5. Woordenlijst: Geheugen Flashcards
Informatieverwerkingsmodel
Een cognitieve benadering van het geheugen, die de nadruk legt op de wijze waarop informatie systematische verandering ondergaat bij het coderen, opslaan en terughalen ervan.
Geheugen
Elk systeem (van een mens, een dier of een apparaat) dat informatie codeert, opslaat en terughaalt.
Coderen
De eerste elementaire functie van het geheugen. Heeft te maken met het omzetten van informatie in een vorm die het beste in het geheugensysteem past.
Opslaan
De tweede elementaire functie van het geheugen. Heeft te maken met het langdurig bewaren van gecodeerd materiaal.
Terughalen
De derde elementaire functie van het geheugen. Heeft te maken met het lokaliseren en weer in het bewustzijn terugbrengen van informatie uit het geheugen.
Sensorisch geheugen
Het eerste van de drie geheugenstadie, waarin de sensorische indrukken van stimuli korte tijd worden bewaard of geregistreerd; ook wel sensorisch register genoemd.
Werkgeheugen
Het tweede van de drie geheugenstadia, met een zeer beperkte inhoud. Zonder repeteren worden indrukken van waargenomen gebeurtenissen of ervaringen op z’n hoogst een minuut bewaard.
Chunking
Proces waarbij stukjes informatie georganiseerd worden tot een kleiner aantal betekenisvolle eenheden (chunks). Op deze manier creëer je ruimte in het werkgeheugen.
Repeteren
Proces waarbij informatie steeds herhaald wordt om te voorkomen dat de informatie vervaagt in de tijd dat die in het werkgeheugen zit. Repeteren vereist geen actieve verwerking.
Elaboratie
Een proces van het werkgeheugen waarin informatie actief wordt verwerkt door die te verbinden met kennis die al in het langetermijngeheugen is opgeslagen.
Theorie van verwerkingsniveaus
Verklaring voor het feit dat informatie die grondig wordt gekoppeld aan betekenisvolle items in het langetermijngeheugen (zoals door elaboratie) beter herinnerd wordt dan oppervlakkig gekoppelde informatie.
Langetermijngeheugen (LTG)
Het derde van de drie geheugenstadia, met de grootste capaciteit en waar informatie het langst wordt vastgehouden. In welk deel van het langetermijngeheugen de informatie wordt opgeslagen, is afhankelijk van de betekenis.
Procedureel geheugen
Afdeling van het LTG waar herinneringen liggen opgeslagen over hoe dingen gedaan moeten worden (weten hoe). Wordt ook wel motorisch geheugen genoemd.
Declaratief geheugen
Afdeling van het LTG waar expliciete informatie wordt opgeslagen, ook wel feitengeheugen (weten dat) genoemd. Het declaratief geheugen heeft twee onderafdelingen: het episodisch geheugen en het semantisch geheugen.
Episodisch geheugen
Afdeling van het declaratief geheugen waar herinneringen aan persoonlijke gebeurtenissen, oftewel ‘episodes’ liggen opgeslagen.
Semantisch geheugen
Afdeling van het declaratief geheugen waar algemene kennis ligt opgeslagen, zoals de betekenis van woorden en concepten.
Schema
Een algemeen conceptueel raamwerk dat verwachtingen genereert van thema’s, gebeurtenissen, voorwerpen, mensen en situaties in iemands leven.
Infantiele amnesie
De onmogelijkheid om zich gebeurtenissen uit de eerste twee of drie jaar van het leven te herinneren.