2.8 De handspieren Flashcards

1
Q

Uit welke spieren bestaat de anatomische snuifdoos?

A

Afgelijnd door drie lange extensoren van de duim, die samen diagonaal lopen over de dorsale zijde van de onderarm:

  • m. abductor pollicis longus (dorsale zijde basis MC1)
  • m. extensor pollicis brevis (dorsale zijde basis grondkootje duim)
  • m. extensor pollicis longus (dorsale zijde basis eindkootje duim)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bespreek de m. abductor pollicis brevis.

A
  • tuberculum scaphoideum, trapezium, retinaculum mm. flexorum (en pees APL)
  • basis grondkootje duim (lateraal sesambeen)
  • abductie en oppositie duim samen met andere thenarspieren
  • n. medianus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bespreek de m. flexor pollicis brevis.

A
  • retinaculum mm. flexorum en os trapezium (superf.), os trapezoideum en os capitatum (prof.)
  • basis grondkootje duim (lateraal sesambeen)
  • flexie CMC en MCP, abductie mediaal geroteerde duim, oppositie samen met andere thenarspieren
  • n. medianus en n. ulnaris
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Bespreek de m. adductor pollicis.

A
  • palmaire zijde basis MC2-3, os capitatum en os trapezoideum (obliquum), palmaire zijde MC3 (transversum)
  • mediale zijde grondkootje duim (mediaal sesambeentje)
  • adductie
  • n. ulnaris
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bespreek de m. opponens pollicis.

A
  • retinaculum mm. flexorum, tuberculum ossi trapezii
  • laterale boord MC1
  • rotatie duim naar oppositie
  • n. medianus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bespreek de m. abductor digiti minimi.

A
  • os piriforme, pees FCU
  • mediale zijde basis grondkootje pink
  • abductie
  • n. ulnaris
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bespreek de m. flexor digiti minimi.

A
  • palmaire zijde retinaculum mm. flexorum, hamulus ossis hamatum
  • antero-mediale zijde basis grondkootje pink
  • flexie
  • n. ulnaris
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bespreek de m. opponens digiti minimi.

A
  • palmaire zijde retinaculum mm. flexorum, hamulus ossis hamatum
  • mediale rand MC5
  • rotatie MC5 naar duim, flexie CMC5 gewricht
  • n. ulnaris, r. profundus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bespreek de m. palmaris brevis.

A
  • retinaculum mm. flexorum, aponeurosis palmaris
  • huid handpalm
  • komvorming handpalm, bescherming vaatbundel
  • n. ulnaris, r. superficialis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de loge van Guyon?

A

= de ruimte tussen het hamulus ossis hamatum en het os piriforme waarin de n. ulnaris en de a. ulnaris lopen.
- m. palmaris brevis vormt dak (compressie n. ulnaris!)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bespreek de mm. interossei palmares.

A
  • palmaire zijde MC2-4-5 (mediale zijde MC1, vaak afwezig)
  • mediale (1,2) of laterale (3,4) zijde grondkootje
  • adductie naar derde vinger en flexie MCP gewricht + extensormechanisme
  • n. ulnaris
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Bespreek de mm. interossei dorsales.

A
  • basis MC1/2-2/3-3/4-4/5
  • mediale (3,4) en laterale (2,3) zijde grondkootje
  • abductie van derde vinger en flexie MCP gewricht + extensormechanisme
  • n. ulnaris
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bespreek de mm. lumbricales.

A
  • pezen van FDP in handpalm
  • laterale zijde overeenkomstige pezen EDC
  • extensie PIP, zwakke flexie MCP + extensormechanisme
  • n. medianus (I-II) en n. ulnaris (III-IV)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het extensormechanisme?

A

= gecontroleerde powertransfer van krachtige FDP naar zwakkere EDC door toename of afname rek in mm. lumbricales.

  • laat dynamische verkorting van EDC toe in gestrekte polsposities, zodat deze effectief kan functioneren thv. de vingers
  • koppelt MCP flexie aan IP extensie en vice-versa in duw-trek vaardigheden zoals naaien of schrijven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat gebeurt er bij een klauwhand?

A

Verlies functie mm. interossei en lumbricales: verlies MCP flexie en IP extensie
(vooral bij pink en ringvinger: n. medianus kan compenseren in index en middenvinger)
- maneuver van Bouvier: door dorsale druk wordt hyperextensie verhinderd en kan EDC wel extensie IP verzorgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke letsels heb je aan de strekkersaponeurose?

A

Mallet vinger: letsel eindpees (DIP in flexie)

Boutonniere vinger: letsel middenslip (PIP in flexie)

17
Q

Bespreek de peesscheden van de hand.

A

Verstevigingen in de membrana fibrosa van de peesschede van de vinger: ringbanden (anularia) en kruisbanden (obliqua)
- vincula zijn belangrijk voor bevloeiing van de pezen

18
Q

Welke aandoeningen zijn er geassocieerd aan de peesscheden?

A
  • tendosynovitis: ontsteking peesschede
  • triggerduim/vinger: verdikking fibreuze schede flexorpees (flexie mogelijk, extensie passief met hapering)
  • De Quervain tendosynovitis: positieve test van Finkelstein (ontsteking peesschedes EPB en APL)
  • Dupuytren contractie: verdikking bindweefsel handpalm
19
Q

Hoe worden de handpalm en de handrug bevloeid?

A

Handpalm:
- a. ulnaris: arcus palmaris superficialis (aa. digitales palmares communes)
- a. radialis: arcus palmaris profundus. (aa. metacarpales palmares)
Handrug:
- a. interossea posterior
- r. carpalis dorsalis (ulnaris en radialis): aa. metacarpales dorsales naar aa. digitales dorsales