10. Woordenlijst: Persoonlijkheid: Theorieën van de gehele persoon Flashcards
Persoonlijkheid
De psychologische kenmerken die een zekere continuïteit verlenen aan het gedrag van een individu in verschillende situaties en op verschillende momenten.
Persoon-situatiecontroverse
Een theoretische discussie over de relatieve invloed van persoonlijkheidskenmerken en kenmerken van de omgeving op gedrag.
Karaktertrek
Stabiel persoonlijkheidskenmerk waarvan men aanneemt dat het zich in het individu bevindt en dat in verschillende omstandigheden een leidraad vormt voor zijn of haar gedachten en handelingen.
Persoonlijkheidsproces
De interne werking van de persoonlijkheid; omvat motivatie, emotie, perceptie en leren, en daarnaast ook onbewuste processen.
F-cultuur
Cultuur met een fijnmazige structuur: een volle, getailleerde en strakke structuur van omgangscodes en communicatieregels tussen mensen.
G-cultuur
Cultuur met een grofmazige structuur: een ruimer, losser en globaler stelsel van regels en codes.
Dispositie
Een psychische en fysieke kwaliteit of eigenschap van een persoon.
Dispositionele theorieën
Een verzamelnaam voor benaderingen van de persoonlijkheid op basis van temperament, karaktertrekken en persoonlijkheidstypen.
Vijf-factorentheorie
Een perspectief op karaktertrekken dat aangeeft dat persoonlijkheid is samengesteld uit vijf fundamentele persoonlijkheidsdimensies (ook bekend als de ‘grote vijf’ of Big Five).
MMPI-2
Veelgebruikt instrument voor het in kaart brengen van de persoonlijkheid. Geeft aan hoe hoog een individu scoort op tien belangrijke klinische trekken. De volledige naam luidt: Minnesota Multiphasic Personality Inventory.
Betrouwbaarheid
Kenmerk van een psychologische test die de mate aangeeft waarin de meetresultaten een afspiegeling zijn van de te meten variabele en vrij zijn van invloed van toevallige factoren. Dit betekent dat de test bij herhaalde toepassing ook ongeveer dezelfde meetuitslag geeft als men een stabiele trek meet.
Validiteit
Mate waarin een psychologische test meet wat hij geacht wordt te meten. Betrouwbaarheid is een voorwaarde voor validiteit.
Psychodynamische persoonlijkheidstheorie
Een groep theorieën waarvan Freud de grondlegger was. Deze theorieën richten zich op motivatie (met name op motieven vanuit het onbewuste) en op de invloed van de vroege jeugd op onze geestelijke gezondheid.
Humanistische persoonlijkheidstheorie
Een type theorie waarin het accent ligt op menselijke groei en potentieel in plaats van op psychische stoornissen. Theorieën van dit type benadrukken het functioneren van het individu in het heden in plaats van de invloed van gebeurtenissen in het verleden.
Existentiële theorieën
Theorieën die een gewenste verbinding beschrijven tussen het heden en een geïdealiseerde toekomst in de continue zoektocht naar de zin van iemands bestaand, diens doelstellingen en betekenis in het leven.
Sociaal-cognitieve theorie
Theorie die het belang beschrijft van leren, perceptie en sociale interactie voor de persoonlijkheid.
Psychoanalyse of psychoanalytische theorie
Freuds persoonlijkheidstheorie en de methode die die hij toepaste in de behandeling van psychische stoornissen.
Onbewuste
Het deel van de geest waarvan een individu zich niet bewust is, maar waar zich onderdrukte impulsen, drijfveren en conflicten bevinden die geen toegang hebben tot het bewuste.
Libido
Het freudiaanse concept van psychische energie die individuen aanzet tot het ervaren van sensueel genot.
Id
Het primitieve, onbewuste deel van de persoonlijkheid. Bevat de fundamentele drijfveren en onderdrukte herinneringen.