12. Woordenlijst: Psychische stoornissen Flashcards

1
Q

Psychopathologie

A

Elk patroon van emoties, gedragingen of gedachten dat niet bij de situatie past en dat persoonlijk lijden veroorzaakt of het individu ervan weerhoudt om belangrijke doelen te realiseren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hallucinatie

A

Zintuiglijke beleving die niet overeenkomt met de werkelijkheid; kan op een psychische stoornis wijzen. Hallucinaties kunnen ook een andere oorzaak hebben, zoals drugsgebruik of langdurige afwezigheid van sensorische input.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waan

A

Extreme verstoring van het denken, waaronder hardnekkige, foutieve overtuigingen. Wanen vormen een belangrijk kenmerk van paranoïde stoornissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Affect

A

Term die verwijst naar een emotie of stemming.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Medisch model

A

Standpunt dat psychische stoornissen ziekten zijn die, net als lichamelijke ziekten, een objectieve oorzaak hebben en een specifieke behandeling vereisen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

DSM

A

De Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, die is uitgebracht door de American Psychiatric Association; wereldwijd het meest gebruikte classificatiesysteem voor psychologische en psychiatrische stoornissen. In 2013 is de nieuwste versie verschenen (de DSM-5).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Stemmingsstoornis

A

Abnormale verstoring in emoties of stemming, inclusief bipolaire en unipolaire stoornis. Stemmingsstoornissen worden ook wel affectieve stoornissen genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ernstige depressieve stoornis

A

Een stemmingsstoornis die wordt gekenmerkt door verlies van levenslust en/of zware neerslachtigheid. Het is een vorm van depressie die niet afgewisseld wordt met manische perioden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Aangeleerde hulpeloosheid

A

Een verschijnsel waarbij iemand geleerd heeft negatieve gebeurtenissen toe te schrijven aan zijn eigen persoonlijke gebreken of aan extreme omstandigheden waarover hij zelf geen controle denkt te hebben. Van mensen met aangeleerde hulpeloosheid wordt gedacht dat ze een extreem externe locus of control hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Seizoensgebonden depressie

A

Vorm van depressie waarvan men aanneemt dat ze wordt veroorzaakt door een gebrek aan zonlicht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bipolaire stoornis

A

Psychische afwijking die gepaard gaat met stemmingsschommelingen, van manie tot depressie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Angststoornis

A

Psychisch probleem waarvan het belangrijkste kenmerk angst is. Angststoornissen zijn onder meer paniekstoornissen, specifieke fobieën en obsessief-compulsieve stoornis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Gegeneraliseerde angststoornis

A

Een psychologisch probleem dat wordt gekenmerkt door hardnekkige en algemene gevoelens van angst zonder externe oorzaak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Paniekstoornis

A

Verstoring die wordt gekenmerkt door paniekaanvallen die geen verband houden met gebeurtenissen die het individu op dat moment ervaart.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Agorafobie

A

Angst voor openbare plaatsen en open ruimten; komt vaak voor bij patiënten met een paniekstoornis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Fobie

A

Angststoornis die wordt gekenmerkt door een pathologische angst voor een specifiek object of een specifieke situatie.

17
Q

Preparedness hypothesis

A

Het idee dat we een aangeboren, door natuurlijke selectie verworven neigen hebben om snel en automatisch te reageren op stimuli die voor onze voorouders levensgevaarlijk waren.

18
Q

Obsessief-compulsieve stoornis (OCS/OCD)

A

Aandoening die zich kenmerkt door patronen van aanhoudende ongewenste dwanggedachten en/of -gedragingen.

19
Q

Schizofrenie

A

Psychotische stoornis die wordt gekenmerkt door verstoring van gedachten, percepties en/of emoties.

20
Q

Psychose

A

Stoornis die gepaard gaat met ernstige verstoringen in de perceptie, het rationele denken of het affect (de emoties).

21
Q

Persoonlijkheidsstoornis

A

Conditie waarbij de persoon chronisch pervasieve, inflexibele en slecht aangepaste denkpatronen, emoties, sociale relaties of impulsbeheersing heeft, die een normaal functioneren bemoeilijken of onmogelijk maken.

22
Q

Diathese-stresshypothese

A

In verband met schizofrenie; de stelling dat genetische factoren een bepaald risico vormen, maar dat er stressfactoren uit de omgeving nodig zijn om deze mogelijkheid om te zetten in een werkelijke schizofrene stoornis.

23
Q

Autismespectrumstoornis (ASS)

A

Een stoornis die ernstige belemmeringen van de aandacht, de cognitie (denken en gerelateerde verstandelijke processen), de communicatie en het sociaal functioneren kan veroorzaken.

24
Q

Aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis (ADHD)

A

Een psychische stoornis die wordt gekenmerkt door gebrekkige impulscontrole, problemen met het zich concentreren op een taak gedurende een langere tijdsperiode, snel afgeleid zijn en overmatige activiteit.

25
Q
A