle glycemie
evt diabetesdagboek (bij < 60 en > 200: laten opschrijven wrm pt denkt deze waarde)
belang jaarlijkse controles (24u urine collectie, fundoscopie, voetzorg)
evt extra diabeteseducator sessie
target LDL
~ CV risiscocategorie
- laag risico: < 116 mg/dl
- matig risico: < 100
- hoog risico: < 70
- zeer hoog risico: < 55
hyperlipidemie R/
start statine monotherapie
-> zo onvoldoende: ophogen dosis OF combinatie statine+ezetemibe
(opm: hoge TG beh h geen effect op preventie hartaandoeningen)
DM streefdoel HbA1c
HbA1c < 7%
Orale antidiabetica
Biguanide / metformine
DPP4-inhibitoren (gliptine)
SGLT2-inhibitor (gliflozine)
Sulfonylurea / sulfamide
Gliniden
Glitazonen / thiazolidinediones
Incretine mimetica = GLP1 analogen
Acarbose = a-glucosidase inhibitor
*opm: PO toediening, behalve GLP1 analogen (SC, PO vorm op komst)
Biguanide / metformine
- werking
daling glucose output lever
verhoogde perifere gevoeligheid insuline
Biguanide / metformine
- voordelen
goede glycemieregeling
gunstige effecten op (micro- en) macrovasculaire eindpunten
geen significant risico hypoglycemie
geen gewichtstoename
goedkoop
Biguanide / metformine
- CI
nierinsufficiëntie met eGFR < 30 ml/min
leverinsufficiëntie
Biguanide / metformine
- NW
GI stoornissen
(R/ start aan lage dosis + inname gedurende maaltijd)
lactaatacidose (-> kan fataal z)
vit B12 deficiëntie (-> pernicieuze anemie)
metformine dosis
Start met 1-2x 500mg/d
=> ophogen tot 3x 850mg/d
Bij creatinineklaring 45-60 GFR: max 2-850mg
DPP4-inhibitoren (gliptine)
- werking
= incretine enhancers
-> Inhibitie GLP1 afbraak
-> glucose afhankelijke insuline secretie + suppressie endogene glucagonsecretie
DPP4-inhibitoren (gliptine)
- voordelen
Weinig NW
Geen dosisveranderingen nodig bij NI
Geen effect op het lichaamsgewicht
Gering risico van hypoglykemie
DPP4-inhibitoren (gliptine)
- NW
Hypoglykemie bij associëren met een hypoglykemiërend sulfamide of insuline.
Gastro-intestinale stoornissen, hoofdpijn, duizeligheid, gewrichtspijnen
SGLT2-inhibitor (gliflozine)
- werking
inhibitie natriumglucose-cotransporter 2 (SGLT2) thv de nieren
-> inhibitie reabsorptie glucose nier -> glucosurie
SGLT2-inhibitor (gliflozine)
- voordelen
Gering risico van hypoglykemie
Lichte gewichtsdaling
Cardiovasculair benefit, vooral op hartfalen
Renoprotectief effect
(bij diabetische nefropathie met macro-albuminurie)
SGLT2-inhibitor (gliflozine)
- CI
nierfunctiebeperking
SGLT2-inhibitor (gliflozine)
- NW
Hypoglykemie, bij associatie met een hypoglykemiërend sulfamide of insuline
urinaire en gynaecologische infecties
mogelijk verhoogd fractuurrisico
Sulfonylurea / sulfamide
- werking
Stimulatie endogene insuline secretie
Sulfonylurea / sulfamide
- voordelen
Krachtige werking
Sulfonylurea / sulfamide
- CI
nier- of leverlijden
combinatie met gliniden
Sulfonylurea / sulfamide
- NW
Hypoglycemie
Gewichtstoename
Gastro-intestinale stoornissen
Overgevoeligheidsreacties
Gliniden
- werking
structuur die verschilt van deze vd sulfamiden,
maar het werkingsmechanisme (= stimulatie vd insulinesecretie) is vergelijkbaar
(vb. repaglinide)
Gliniden
- voordelen
Het effect van repaglinide treedt sneller op dan dit van de hypoglykemiërende sulfamiden, en de werkingsduur is korter.
Dit leidt soms tot een betere controle vd postprandiale hyperglykemie, maar de klinische relevantie hiervan is onduidelijk.
Gliniden
- CI
Combinatie met hypoglykemiërende sulfamiden.
Ernstige leverinsufficiëntie
Gliniden
- NW
Hypoglycemie
Gewichtstoename
Gastro-intestinale stoornissen
Allergische huidreacties
Glitazonen / thiazolidinediones
- werking
Reductie insulineresistentie thv de skeletspieren
& verminderen de glucoseproductie in de lever
Glitazonen / thiazolidinediones
- CI
Hartfalen
Blaaskanker
Leverinsufficiëntie
Glitazonen / thiazolidinediones (TZD)
- NW
Water- en zoutretentie
-> uitlokken/verergeren hartfalen
Hypoglycemie (vnl in combi met andere antidiabetica)
Gewichtstoename
Gastro-intestinale stoornissen
Hoofdpijn, duizeligheid.
Verhoogd fractuurrisico.
Macula-oedeem.
Licht verhoogd risico van blaaskanker.
Zelden: leverfunctiestoornissen.
Incretine mimetica = GLP1 analogen
- werking
(= analogen van het incretinehormoon GLP-1)
Glucose afhankelijke insuline-secretie + suppressie endogene glucagon secretie
(opm: werken langer in combi met DPP4i)