1.9 Biomechanica Flashcards

1
Q

Wat zijn weerstandskrachten?

A

Frictie of Fμ = μ x Fz met wrijvingscoëfficiënt μ

Luchtweerstand (afhankelijk van oppervlakte, snelheid, vorm, … lichaam)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn spierkrachten?

A

Spierkracht is afhankelijk van momentarm, vezeltype en fysiologische doorsnede. De kracht werkt even sterk op de insertie als op de oorsprong (3e wet van Newton).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de verschillende fysiologische doorsnedes?

A

Parallel: snelle beweging, grote bewegingsruimte
Geveerd: krachtige beweging, kleine bewegingsruimte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de verschillende vezeltypes?

A

Rode vezels of slow-twitch fibers (type I): traag, efficiënt
- veel mitochondria en capillairen
- oxidatieve fosforylatie
- beenspieren marathonlopers
Witte vezels of fast-twitch fibers (type IIa-b): snel, krachtig
- minder uithouding door glycogeendepletie en lactaatproductie
- anaerobe glycolyse
- beenspieren sprinters

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het Moment en de Momentarm?

A
Moment M = F x d x sin(θ) wordt veroorzaakt door een kracht F die op een bepaalde afstand d van het draaipunt inwerkt, resulterend in rotatie [Nm].
Momentarm MA  (M = F x MA) is de loodrechte afstand tussen de inwerkende kracht en het draaipunt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is arbeid?

A

Arbeid is het product van kracht en verplaatsing of W = F.Δx.cosθ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is vermogen?

A

De hoeveelheid arbeid die verricht wordt per tijdseenheid of P = W / Δt = F x v

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is momentum en impuls?

A

lineair momentum of p = m x v
angulair momentum of L = I x ω met I = inertiemoment of traagheidsmoment
Impuls = de verandering in kracht over tijd of impuls = F x t (wet van behoud van momentum!)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn hefbomen?

A

1e klasse: L - fulcrum - E (hoofd op nek)
2e klasse: fulcrum - L - E (op tenen staan)
3e klasse: L - E - fulcrum (bicep curls)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is stress en strain?

A

Stress = spanning = F/A
Strain = vervorming = ΔL/L0
Young’s modulus = stress/strain [Pa] = maat voor elasticiteit van structuur (hoe hoger, hoe harder)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly