7. Quiz? Psychologische ontwikkeling Flashcards

1
Q

… is de psychologie van groei, verandering en consistentie gedurende het hele leven.

A

Ontwikkelingspsychologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe noemen psychologen het probleem van erfelijkheid en omgeving?

A

Nature-naturevraagstuk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke twee methode (beschreven in het boek) worden gebruikt om de effecten van nature en nurture af te wegen?

A
  1. Tweelingenonderzoek
  2. Adoptieonderzoek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Voor welke drie elementaire overlevingstaken beschikt een pasgeborenen?

A
  1. Voedsel vinden
  2. Contact maken
  3. Gevaarlijke situaties vermijden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe noemen we de periode tussen de conceptie en de geboorte?

A

Prenatale periode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Gifstoffen die de placenta niet kan uitfilteren zoals bepaalde drugs, chemische stoffen, zoals nicotine en alcohol en enkele kruiden en supplementen, zoals ginkgo en ginsen noemen we?

A

Teratogenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat betekend de afkorting FASS?

A

Foetaal Alcohol Spectrum Stoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke diagnose omvat de term FASS?

A

Foetaal Alcohol Syndroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bedenkt minimaal twee mogelijke ontwikkelingsproblemen bij FAS.

A

Hier zien enkele ontwikkelingsproblemen.
1. Een lager geboortegewicht en een geringere lichaamslengte.
2. Een kleinere schedel met eventuele afwijkingen aan het gezicht.
3. Een minder goed ontwikkeld zenuwstelsel.
4. Neurologische schade en geestelijke achterstand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke vier gevolgen kan blootstelling aan nicotine hebben voor het ongeboren kind?

A
  1. Laag geboortegewicht
  2. Leerstoornissen
  3. ADHD
  4. Wiegendood (SIDS)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De effecten van Cannabis zijn moeilijk aan te tonen, omdat gebruikers ook vaak tabak roken, drinken en soms ook andere drugs gebruiken. Welk klein effect is er gevonden?

A

Effect op geboortegewicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe noemen we de periode na de eerste maand van de geboorte?

A

Neonatale periode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Noem vijf aangeboren reflexen van baby’s?

A
  1. Posturale reflex (houdingsreflex)
  2. Grijpreflex
  3. Rooting-reflex
  4. Zuigreflex
  5. Stapreflex
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe noemen we de periode tot het kind achttien maanden tot twee jaar oud is?

A

Infancy (zuigelingentijd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Het proces waarbij ongebruikte verbinden tussen dendrieten en axonen verloren gaan noemen we?

A

Synaptic pruning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de term die psychologen gebruiken voor stimulatie en geruststelling door middel van lichamelijke aanraking?

A

Contactsteun

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waarom is een hechte emotionele band tussen het kind en een ouderfiguur zo belangrijk?

A

Het legt de basis voor alle andere hechte relaties in iemands leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

De ontwikkelingspsycholoog Mary Ainsworth heeft een laboratoriumexperiment ontwikkeld, hoe wordt deze genoemd?

A

Vreemde situatie (strange situation)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

In welke twee hoofdcategorieën vielen de reacties van kinderen in dit experiment?

A
  1. Veilige hechting
  2. Onveilige hechting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

In welke twee categorieën werden onveilig gehechte kinderen verdeeld?

A
  1. Angstig-ambivalent gehecht
  2. Vermijdend gehecht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe wordt het hechtingspatroon genoemd van kinderen die inconsistent en vaak tegenstrijdig gedrag vertonen?

A

Gedesorganiseerde en desoriënterende hechtingspatroon

22
Q

Wat is volgens Erikson de eerste belangrijke taak van een zuigeling?

A

Het ontwikkelen van een gevoel van vertrouwen in de wereld.

23
Q

Welke twee punten van kritiek is er op de acht psychosociale stadia van Erikson?

A
  1. Of deze acht fases voor iedereen in de voorgeschreven volgorde plaatsvindt, of dat verschillende mensen ze op verschillende tijdstippen kunnen doormaken.
  2. Dat het werk primair op zijn eigen klinische waarnemingen was gebaseerd en niet op nauwkeurige wetenschappelijke methoden.
24
Q

Hoe noemt Chomsky het geheel van structuren die spraak mogelijk maken?

A

Taalverwervingssysteem of LAD (language acquisition device)

25
Q

Als een kind zinnetjes van twee of drie woorden gaat gebruiken, is er sprake van?

A

Telegramspraak

26
Q

… zijn de kleinste nog betekenisvolle eenheden waaruit een woord bestaat.

A

Morfemen

27
Q

Hoe noemen we het proces wanneer mensen zicht mentale vaardigheden eigen maken?

A

Cognitieve ontwikkeling

28
Q

Welke drie ideeën stelt Piaget in zijn benadering centraal?

A
  1. Schema’s
  2. De interactie tussen assimilatie en accommodatie
  3. De stadia van cognitieve ontwikkeling
29
Q

Hoe noemt Piaget de mentale structuren die voor het interpreteren van concepten en gebeurtenissen zorgen?

A

Schema’s

30
Q

… is een psychologisch proces waarbij nieuwe informatie in bestaande schema’s wordt opgenomen.

A

Assimilatie

31
Q

… is een proces waarbij schema’s worden veranderd of aangepast om nieuwe informatie te kunnen opnemen.

A

Accommodatie

32
Q

Benoem Piagets vier fases van cognitieve ontwikkeling.

A
  1. Sensomotorische fase (babytijd)
  2. Preoperationele fase (Peuter- en kleutertijd)
  3. Concreet-operationele fase (vanaf het zesde jaar tot het begin van de adolescentie)
  4. Formeel-operationele fase (adolescentie)
33
Q

Benoem een kenmerk van de sensomotorische fase (circa 0-2 jaar).

A
  • Kinderen verkennen de wereld via hun zintuigen en motorische vaardigheden.
  • Objectpermanentie en doelgericht gedrag beginnen te ontstaan, in combinatie met het begin van symbolische gedachten.
34
Q

Benoem een kenmerk van de preoperationele fase (circa 2-7 jaar).

A
  • De gedachten van kinderen worden gekenmerkt door egocentrisme, animistisch denken, centratie en irreversibiliteit.
  • Symbolisch denken blijft zich ontwikkelen.
35
Q

Benoem een kenmerk van de concreet-operationele fase (circa 7-11 jaar)

A
  • Kinderen hebben besef van conservatie en ontwikkelen het vermogen om verstandelijke handelingen uit te voeren met beelden van concrete, tastbare voorwerpen.
36
Q

Benoem een kenmerk van de formeel-operationele fase (vanaf ongeveer 11 jaar).

A
  • Tieners en volwassenen in deze fase ontwikkelen het vermogen tot abstract redeneren en hypothetisch denken.
37
Q

… is het inzicht dat een ander bepaalde opvattingen, verlangens, en emoties kan hebben die verschillen van de eigen opvattingen, verlangens en emoties.

A

Theory of mind

38
Q

Psychologen gebruikten de term … voor de genetisch bepaalde, tamelijk stabiele manier waarop een individu reageert op situaties en externe stimuli.

A

Temperament

39
Q

Naast het genetisch component, waardoor wordt temperament nog meer gevormd bij kinderen?

A
  1. De ervaringen van het kind
  2. Het gedrag van de ouders
40
Q

Benoem de vier opvoedingsstijlen.

A
  1. Autoritaire opvoedingsstijl
  2. Autoritatieve opvoedingsstijl
  3. Permissieve opvoedingsstijl
  4. Onverschillige opvoedingsstijl
41
Q

Volgens psychologen begint de ..1.. op het moment dat de ..2.. begint.

A
  1. Adolescentie
  2. Puberteit
42
Q

De … zijn betrokken bij sociale en emotionele gedragingen, net als bij rationeel denken en oordelen.

A

Frontaalkwabben

43
Q

Wordt er in het puberbrein meer informatie verwerkt door de frontaalkwabben of de amygdala?

A

Amygdala

44
Q

Welke twee parallelle systemen kent ons brein om morele dilemma’s te verwerken volgens sociaalpsycholoog Jonathan Haidt?

A
  1. Emotie systeem
  2. Cognitieve systeem
45
Q

Hoe heten de drie niveaus van Kohlberg m.b.t. moreel redeneren?

A
  1. Preconventionele moraliteit
  2. Conventionele moraliteit
  3. Postconventionele (pricipiële) moraliteit
46
Q

Twee redenen voor moreel gedrag die aansluiten bij preconventionele moraliteit zijn?

A
  1. Pijn vermijden
  2. Ontvangen van beloningen
  3. Niet betrapt willen worden
  4. Wederzijdse voordelen
47
Q

Twee redenen voor moreel gedrag die aansluiten bij conventionele moraliteit zijn?

A
  1. Acceptatie winnen
  2. Regels volgen
  3. Afkeuring vermijden
  4. Strafmaatregelen vermijden
48
Q

Twee redenen voor moreel gedrag die aansluiten bij postconventionele (principiële) moraliteit zijn?

A
  1. Het welzijn van de maatschappij bevorderen
  2. Rechtvaardigheid bereiken
  3. In overeenstemming met je principes handelen
  4. Zelfveroordeling vermijden
49
Q

Wat blijkt uit onderzoek over de middelbare leeftijd in tegenstelling tot het stereotype ‘over het hoogtepunt heen zijn’?

A

Dat het een topperiode is voor ontwikkeling

50
Q

Welke meetbare winst is het gevolg van het op oudere leeftijd beginnen aan regelmatige lichaamsbeweging?

A

Door regelmatige lichaamsbeweging wordt bloed- en zuurstofvoorziening van de hersenen verbeterd, waardoor minder hersenellen afsterven, wat het concentratievermogen ten goede komt.