4.1 Het bekken Flashcards

1
Q

Waar lopen het lig. sacrospinale en het lig. sacrotuberale?

A

lig. sacrospinale: van spina ischiadica naar os sacrum
- foramen ischiadicum majus: m. piriformis
- foramen ischiadicum minus: m obturatorius internus
lig. sacrotuberale: van tuber ischiadicum naar os sacrum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de functie van het bekken en in welke mate verschilt dit tussen man en vrouw?

A

Functie: voortbeweging, houding, geboortekanaal
Verschil tussen man en vrouw
- man: groot acetabulum, kleine arcus pubis, kleine mediolaterale diameter
- vrouw: klein acetabulum, grote arcus pubis, grote mediolaterale diameter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bespreek de bouw van de bekken.

A
  • bekkeningang of conjugata vera (afstand tss promontorium en symphysis)
  • bekkenuitgang of conjugata recta (afstand tss os coccygis en symphysis)
  • grote bekken (ingewanden) en kleine bekken (bekkenbodem): linea terminalis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de symphysis pubica en wat kan er misgaan?

A

= vlak gewricht (amfiartrose) met een hyalien/vezelige intra-arcticulaire discus, versterkt door het lig. pubicum superius en inferius

  • symphysis pubic disorder (bij zwangere vrouwen)
  • osteitis pubis en diastasis pubis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het lumbosacraal gewricht?

A

= articulatie tussen L5 en promontorium die instaat voor de transmissie van gewicht HAT naar bekken en onderste lidmaat
- schuifkrachten maken het gewricht gevoelig voor letsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het sacroiliacaal gewricht en voor welke beweging staat het in?

A

= synoviaal, concavo-convex gewricht tussen os ilium en os sacrum met een beperkte beweeglijkheid

  • nudatie: voorwaartse rotatie sacrum, crista iliaca naar binnen (uitdrijffase: grotere bekkenuitgang)
  • tegennudatie: achterwaartse rotatie sacrum, crista iliaca naar buiten (indalingsfase: grotere bekkeningang)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke ligamenten verstevigen het lumbosacrale en sacroiliacale gewricht?

A
  • lig. iliolumbale: beperkt nudatie en lateraalflexie
  • ventrale en dorsale SI ligamenten: stabiliteit en beperkt tegen-nudatie
  • lig. sacroiliacum interosseum: stabiliteit en proprioceptie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke zijn de bekkenbodemspieren?

A

m. coccygeus: continu met lig. sacrospinale
m. levator ani
- m. puborectalis: via lig. ano-coccygeum op os coccygis
- m. pubococcygeus: lateraal van m. puborectalis
- m. iliococcygeus: ontspringt uit arcus tendineus
Functie: caudale aflijning kleine bekken (hangmat) en defaecatie
Innervatie: n. pudendus (S2-4) en rr. ventrales (S2-4)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de regio perinealis?

A

= regio caudaal van bekkenbodemspieren, bestaande uit de anale en de urogenitale driehoek

  • afgelijnd door symphysis pubica, os coccygis, ramus ischiopubicus, lig. sacrotuberale, tuber ischiadicum
  • perineaal membraan gelegen tussen diepe en oppervlakkige perineale ruimte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bespreek de spieren in de regio perinealis.

A

Diafragma urogenitale: mm. transversi perinei profundus en superficialis (+ centrum tendineum + hiatus urogenitalis)
Oppervlakkige spierlaag in perineale regio:
- m. ischiocavernosus
- m. bulbospongiosus: erectie en ejaculatie
- m. sphincter ani externus
- m. sphincter urethrae externus: sfincter en continentie
Innervatie: n. pudendus (S2-4)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly