2.7 De handgewrichten Flashcards

1
Q

Bespreek het distale radio-ulnaire gewricht.

A

= tussen incisura radialis en circumferentia articularis.
- versterkt door ligg. radio-ulnaria palmare en dorsale, discus ulnocarpalis, membrana interossea en m. pronator quadratus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de functie van de membrana interossea antebrachii?

A

= schuin verloop vezels van radius naar ulna (transmissie kracht hand < radius < ulna < humerus)
- stevige verbinding tussen radius en ulna
- compartimentalisering onderarmspieren
- aanhechting onderarmspieren
(proximaal en distaal opening voor vaatbundels: a. interossea anterior en posterior)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bespreek het polsgewricht.

A

= bestaat uit een proximaal (radiocarpaal) en een distaal (mediocarpaal) gewricht met het os scaphoideum als connectie.

  • radiocarpaal: synoviaal eigewricht tussen concave distale radius en convexe proximale rij carpalia (discus ulnocarpalis, vezelig gewrichtskapsel, ligamenten)
  • mediocarpaal: grote synoviale intercarpale gewrichtsholte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Bespreek de intrinsieke en extrinsieke ligamenten van het polsgewricht.

A

Intrinsiek
- dorsaal: dorsal intercarpal, dorsal scapholunate
- palmair: palmar scapholunate
Extrinsiek
- dorsaal: dorsal radiocarpal
- palmair: radioscaphocapitate, short radiolunate, ulnocapitate

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de Watson test?

A

Na een val of impact thv. de hand kunnen er fracturen of letsels van de ligamenten zijn, die kunnen leiden tot instabiliteit van de carpalia. Met deze test oefen je druk uit op het scaphoid terwijl de patiënt de pols van ulnair- naar radiaaldeviatie brengt. Zo test je de pols op een letsel van het lig. scapholunatum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bespreek het trapeziometacarpaal gewricht.

A

= zadelgewricht met beweging rond 2 assen en rotatie dat belangrijk is voor manipulatie.
- bij flexie rotatie door gewrichtsvorm en sterkere mediale ligamentaire controle dan lateraal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is rhizartrose?

A

= artrose van het TMC gewricht

- behandeling: total joint arhroplasty (trapeziectomie en ligamento-/tendinoplastie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bespreek de carpometacarpale gewrichten.

A

CMC II en III: omliggende ligamenten beperken beweeglijkheid van deze gewrichten, enkel glijbewegingen mogelijk.
CMC IV en V: grotere bewegingsruimte (vorming kom met hand)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bespreek de metacarpophalangeale gewrichten.

A

= eigewrichten tussen metacarpalia en proximale phalangen met een gewrichtskapsel.
- ligg. collateralia, ligg. palmaria, ligg. metacarpalia transversa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een skiduim?

A

= gamekeeper’s thumb = hyperextensie eerste metacarpophalangeale gewricht, waarbij de ligg. collateralia zijn aangedaan en het grondkootje geluxeerd is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bespreek de interphalangeale gewrichten.

A

= simpele scharniergewrichten (PIP en DIP), maar de aanwezigheid van een eccentrisch geplaatst lig collaterale zorgt ervoor dat vingers bij flexie naar de duim toe roteren.
- ligg. palmaria

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de handfunctie?

A
Precisiegreep = maximale oppositie duim en wijsvinger (contractie FDP en FPL)
Pincetgreep = submaximale oppositie duim en wijsvinger (contractie FDS en thenarspieren) -> teken van Froment
Krachtgreep = palmaire greep (contractie vingerbuigers, mm. interossei en thenarspieren)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly