9. Quiz? Motivatie en emotie Flashcards

1
Q

Waarop heeft extrinsieke motivatie betrekking?

A

Op externe prikkels die een organisme tot actie aanzetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Noem minimaal drie voorbeelden van extrinsieke beloningen.

A
  1. Eten
  2. Drinken
  3. Lof
  4. Materiële beloningen
  5. Financiële beloningen
  6. Seks
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe noemen we de theorie die als volgt wordt omschreven: Mensen worden gemotiveerd om aan taken te werken als ze verwachten daarin succesvol te zijn en als ze de resultaten van hun werk waarderen, zowel de dingen die ze produceren als de beloningen daarvoor.

A

Verwachtingstheorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarop heeft intrinsieke motivatie betrekking?

A

In het algemeen heeft intrinsieke motivatie betrekking op een activiteit (werk of spel) waaraan iemand zich wijdt omwille van de activiteit zelf, ongeacht externe beloningen of straffen. Je doet het omdat je er een psychologische behoefte mee bevredigt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke test ontwikkelde David McClelland om mensen hun motieven te onthullen?

A

TAT (Thematic Apperception Test)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke drie aspecten meet de PMT?

A
  1. Prestatiemotief
  2. Positieve faalangst
  3. Negatieve faalangst
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Als een intrinsieke motivatie verschuift naar een extrinsieke motivatie noemen we dit?

A

Overrechtvaardiging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe noem je de toestand waarin je intens geïnteresseerd en geconcentreerd bent op een probleem of activiteit waardoor je alle gevoel van tijd kwijtraakt?

A

Flow

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Niet-aangeleerde gedragingen die bij de gehele soort voorkomen en het gevolg zijn van duidelijk identificeerbare stimuli, worden in het kort ook wel … genoemd.

A

Gefixeerde actiepatronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe noemen we de toestand van energie of spanning die een organisme beweegt om een biologische behoefte te vervullen?

A

Biologische drijfveer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat kan de drijfveertheorie niet verklaren?

A

Waarom organismen die het aan niets ontbreekt, soms toch actie ondernemen om een bepaalde stimulatie te vergroten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Benoem de zes klassen van de behoeftehiërarchie van Maslow.

A
  1. Biologische behoeften
  2. Behoefte aan veiligheid
  3. Liefde, behoefte aan hechting en verbondenheid
  4. Behoefte aan waardering
  5. Zelfactualisatie
  6. Zelftranscendentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Volgens welke drie niveaus van Kenricks team kunnen we de behoeftehiërarchie beschouwen?

A
  1. Het functionele
  2. Het proximale
  3. Het ontwikkelingsanalyseniveau
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Benoem de 5 lagen van Maslows behoeftehiërarchie die herzien is door de evolutionaire psychologie.

A
  1. Directe biologische behoeften
  2. Veiligheid en bescherming
  3. Liefde (affectie, ergens bij horen), verbondenheid, affiliatie
  4. Waardering (respect) en status
  5. Seks en ouderschap
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Uit welke drie basisbehoeften bestaat de zelfdeterminatietheorie?

A
  1. Autonomie
  2. Competentie
  3. Verbondenheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarop legt de instincttheorie de nadruk, als het gaat om motivatie?

A

Biologische processen die gedragspatronen motiveren die specifiek zijn voor een soort.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waarop legt de drijfveertheorie de nadruk, als het gaat om motivatie?

A

Behoeften leiden tot drijfveren die gedrag motiveren totdat ze gereduceerd zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waarop legt de psychodynamische theorie van Freud de nadruk, als het gaat om motivatie?

A

Motivatie komt voort uit onbewuste behoeften; onze motieven ondergaan veranderingen tijdens die ontwikkeling van kind naar volwassene.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waarop legt Maslows behoeftehiërarchie de nadruk, als het gaat om motivatie?

A

Motieven komen voort uit behoeften die geordend zijn volgens een bepaalde prioriteit (een behoeftehiërarchie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waarop legt de evolutionaire theorie de nadruk, als het gaat om motivatie?

A

Motivatieprioriteit wordt bepaald door functionele, proximale en ontwikkelingsfactoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waarop legt de zelfdeterminatietheorie de nadruk, als het gaat om motivatie?

A

Na vervulling van basisbehoeften zijn mensen van nature intrinsiek gemotiveerd hun omgeving vorm te geven ten behoeve van groei en integratie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoe noemde Masters en Johnson de menselijke reacties tijdens een vrijpartij?

A

Seksuele responscyclus

23
Q

Uit welke vier fases bestaat de seksuele responscyclus?

A
  1. De verlangfase
  2. De opwindingsfase
  3. De orgastische fase
  4. De herstelfase
24
Q

Welke delen van de hersenen van vrouwen vertonen minder activiteit tijdens een orgasme?

A

Hersendelen die over emotionele controle gaan zoals de amygdala en prefrontale cortex.

25
Q

Uit welke vier samenhangende onderdelen bestaan emoties?

A
  1. Fysiologische arousal
  2. Cognitieve interpretatie
  3. Subjectieve gevoelens
  4. Gedragsmatige expressie
26
Q

Wat voor soort respons geeft fysiologische arousal?

A

Veranderingen op neuraal, hormonaal, visceraal (de inwendige organen betreffend) of musculair nivea.

27
Q

Wat voor soort respons geven subjectieve gevoelens?

A

Persoonlijke ervaring van de interne affectieve toestand.

28
Q

Wat voor soort respons geeft cognitieve interpretatie?

A

Betekenis toekennen aan de emotionele ervaring op grond van herinneringen en perceptuele processen.

29
Q

Wat voor soort respons geven gedragsmatige reacties?

A

Emotie uitdrukken door gebaren, gezichtsuitdrukkingen of andere handelingen.

30
Q

Noem voorbeelden die geassocieerd worden met fysiologische arousal.

A
  1. Versnelde hartslag
  2. Blozen
  3. Verbleken
  4. Zweten
  5. Snel ademhalen
31
Q

Noem voorbeelden van subjectieve gevoelens.

A
  1. Woede
  2. Verdriet
  3. Geluk
32
Q

Noem voorbeelden van cognitieve interpretatie.

A
  1. Iemand de schuld geven
  2. Een bedreiging waarnemen
33
Q

Noem voorbeelden van gedragsmatige reacties.

A
  1. Glimlachen
  2. Huilen
  3. Om hulp roep
34
Q

Noem de primaire emoties.

A
  1. Vreugde
  2. Angst
  3. Verbazing
  4. Boosheid
  5. Verdriet
  6. Onbehagen
35
Q

Noem de secundaire emoties.

A
  1. Trots
  2. Schaamte
  3. Medelijden
  4. Hoop
  5. Onzekerheid
36
Q

Pure emoties zijn volgens Frijda?

A

Primaire emoties

37
Q

Sociale emoties zijn volgens Frijda?

A

Secundaire emoties

38
Q

Noem de acht elementaire emoties van Robert Plutchik.

A
  1. Vreugde
  2. Acceptatie
  3. Angst
  4. Verassing
  5. Verdriet
  6. Afkeer
  7. Woede
  8. Verwachting
39
Q

Welke elementaire emoties kunnen mensen over ter wereld volgens Ekman en zijn collega’s herkennen?

A
  1. Verdriet
  2. Angst
  3. Woede
  4. Afkeer
  5. Minachting
  6. Geluk
  7. Verassing
40
Q

Op welke twee manieren worden emoties in de hersenen verwerkt?

A
  1. Onbewuste verwerking (snelle route): Dit omvat de automatische, reflexmatige reacties van de amygdala en andere subcorticale structuren in het limbisch systeem. Deze reacties zijn vaak snel en onbewust, wat betekent dat ze zich voordoen zonder bewuste intentie of controle. Ze zijn gericht op het snel signaleren en reageren op emotioneel relevante stimuli, zoals gevaar of beloning.
  2. Bewuste verwerking (langzame route): Dit omvat de verwerking van emotionele prikkels door hogere corticale gebieden, zoals de prefrontale cortex. Hier worden emotionele stimuli op een meer doordachte en bewuste manier geanalyseerd, geëvalueerd en geregeerd. Dit proces omvat het gebruik van cognitieve functies zoals redeneren, reflectie en besluitvorming om emotionele reacties te moduleren en aan te passen aan de context, sociale normen en persoonlijke doelen.
41
Q

Welke belangrijke hersengebieden zijn er betrokken bij emoties?

A
  1. Cerebrale cortex
  2. Limbische systeem
  3. Ventromediale prefrontale cortex
42
Q

De ..1.. lijkt met name positieve emoties te beïnvloeden (zoals geluk), terwijl de ..2.. negatieve emoties beïnvloedt (zoals woede).

A
  1. Linkerhersenhelft
  2. Rechterhersenhelft
43
Q

De plek die neurowetenschappers beschouwen als de ontmoetingsplaats van emotie en rede, dus waar je herinneringen aan fysiologische associaties zijn verbonden wordt … genoemd.

A

De ventromediale prefrontale cortex (VMPFC)

44
Q

Bij aangename emoties domineert het ..1.. zenuwstel en bij onaangename emoties domineert het ..2.. zenuwstelsel.

A
  1. Parasympatische
  2. Sympathische
45
Q

Wat zijn de belangrijkste neurotransmitters?

A
  1. Serotonine
  2. Epinefrine (adrenaline)
  3. Noepinefrine
46
Q

Hoe noemen we de theorie dat een emotieoproepende stimulus eerst een lichamelijke respons veroorzaakt, die vervolgens een emotie produceert?

A

James-Lange-theorie

47
Q

Hoe noemen we de theorie die stelt, dat een emotioneel gevoel en een interne fysiologische respons tegelijkertijd plaatsvinden?

A

Cannon-Bard-theorie

48
Q

Hoe noemen we het als de hersenen de lichamelijke toestand opslaan van een emotie?

A

Somatische markers

49
Q

Waaruit bestaat de tweefactortheorie van Stanley Schachter?

A
  1. De interne lichamelijke toestand
  2. De externe situatie
50
Q

In welke omstandigheden lopen we het grootste risico dat we onze arousal verkeerd interpreteren?

A

Misattributie

51
Q

Het vermogen om je emoties te begrijpen en te beheersen wordt … genoemd?

A

Emotionele intelligentie (EQ)

52
Q

Op welke vier onderdelen van emotionele intelligentie leggen Peter Salovey en Daisy Grenwal de nadruk?

A
  1. Het waarnemen van emoties
  2. Het gebruiken van emoties
  3. Het begrijpen van emoties
  4. Het beheersen van emoties
53
Q
A